ECLI:NL:RBGEL:2018:3610

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
05/840216-18 + 05/840305-18 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een reeks winkeldiefstallen

Op 16 augustus 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van meerdere winkeldiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op verschillende data en locaties, waaronder Zutphen, Wierden, Haaksbergen, Doetinchem en Alkmaar, een reeks diefstallen heeft gepleegd. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van brilmonturen, parfumverpakkingen, een smartwatch en mobiele telefoons. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één van de tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overige feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte op professionele wijze te werk zijn gegaan, wat heeft geleid tot aanzienlijke financiële schade voor de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er civiele vorderingen behandeld van benadeelde partijen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding heeft toegewezen aan een van de partijen, maar de vordering van een andere partij niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840216-18 + 05/40305-18 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 16 augustus 2018
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 05/840216-18 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 december 2017, te Zutphen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 17, althans een of meer, brilmontu(u)r(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2017, te Wierden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 6, althans een of meer, verpakking(en) met parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2018, te Haaksbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 8, althans een of meer, brilmontu(u)r(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam 1] en/of aan [naam winkel 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 26 januari 2018, te Haaksbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 7, althans een of meer, brilmontu(u)r(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam winkel 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 26 februari 2018, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een smartwatch, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam winkel 5]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op of omstreeks 26 februari 2018, te Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (mobiele) telefoon (van het merk [merk] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan de [naam winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op of omstreeks 27 februari 2018, te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (mobiele) telefoon (van het merk [merk] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan de [naam winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/840305-18 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2018, te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (mobiele) telefoon (van het merk [merk] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan de [naam winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2a. Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het feit dat aan [verdachte] is tenlastegelegd onder parketnummer 05/840305-18, is eveneens aan hem tenlastegelegd onder feit 7 van de tenlastelegging met parketnummer 05/840216-18. Nu [verdachte] volgens het ne bis in idem beginsel slechts één keer voor hetzelfde feit vervolgd kan worden, verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk in de vervolging voor het onder parketnummer 05/840305-18 tenlastegelegde feit.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten gepleegd bij opticiens en [naam winkel 2]
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 4: diefstal bij [naam winkel 4] in Haaksbergen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen bij de [naam winkel 4] in Haaksbergen. Daartoe is aangevoerd dat uit het proces-verbaal van bevindingen en de aangifte volgt dat verschillende monturen uit de winkel bleken te missen nadat [verdachte] samen met [medeverdachte] in de winkel was geweest.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen en de aangifte kan worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte] op 26 januari 2018 samen de [naam winkel 4] in Haaksbergen binnen zijn gekomen. Vlak nadat zij de winkel weer hadden verlaten bleek een zevental monturen uit de winkel te zijn verdwenen. Op grond hiervan kan de rechtbank echter niet vaststellen dat het ook daadwerkelijk [verdachte] en [medeverdachte] zijn geweest, die deze monturen hebben weggenomen. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van dit feit.
Overige feiten
Ten aanzien van feit 1: de diefstal bij [naam winkel 1] in Zutphen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen.
Beoordeling door de rechtbank
De diefstal
Aangeefster heeft verklaard dat op 6 december 2017 bij [naam winkel 1] in Zutphen een diefstal van brilmonturen heeft plaatsgevonden. Deze brilmonturen behoren toe aan [naam winkel 1] . [2] [verdachte] heeft verklaard dat hij deze diefstal heeft gepleegd. [3] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat op voormelde datum bij de [naam winkel 1] in Zutphen een diefstal heeft plaatsgevonden van verschillende brilmonturen door [verdachte] .
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 6 december 2017 samen met [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] )bij de [naam winkel 4] in Zutphen aanwezig was. [4] Zij ontkent echter dat zij daar brillen heeft weggenomen. De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of zij betrokken was bij de diefstal door [verdachte] .
De rol van [medeverdachte]
heeft verder verklaard zichzelf te herkennen op printscreens van de camerabeelden van 6 december 2017 van [naam winkel 4] in Zutphen. [5] Ook [verdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op deze printscreens. [6] Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [verdachte] en [medeverdachte] de man en de vrouw zijn die te zien zijn op de camerabeelden.
Op deze camerabeelden is te zien dat [verdachte] en [medeverdachte] samen de winkel binnenlopen. [medeverdachte] loopt naar de brillen die gezien vanuit de camera links in het schap hangen. Onder deze brillen staat een bruin kastje, deze is dicht. [verdachte] blijft iets achter [medeverdachte] en loopt dan ook naar het schap rechts in beeld. Hij gaat vervolgens met zijn rechtervoet in de richting van het kastje, omdat [medeverdachte] ervoor staat is niet duidelijk te zien wat [verdachte] met zijn voet doet, maar ineens is de la open. [verdachte] gaat vervolgens meerdere keren met zijn rechterhand in de la. Telkens stopt hij zijn rechterhand in de linker binnenzak van zijn jas. Na de laatste keer zit de la ineens weer dicht. [7] [verdachte] heeft verder verklaard dat hij de brilmonturen buiten de winkel aan [medeverdachte]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] )heeft gegeven. [8]
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat [verdachte] de brilmonturen bij de [naam winkel 4] in Zutphen heeft gestolen. Hij heeft hiertoe, zoals blijkt uit de camerabeelden, ook alle wegnemingshandelingen verricht. Nu aldus vaststaat dat [medeverdachte] deze handelingen niet heeft verricht, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of zij desalniettemin als medepleger van de diefstal van [verdachte] kan worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Niet alleen was [medeverdachte] samen met [verdachte] in de [naam winkel 4] aanwezig op het moment dat hij de brilmonturen wegnam, zij heeft – door tussen hem en de camera te gaan staan – er ook voor gezorgd dat niet alle handelingen van [verdachte] te zien waren op de camerabeelden. De rechtbank leidt daaruit af dat [medeverdachte] [verdachte] ten tijde van de diefstal heeft afgeschermd. Tot slot heeft [medeverdachte] samen met [verdachte] de winkel weer verlaten en heeft hij buiten de winkel de weggenomen brilmonturen aan haar gegeven.
De rechtbank oordeelt, gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] de weggenomen brilmonturen heeft gestolen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen bij de [naam winkel 1] in Zutphen.
Ten aanzien van feit 2: de diefstal bij [naam winkel 2] in Wierden
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , namens [naam winkel 2] Wierden, p. 12;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 132;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 178 en 179.
Ten aanzien van feit 3: de diefstal bij [naam winkel 3] in Haaksbergen
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 januari 2018 zijn bij [naam winkel 3] in Haaksbergen 8 brilmonturen gestolen. Deze brilmonturen behoren toe aan [naam 1] . [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen (primair).
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 26 januari 2018 samen met [medeverdachte]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] )bij de [naam winkel 3] in Haaksbergen aanwezig was. Hij herkent zichzelf ook op de printscreens van de camerabeelden die op die dag bij de [naam winkel 3] gemaakt zijn. [10] [medeverdachte] heeft ook verklaard dat zij zichzelf herkent op de voormelde printscreens. [11] De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat [verdachte] en [medeverdachte] op de datum van de diefstal samen bij de [naam winkel 3] in Haaksbergen aanwezig waren en dat zij de personen zijn die te zien zijn op de voormelde camerabeelden van die datum.
Aangeefster heeft verklaard dat op deze camerabeelden te zien is dat een stel 8 brilmonturen wegneemt. Nadat het stel binnen is gekomen staat de vrouw
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] )met haar gezicht naar de wand en pakt afwisselend monturen uit het schap en bekijkt deze. De man
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] )staat naast haar, maar omdat [medeverdachte] tussen hem en aangeefster in staat, kan aangeefster niet goed zien wat [verdachte] doet. [medeverdachte] schermt [verdachte] in feite af. Terwijl [medeverdachte] net doet alsof ze monturen aan het bekijken is, stopt [verdachte] telkens een bril in de linker binnenzak van zijn jas. Na 8 stuks te hebben weggestopt loopt het stel weer naar voren in de winkel waarna ze niet lang daarna naar buiten lopen. [12]
De camerabeelden zijn ook door een verbalisant bekeken. De verbalisant ziet dat de vrouw van het stel een bril pakte en voor haar gezicht hield en dat de man van het stel een bril van onder uit de wand pakte en deze met zijn rechterhand in de linker binnenzak van zijn jas stopte. Hij ziet ook dat dit zo’n acht keer gebeurt, en dat de man en de vrouw samen de winkel verlieten. [13]
De rechtbank oordeelt dat op grond van de camerabeelden, de aangifte en de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] de brilmonturen bij de [naam winkel 3] in Haaksbergen heeft weggenomen. Hij heeft hiertoe ook alle wegnemingshandelingen verricht. [medeverdachte] was op dat moment samen met [verdachte] in voormelde [naam winkel 3] aanwezig. De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of [medeverdachte] als medepleger van de diefstal van [verdachte] kan worden aangemerkt. De rechtbank beantwoord deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Terwijl [verdachte] de brilmonturen in zijn jaszak stopt, schermt [medeverdachte] hem af, zodat aangeefster de exacte handelingen van [verdachte] niet goed kan zien. Daarnaast doet [medeverdachte] zich voor als bonafide klant door brillen uit het schap te pakken en deze serieus te bekijken. De rechtbank concludeert dat [medeverdachte] door zo te handelen, de aandacht van [verdachte] en de diefstal probeerde af te leiden.
De rechtbank oordeelt, gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] de brilmonturen heeft gestolen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen bij de [naam winkel 3] in Haaksbergen.
De feiten gepleegd bij de [naam winkel 5]
Ten aanzien van feit 5: de diefstal bij de [naam winkel 5] in Doetinchem
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 februari 2018 is bij de [naam winkel 5] in Doetinchem een smartwatch gestolen. Deze smartwatch is eigendom van [naam winkel 5] . [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen.
Beoordeling door de rechtbank
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 26 februari 2018 samen met [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] )in de [naam winkel 5] in Doetinchem was. Bovendien herkent zij zichzelf en [verdachte] van de camerabeelden waarop zij samen met hem de [naam winkel 5] binnenkomt op 26 februari 2018. [15] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [medeverdachte] samen met [verdachte] in de [naam winkel 5] in Doetinchem was op de datum van de diefstal en dat zij de man en de vrouw zijn die te zien zijn op de camerabeelden.
Op deze camerabeelden is verder te zien dat eerst [verdachte] de winkel binnen komt lopen en twee minuten later [medeverdachte] . Vervolgens is te zien dat [verdachte] naar een stelling loopt en daar naar de uitgestalde producten loopt. [16] Aangever heeft verklaard dat dit de stelling is waar de smartwatches liggen. [17] Te zien is dat [verdachte] enkele keren met zijn beide handen naar de uitgestalde producten
(de rechtbank begrijpt: smartwatches)reikt. [medeverdachte] gaat dicht naast [verdachte] staan. [verdachte] pakt vervolgens iets uit het schap en stopt dit in de tas die [medeverdachte] om haar rechterschouder draagt. Tot slot verlaten [verdachte] en [medeverdachte] kort na elkaar de winkel. [18]
De rechtbank oordeelt dat, op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] samen de smartwatch hebben gestolen bij de [naam winkel 5] in Doetinchem. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 6: de diefstal bij de [naam winkel 5] in Deventer
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , namens [naam winkel 5] Deventer, p. 104 t/m 106;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 149;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 208.
Ten aanzien van feit 7: de diefstal bij de [naam winkel 5] in Alkmaar
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen.
Beoordeling door de rechtbank
De diefstal
Aangever heeft verklaard dat op 27 februari 2018 bij de [naam winkel 5] in Alkmaar een diefstal van een mobiele telefoon van het merk [merk] heeft plaatsgevonden. [19] [medeverdachte] heeft verklaard dat zij deze diefstal heeft gepleegd. [20] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat op voormelde datum bij de [naam winkel 5] in Alkmaar een diefstal heeft plaatsgevonden van een mobiele telefoon van het merk [merk] door [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 28 februari 2018 samen met [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] )bij de [naam winkel 5] in Alkmaar aanwezig was. [21] [verdachte] ontkent dat hij deze diefstal heeft gepleegd. De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of hij bij dit feit betrokken was
De rol van [verdachte]
[medeverdachte] heeft verder verklaard zichzelf en [verdachte] te herkennen op de printscreens van de camerabeelden van de [naam winkel 5] Alkmaar die op 28 februari 2018 gemaakt zijn. [22] Ook [verdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op deze printscreens. [23] Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat [verdachte] en [medeverdachte] de man en de vrouw zijn die te zien zijn op de camerabeelden.
Op deze camerabeelden is te zien dat [verdachte] 15.24 uur de winkel betreedt. Om 15.27 betreedt [medeverdachte] winkel. [verdachte] loopt richting de telecom afdeling. Hij kijkt naar een glitten box waar een [merk] in lag. [verdachte] hield een magneet vast die beveiligingen zoals cases en spinners af kon halen. [medeverdachte] keek naar andere producten alsof zij bezig was. [verdachte] voelde aan de case van de [merk] . Hij haalde de spinner en de beveiliging van de case met de magneet. [verdachte] maakt vervolgens de case open. Hij haalt het product uit de case en stopt het in zijn zak. [verdachte] loopt vervolgens naar [medeverdachte] . [medeverdachte] maakt haar tas open en [verdachte] doet het product in haar tas. [verdachte] verlaat vervolgens om 15.33 uur de winkel en [medeverdachte] doet dat om 15.34 uur. [24]
De rechtbank overweegt dat op grond van de camerabeelden vaststaat dat [verdachte] alle wegnemingshandelingen heeft verricht. Immers had hij de magneet bij zich om de beveiliging van de case van de telefoon af te halen, heeft hij deze beveiliging ook daadwerkelijk verwijderd en heeft hij vervolgens de telefoon uit het schap gepakt en deze in de tas van [medeverdachte] gedaan. Gelet daarop en op al het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] samen de mobiele telefoon van het merk [merk] hebben gestolen bij de [naam winkel 5] in Doetinchem.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door twee of meer verenigde personen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 t/m 3 en 5 t/m 7 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks6 december 2017, te Zutphen, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, 17, althans een of meer,brilmontu
(u)r
(en
),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [naam winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
of omstreeks8 november 2017, te Wierden, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, 6,
althans een of meer,verpakking
(en
)met parfum,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)
toebehoorde, te weten aan [naam winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks26 januari 2018, te Haaksbergen, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, 8,
althans een of meer, brilmontu
(u)r
(en
),
in elk geval enig goed, dat
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [naam 1] en
/of aan [naam winkel 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op
of omstreeks26 februari 2018, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een of
meerander
en,
althans alleen, een smartwatch,
in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [naam winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op
of omstreeks26 februari 2018, te Deventer, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, een
(mobiele
)telefoon
(van het merk [merk]
),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan de [naam winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op
of omstreeks27 februari 2018, te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, een
(mobiele
)telefoon
(van het merk [merk]
),
in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan de [naam winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 5, 6 en 7:
Diefstal door twee of meer verenigde personen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/840216-18 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 juni 2018.
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een reeks van diefstallen bij opticiens, een drogisterij en een aantal filialen van de [naam winkel 5] . Zij zijn hierbij uiterst professioneel te werk gegaan, waardoor zij erin zijn geslaagd een groot aantal dure producten van de winkeliers te stelen. Zij hebben daardoor financiële schade opgelopen. [verdachte] en [medeverdachte] hebben hierbij enkel gedacht aan hun eigen winstbejag. De rechtbank neem [verdachte] deze handelswijze erg kwalijk.
Gelet op het voorgaande is een gevangenisstraf op zijn plaats. Omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie en gelet op de LOVS oriëntatiepunten zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan geëist.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de tijd die [verdachte] reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [naam winkel 2] Wierden (feit 2), gevorderd wordt een bedrag van € 377,67 aan materiële schade, ter vermeerderen met de proceskosten ter hoogte van € 100,-;
  • [naam winkel 5] Alkmaar (feit 7), gevorderd wordt een bedrag van € 181,- aan materiële schade.
Met betrekking tot de voornoemde bedragen wordt gevorderd om ze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2016.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam winkel 2] Wierden (feit 2) stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze kan worden toegewezen voor een bedrag van € 300,-. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen het feit en de gevorderde schade, maar dat geen rekening is gehouden met de aftrek van de BTW van 20%. Voor het overige deel moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam winkel 5] Alkmaar op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaart. Daartoe voert hij aan dat het gevorderde bedrag op geen enkele wijze wordt onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van [naam winkel 2] Wierden (feit 2)
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade neemt de rechtbank een causaal verband met het bewezenverklaarde aan. De benadeelde partij heeft van deze kosten echter geen stukken ter onderbouwing hiervan aangeleverd. Meer in het bijzonder is niet vermeld of de genoemde schade de inkoop- of verkoopwaarde van de producten betreft. De rechtbank begroot deze schade daarom naar redelijkheid op een bedrag van € 200,-. Een behandeling van het overige deel van de materiële schade zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank verklaart om die reden de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Proceskosten
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de proceskosten, nu deze niet zijn onderbouwd en daarom de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 200,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 november 2017.
De vordering van [naam winkel 5] Alkmaar (feit 7)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel, dat over deze vordering te veel onduidelijkheid bestaat, nu enige onderbouwing hiervan ontbreekt. Een nader onderzoek op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De benadeelde partij zal daarom voor wat betreft deze kostenpost niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard en kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkin de strafvervolging voor het onder parketnummer
05/840305-18tenlastegelegde feit;
 Spreekt verdachte vrij van het onder feit 4 (05/840216-18) tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam winkel 2] (feit 2)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam winkel 5] Alkmaar (feit 7)
verklaart de
benadeelde partij [naam winkel 5] Alkmaar niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 augustus 2018.
Mr. Rademaker en de griffier zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Twente, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018149482, gesloten op 18 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , namens [naam winkel 1] , p. 37 en 38.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 153.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 192.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 192.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 153.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 153.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 54 en 55.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 137.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 182.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 55 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 60 en 61.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 60 en 61.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , namens [naam winkel 5] , p. 81 en 82.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 202.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , namens [naam winkel 5] , p. 82.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 89 en 90.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , namens [naam winkel 5] , p. 112.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 212.
21.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 212.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] p. 212.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 161.
24.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , namens [naam winkel 5] , p. 113.