ECLI:NL:RBGEL:2018:361

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
05/840460-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf voor huiselijk geweld met niet overgenomen conclusie deskundige

Op 30 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn levensgezel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 april 2016 in Ulft, waar de verdachte zijn partner, aangeduid als [slachtoffer], zou hebben mishandeld door haar bij de keel en de rechter bovenarm vast te pakken. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen in overweging genomen en concludeerde dat de verdachte inderdaad schuldig was aan de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen voor huiselijk geweld. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 59 dagen op, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank benadrukte de ernst van het huiselijk geweld en de impact op de aangeefster, die zich in haar eigen woning niet veilig voelde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840460-16
Datum uitspraak : 30 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1]
raadsman: mr. M.O.G.J. Bakker, advocaat te Hoog-Keppel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2016, te Ulft in de gemeente Oude IJsselstreek, zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door de keel van die [slachtoffer] (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) dicht te knijpen en/althans die [slachtoffer] (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) bij de keel en/of de/een (rechter)(boven)arm vast te pakken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] – de toenmalige partner van verdachte – heeft het volgende verklaard.
Op 23 april 2016 was [slachtoffer] samen met verdachte in haar woning aan de [adres 2] . [slachtoffer] en verdachte kregen ruzie. Op enig moment zag [slachtoffer] dat verdachte boos werd. Toen zij op de bank zat, hing verdachte over haar heen. [slachtoffer] voelde dat verdachte haar bij haar keel pakte. Door te schoppen, slaan en krabben kwam [slachtoffer] los. Nadat zij los kwam, heeft zij geschreeuwd en om hulp geroepen. [2]
Getuige [getuige] – de buurman van [slachtoffer] – heeft verklaard dat hij op 23 april 2016 omstreeks 18:40 uur in zijn woning was. [getuige] hoorde zijn buren van [adres 2] hard schreeuwen. Ook hoorde hij zijn buurvrouw gillen. [getuige] heeft dit vijf minuten aangehoord en is toen naar zijn buren toegelopen. Toen de buurvrouw de voordeur opendeed, zag [getuige] dat zij erg emotioneel was. [getuige] zag de vriend van de buurvrouw in de keuken staan. Hij vond dat haar vriend er opgefokt uitzag. [3]
Toen verbalisant [verbalisant 2] op 23 april 2016 in de woning van [slachtoffer] was, zag hij dat [slachtoffer] een kwetsuur in haar hals had. [4]
Ten tijde van de aangifte op 24 april 2016 zag verbalisant [verbalisant 3] dat [slachtoffer] een blauwe plek op haar rechter bovenarm had. Ook zag hij dat de keel van [slachtoffer] blauw was. [5]
Gelet op de verwondingen van aangeefster, die haar verklaring ondersteunen, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zijn toenmalige partner heeft mishandeld door haar bij de keel en rechter bovenarm vast te pakken.

3. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 april 2016, te Ulft in de gemeente Oude IJsselstreek, zijn levensgezel,
althans een persoon,genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door
de keel van die [slachtoffer] (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) dicht te knijpen en/althansdie [slachtoffer] (zeer)
(krachtig en/of gewelddadig
)bij de keel en
/ofde
/een (rechter
) (boven
)arm vast te pakken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en voorts tot het verrichten van 30 uren werkstraf, te vervangen door 15 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
Ingeval de rechtbank toekomt aan een bewezenverklaring en strafoplegging heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het tijdsverloop. Verdachte heeft sinds het tenlastegelegde geen agressief gedrag meer laten zien.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 december 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 2 januari 2018;
- een Pro Justitia rapportage (psychologisch onderzoek) van drs. [naam] , psycholoog, gedateerd 20 augustus 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Tijdens een ruzie heeft hij zijn toenmalige partner (aangeefster) bij de keel en bovenarm vastgepakt. Dit is een kwalijk feit, temeer omdat deze mishandeling plaatsvond op een plek waar aangeefster zich veilig zou moeten voelen, namelijk in haar eigen woning. Aangeefster heeft door het handelen van verdachte letsel bekomen en pijn ondervonden. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster.
De rechtbank neemt in haar overweging mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld. Voorts rekent de rechtbank verdachte in sterke mate aan dat hij geen enkele blijk heeft gegeven, ook niet ter terechtzitting, van enig inzicht in het laakbare van zijn handelen.
Uit de Pro Justitia rapportage komt naar voren dat bij verdachte sprake is van ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, met vermijdende, afhankelijke en compulsieve trekken. Volgens de psycholoog waren deze stoornissen ook aanwezig op het moment van het plegen van het ten laste gelegde feit en hebben het gedrag van verdachte op dat moment ook beïnvloed. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank zal deze conclusie niet één op één overnemen en overweegt daartoe het volgende. Tot voor kort gaf verdachte aan dat zijn middelengebruik regelmatig was. Verdachte heeft recent ten overstaan van de reclassering aangegeven dat zijn middelengebruik sinds zijn zestiende levensjaar fors is, dat hij vanaf die tijd dagelijks gebruikt en dat hij verslaafd is aan ‘alles wat maar voor handen is’. Nu verdachte ten overstaan van de psycholoog geen volledige openheid van zaken heeft gegeven, kan de rechtbank niet uitsluiten dat het forse middelengebruik van verdachte de conclusie van de psycholoog zou veranderen. Gelet daarop zal de rechtbank het advies van de psycholoog niet meewegen in de strafmaat.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Gelet op de documentatie van verdachte en om de ernst van het feit te benadrukken, acht de rechtbank het aangewezen om een werkstraf op te leggen van langere duur dan geëist door de officier van justitie. Zij zal daarom een werkstraf voor de duur van 80 uren opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 59 dagen waarvan 56 dagen voorwaardelijk opleggen. Een ‘stok achter de deur’ is naar het oordeel van de rechtbank immers op zijn plaats om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte de na te melden algemene en bijzondere voorwaarden zal nakomen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte een neiging tot bagatelliseren vertoont en de rechtbank heeft mede daardoor twijfels over de vraag of verdachte daadwerkelijk gemotiveerd is om meer verantwoordelijkheid te nemen voor zijn leven.
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
59 (negenenvijftig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
56 (zesenvijftig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van
de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
A. de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1) zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2) ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3) zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
a) zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16 te Zutphen (telefoonnummer 088-8041404) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
b) zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van het reclasseringstoezicht door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
c) zich ambulant zal laten behandelen bij Transfore te Doetinchem of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar en/of instelling zullen worden gegeven;
d) zich, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, klinisch zal laten behandelen ten behoeve van detoxificatie, stabilisatie, observatie en diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar en/of instelling zullen worden gegeven;
e) zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol vanaf het moment dat hij de klinische behandeling heeft afgerond en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urineonderzoek en/of bloedonderzoek;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. A Zuil, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016200403, gesloten op 25 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 24 april 2016.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 23 april 2016.
4.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 23 april 2016.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 24 april 2016.