ECLI:NL:RBGEL:2018:3537

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
05/720162-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Italië voor drugshandel en verkeersdelicten na achtervolging door de politie

Op 14 augustus 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man uit Italië, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder drugshandel en verkeersdelicten. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en kreeg daarnaast een geldboete van 450 euro opgelegd. Tevens werd hem de rijbevoegdheid voor zes maanden ontzegd.

De zaak kwam aan het licht toen de man op 25 januari 2018 vanuit Duitsland Nederland binnenreed en een stopteken van de politie negeerde. Dit leidde tot een achtervolging waarbij hij met hoge snelheid over de vluchtstrook reed en gevaarlijke manoeuvres uitvoerde, zoals het negeren van voorrangsregels en het rijden op een fietspad. Tijdens de aanhouding werden meer dan 28.000 XTC-pillen en een halve kilo cocaïne in zijn auto aangetroffen. Bovendien bleek hij onder invloed van drugs te zijn en had hij een vals Spaans rijbewijs bij zich.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, overtredingen van de Wegenverkeerswet en het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een fietser, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had om de fietser te raken. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de grote hoeveelheid drugs en het gevaarlijke rijgedrag van de verdachte, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de veiligheid op de weg vormde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720162-18
Datum uitspraak : 14 augustus 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Raadsman: mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Westervoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 25 april 2018 te Zevenaar en/of Duiven, althans elders in
Nederland, opzettelijk (vanuit Duitsland) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 28504 pillen, althans een groot aantal, XTC pillen en/of ( ongeveer) 503,56 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA)
en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA
en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of
amfetamine, en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Hij op of omstreeks 25 april 2018 te Zevenaar en/of Duiven, in elk geval in
Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 28504 gram, althans een groot aantal, XTC pillen en/of ( ongeveer)
503,56 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine
en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA
(MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, en/of een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, middelen als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 april 2018 te Duiven, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan slachtoffer [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-Met zijn auto met hoge snelheid op het fietspad heeft gereden en/of
-voornoemde [benadeelde] , die op het fietspad fietste, met hoge snelheid is
genaderd en/of
-die [benadeelde] met een dusdanige hoge snelheid op korte afstand (ongeveer 20 cm) is
gepasseerd
-en/of waardoor die [benadeelde] zich genoodzaakt voelde om uit te wijken en/of ten
val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Hij op of omstreeks 25 april 2018 te Duiven, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
-Met zijn auto met hoge snelheid op het fietspad te rijden en/of
-voornoemde [benadeelde] , die op het fietspad fietste, met hoge snelheid te naderen
en/of
-die [benadeelde] met een dusdanige hoge snelheid op korte afstand (ongeveer 20 cm)te
passeren en/of
- waardoor die [benadeelde] zich genoodzaakt voelde om uit te wijken en/of ten val is
gekomen;
3.
hij op of omstreeks 25 april 2018 te De Steeg, gemeente Rheden en/of te
Duiven, gemeente Duiven, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (auto met het [kenteken] ), daarmee rijdende:
-Op de A12 met een hoge snelheid over de vluchtstrook is gaan rijden, terwijl
daar geen noodzaak toe was,
-met hoge snelheid de afslag 29 richting Duiven is afgereden en met hoge
snelheid de bocht door is gereden (waarbij de achterkant van de auto uitbrak),
-op de Marketing te Duiven met hoge snelheid de berm in is gereden en daarna
de weg weer op is gereden,
-(vervolgens) het aangrenzende fietspad op is gereden en met hoge snelheid en
op korte afstand een fietser is gepasseerd en/of
-bij de kruising met de Impact geen voorrang heeft verleend aan een van
rechtskomende automobilist en/of,
-op of nabij de Impact met hoge snelheid van rijbaan is gewisseld teneinde te
voorkomen dat het achtervolgende dienstvoertuig hem kon passeren,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg/wegen werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4.
hij op of omstreeks 25 april 2018 te De Steeg, gemeente Rheden en/of Duiven,
gemeente Duiven, als bestuurder van een voertuig, ( [voertuig] ,
[kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder
zodanige invloed van een stof, te weten THC, in elk geval een stof genoemd op
lijst 1 van de Opiumwet, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat
het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere
stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen
in staat moest worden geacht;
5.
Hij op of omstreeks 25 april 2018 te Duiven, in elk geval in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Spaans rijbewijs met nummer 17548080W tenaamgestelde [verdachte] ,
Waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
- Ten aanzien van feit 2 -
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat het opzet van verdachte niet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van wie dan ook op de route. Verdachte wilde de politie ontvluchten om de ontdekking van de drugs te voorkomen. Het opzet van de dader moet gericht zijn op het gevolg.De vraag of de gedraging een aanmerkelijke kans op dat gevolg in het leven roept, moet beantwoord worden op grond van de omstandigheden van het geval. Uit de verklaring van [benadeelde] blijkt dat hij een claxon van een auto achter zich hoorde toen hij op het fietspad reed, dat hij niet heeft omgekeken en dat hij daarna een zwarte auto naast zich zag rijden. Als verdachte opzet had om de fietser aan te rijden, kon hij niet naast hem rijden. Verdachte heeft ook de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet aanvaard. Bovendien blijkt uit de foto op pagina 55 van het dossier dat het een breed fietspad was. Uit de foto blijkt niet dat het fietspad niet geschikt zou zijn voor het rijden in een auto naast een fiets. Nader onderzoek naar de kansen van een aanrijding met zwaar letsel heeft niet plaats gevonden en daarom is er onvoldoende bewijs voor de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat voor bedreiging vereist is dat die van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreiging werkelijkheid zou worden. Maar uit de verklaring van [benadeelde] blijkt dat hij niet heeft omgekeken toen de auto claxonneerde en dat hij dus niet daadwerkelijk op de hoogte was van de bedreiging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat met betrekking tot het primair tenlastegelegde niet kan worden vastgesteld dat sprake was van omstandigheden waarin verdachte (al dan niet bewust) de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door de auto geraakt zou worden, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. Uit het proces-verbaal van politie blijkt niet hoe breed het fietspad was waarop verdachte de fietser heeft ingehaald. Daarnaast is verdachte achtervolgd door de politie die kennelijk over hetzelfde fietspad heeft gereden. Nu nader onderzoek dienaangaande ontbreekt is niet vast te stellen dat er een aanmerkelijke kans was dat aangever door verdachte zou worden aangereden en dat aangever daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Voorts is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde geen sprake is van een bedreiging die van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde, [benadeelde] , de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat de bedreiging werkelijkheid heeft kunnen worden.
Dat oordeel ligt besloten in het feit dat [benadeelde] pas later gewaar werd wat er feitelijk was gebeurd.
- Ten aanzien van feit 5 -
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte had op 25 april 2018, toen hij werd aangehouden in Duiven, een Spaans rijbewijs in zijn portemonnee. De agenten twijfelden aan de echtheid omdat de letters op de achterzijde vaag zichtbaar waren en de kleur van het document wazig roze was. [2]
Het Spaanse rijbewijs is vals want de basisbedrukking is niet gedrukt maar geprint en het rijbewijs is niet voorzien van optisch variabele inkt. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat verdachte niet wist dat het rijbewijs vals was en dat ook niet hoefde te vermoeden. Verdachte heeft rijles gevolgd in Spanje, heeft ervoor betaald en kreeg vervolgens het rijbewijs. Mogelijk is dat gebeurd door een niet-erkende rijschool maar dat soort dingen gaat in de zuidelijke landen anders dan in Nederland.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat het rijbewijs vals is. Verdachte heeft verklaard dat hij het rijbewijs heeft gehaald bij een rijschool in Spanje. Verdachte heeft daarbij niet verklaard dat hij enige handeling heeft moeten verrichten bij de plaatselijke autoriteiten. Bovendien heeft het rijbewijs van verdachte optische kenmerken die men niet mag verwachten van een echt rijbewijs, zoals vage letters en een wazige kleur roze. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden redelijkerwijs moest vermoeden dat het rijbewijs vals was, zodat het verweer wordt verworpen. De rechtbank acht, op grond van genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Bekennende verdachte
Ten aanzien van feiten 1, 3 en 4 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van bevindingen, pag. 10-11;
- het proces-verbaal van bevindingen, pag. 12;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pag. 30-38;
- het rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het NFI van 14 juni 2018,
pag. 1-2;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2018.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3:
- het proces-verbaal aanhouding, pag. 59-61;
- het proces-verbaal van bevindingen, pag. 52-53;
- het proces-verbaal aangifte [benadeelde] , pag. 46-47;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2018.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, pag. 2-4;
- het rapport drugs in het verkeer van Medische laboratoria [naam 1] van 11 mei 2018, pag. 1 en 3;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks25 april 2018 te Zevenaar en/of Duiven,
althans elders in
Nederland,opzettelijk (vanuit Duitsland) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 28504
althans een groot aantal,XTC pillen en
/of (ongeveer
)503,56 gram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA)
en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA
en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of
amfetamine, en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne,middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks25 april 2018 te De Steeg, gemeente Rheden en
/ofte
Duiven, gemeente Duiven,
in elk geval in Nederland,als bestuurder van een voertuig (auto met het [kenteken] ), daarmee rijdende:
-op de A12 met een hoge snelheid over de vluchtstrook is gaan rijden, terwijl
daar geen noodzaak toe was,
-met hoge snelheid de afslag 29 richting Duiven is afgereden en met hoge
snelheid de bocht door is gereden (waarbij de achterkant van de auto uitbrak),
-op de Marketing te Duiven met hoge snelheid de berm in is gereden en daarna
de weg weer op is gereden,
-
(vervolgens
)het aangrenzende fietspad op is gereden en met hoge snelheid en
op korte afstand een fietser is gepasseerd en
/of
-bij de kruising met de Impact geen voorrang heeft verleend aan een van
rechtskomende automobilist en
/of,
-op of nabij de Impact met hoge snelheid van rijbaan is gewisseld teneinde te
voorkomen dat het achtervolgende dienstvoertuig hem kon passeren,
door welke gedraging
(en
)van verdachte
(telkens
)gevaar op die weg/wegen werd
veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd
gehinderd
, althans kon worden gehinderd;
4.
hij op
of omstreeks25 april 2018 te De Steeg, gemeente Rheden en
/ofDuiven,
gemeente Duiven, als bestuurder van een voertuig, ( [voertuig] ,
[kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder
zodanige invloed van een stof, te weten THC, in elk geval een stof genoemd op
lijst 1 van de Opiumwet, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat
het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere
stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen
in staat moest worden geacht;
5.
hij op
of omstreeks25 april 2018 te Duiven, in elk geval in Nederland, een
reisdocument en/ofidentiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Spaans rijbewijs met nummer 17548080W, tenaamgestelde [verdachte] ,
waarvan hij, verdachte,
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 4:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 5:
Voorhanden hebben van een identificatiebewijs waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ten aanzien van de overtreding zoals onder 3 tenlastegelegd zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 450,- , te vervangen door 9 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het zwaar heeft in het huis van bewaring omdat hij een andere cultuur heeft, een andere taal spreekt en omdat zijn familie geen geld heeft om hem hier te bezoeken. De raadsman heeft verzocht de straf zoals door de officier van justitie is geëist, te halveren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 juni 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld in Nederland;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 25 juni 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft 28.504 XTC-pillen en 503,56 gram cocaïne ingevoerd. Dit zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en (groot)handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, betekenen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Vervolgens heeft verdachte, teneinde ontdekking van de harddrugs te voorkomen, volg- en stoptekens van de politie genegeerd, waarna een wilde achtervolging heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft daarbij onder meer met hoge snelheid op de vluchtstrook gereden, is met zijn auto over een fietspad gereden waarbij hij met een hoge snelheid een fietser op korte afstand is gepasseerd en heeft op een kruising geen voorrang verleend aan een van rechts komende automobilist. Met zijn gedrag heeft verdachte zijn eigen veiligheid en die van andere weggebruikers in gevaar gebracht. Bovendien heeft verdachte voorgaand rijgedrag vertoond, terwijl hij onder invloed was van een hoeveelheid drugs waarvan hij redelijkerwijs moest weten dat hij niet tot behoorlijk besturen van een personenauto in ‘normale’ verkeerssituaties in staat moest worden geacht, laat staan in de gevaarlijke verkeerssituaties die verdachte voor hem en andere verkeersdeelnemers in het onderhavige geval heeft gecreëerd. Dit handelen van de verdachte had ernstige gevolgen kunnen hebben en dat het geen fatale gevolgen voor andere verkeersdeelnemers heeft gehad, is slechts aan omstandigheden buiten verdachtes toedoen te danken. De rechtbank is van oordeel dat dergelijk handelen van de verdachte ontoelaatbaar is.
Tot slot bleek verdachte in het bezit te zijn van een vals Spaans rijbewijs.
De rechtbank is van oordeel dat dit bijzonder ernstige feiten zijn waarop in beginsel
slechts kan worden gereageerd met een langdurige vrijheidsbenemende straf. Hoewel de
rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, ziet de rechtbank
geen aanleiding om af te wijken van de eis tot het opleggen van gevangenisstraf en de
geldboete zoals door de officier van justitie is geëist omdat die vrijspraak aan de ernst van
het geheel van feiten niets afdoet. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de
bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 6 maanden.
7a. Beslissing omtrent het beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welk het onder 5 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring,
nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 primair bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
7b. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding . Gevorderd wordt een bedrag van € 873,-, bestaande uit € 373,- voor materiële schade en € 500,- voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht primair de vordering af te wijzen, subsidiair de vordering van de benadeelde partij naar redelijkheid te schatten.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 april 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 1 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
1 (één) jaar,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- ten aanzien van het
onder 3 bewezenverklaarde-
 een
geldboetevan
€ 450,- (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen
hechtenis;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder 3bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Rijbewijs, kleur: roze, Spaans;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 1.00 STK Kussen, kleur: bruin;
26
STK Zak, plastic zakjes, verpakking van aangetroffen verdovende middelen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 873,-(achthonderddrieënzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20180522.1707, gesloten op 4 juni 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanhouding, pag. 60.
3.Proces-verbaal bevindingen, pag. 22.