ECLI:NL:RBGEL:2018:3459

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
3 augustus 2018
Zaaknummer
05/780012-15 en 10/198870-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en poging tot afpersing met geweld in Nederland

Op 2 augustus 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen die betrokken waren bij een gijzeling en poging tot afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, [verdachte], zich schuldig hebben gemaakt aan het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van [slachtoffer 1] in de periode van 27 februari 2015 tot en met 1 maart 2015. De feiten vonden plaats in Zaltbommel, Breda en Dordrecht. De rechtbank concludeerde dat de verdachten [slachtoffer 1] hebben gegijzeld met als doel om de terugbetaling van een geripte partij hennep af te dwingen. Tijdens de gijzeling werd [slachtoffer 1] mishandeld, bedreigd met geweld en vastgebonden met tiewraps. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkenheid van de verdachten bij de gijzeling en de poging tot afpersing voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten. De rechtbank legde aan de hoofdverdachte een gevangenisstraf van 15 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie van de gijzeling een zware straf rechtvaardigden, maar dat het tijdsverloop en de schending van de redelijke termijn ook in overweging moesten worden genomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het gebruik van een taser, omdat dit niet overtuigend bewezen kon worden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/780012-15 en 10/198870-14 (tul)
Datum uitspraak : 2 augustus 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte ] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .
Raadsman: mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 15 juni 2015, 7 september 2015, 9 november 2015, 18 mei 2017, 9 juli 2018, 12 juli 2018 en 19 juli 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een op 9 juli 2018 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2015 tot en met 1 maart 2015,
te Zaltbommel en/of te Breda en/of te Dordrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk één persoon, genaamd [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een)
ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
althans een persoon, te dwingen iets te doen en/of niet te doen, te weten om
te vertellen waar een geripte partij weed/hennep zou zijn gebleven en/of om te
bekennen dat hij een partij/hoeveelheid weed/hennep had gestolen en/of alsnog
te laten betalen of hem/hun schadeloos te stellen voor de diefstal van de
weed/hennep,
met voormeld oogmerk heeft/hebben verdachte en/of verdachte's mededader(s) die
[slachtoffer 1]
-opgezocht in een pand aan [adres 2] , althans te
Zaltbommel en/of
-bedreigd met de dood en/of zware mishandeling en/of
-geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of in het oor
gebeten en/of
-vastgepakt en/of in een auto geduwd en/of gedwongen in een auto plaats te
nemen en/of
-met een taser electrische shocks toegebracht en/of
-(de handen en/of voeten) vastgebonden met tie-rips en/of tape en/of
-overgebracht naar een woning/pand in Breda en/of naar een woning/pand (aan [adres 3]
) te Dordrecht en/of
-een of meer sloten van deuren aan [adres 3] veranderd en/of
-(aldaar) tegen zijn wil vastgebonden en/of vastgehouden en/of
-in ieder geval (telkens) die [slachtoffer 1] belemmerd om te gaan en/of te staan waar
hij dat wilde en/of opzettelijk een plaats, te weten de woning aan [adres 3]
, heeft verschaft voor de wederrechtelijke
vrijheidsberoving van die [slachtoffer 1] ;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2015 tot en met 1 maart 2015,
te Zaltbommel en/of te Breda en/of te Dordrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet die
[slachtoffer 1]
-opgezocht in een pand aan [adres 2] , althans te
Zaltbommel en/of
-bedreigd met de dood en/of zware mishandeling en/of
-geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of in het oor
gebeten en/of
-met een taser electrische shocks toegebracht en/of
-(de handen en/of voeten) vastgebonden met tie-rips en/of tape en/of
-vastgepakt en/of in een auto geduwd en/of gedwongen in een auto plaats te
nemen en/of
-overgebracht naar een woning/pand in Breda en/of naar een woning/pand (aan [adres 3]
) te Dordrecht en/of
-een of meer sloten van deuren aan [adres 3] veranderd en/of
-(aldaar) tegen zijn wil vastgebonden en/of vastgehouden en/of
-in ieder geval (telkens) die [slachtoffer 1] belemmerd om te gaan en/of te staan waar
hij dat wilde en/of opzettelijk een plaats, te weten een woning aan [adres 3]
, heeft verschaft voor de wederrechtelijke
vrijheidsberoving van die [slachtoffer 1] .
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2015 tot en met 1 maart 2015,
te Zaltbommel en/of te Dordrecht, in elk geval (elders) in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] , althans een persoon, te dwingen tot de afgifte van een
(geripte) hoeveelheid hennep/weed en/of geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of geschopt en/of getrapt en/of
gestompt en/of geslagen en/of meegenomen in een auto en/of heeft/hebben
gedreigd die [slachtoffer 1] te doden, althans zwaar te mishandelen en/of met een
taser electrische shocks toegebracht en/of de handen en/of voeten vastgebonden
met tie-rips en/of tape, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid.
2A. Horen [slachtoffer 1] / bewijsuitsluiting verklaring [slachtoffer 1]
De verdediging verzoekt om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde [slachtoffer 1] te horen. De verdediging stelt zich daartoe op het standpunt dat onvoldoende in het werk is gesteld om [slachtoffer 1] te horen, terwijl de belastende verklaring van [slachtoffer 1] cruciaal is voor de duiding van onderhavige zaak. De verdediging merkt op dat geen sprake is van een situatie waarin het horen van [slachtoffer 1] niet binnen afzienbare tijd plaats kan vinden. [slachtoffer 1] is traceerbaar via Facebook of (het mailadres van) de winkel van zijn vader. Wat is ondernomen om [slachtoffer 1] te kunnen horen is volgens de verdediging niet alleen naar Nederlands recht onvoldoende, maar ook naar Europees recht dient het niet horen van [slachtoffer 1] kritisch te worden beschouwd. Onder verwijzing naar nader genoemde rechtspraak van het EHRM is de verdediging van mening dat het voor het bewijs gebruiken van de verklaring van [slachtoffer 1] , zoals afgelegd bij de politie, een schending oplevert van artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
[slachtoffer 1] is tijdens onderhavig strafrechtelijk onderzoek naar Sarajevo vertrokken. De rechter-commissaris heeft op verschillende manieren geprobeerd om [slachtoffer 1] te horen. Zo is geprobeerd om [slachtoffer 1] naar Nederland te laten komen. Hiertoe waren reeds alle voorbereidingen getroffen (waaronder een vliegticket en het onderkomen in een hotel). [slachtoffer 1] heeft echter, ondanks de inspanningen, op het laatste moment laten weten toch niet mee te willen werken. Daarna is door de rechter-commissaris een rechtshulpverzoek gedaan aan de Bosnische autoriteiten. Blijkens een op 9 januari 2017 ingekomen brief van de IRC Oost-Nederland kon geen uitvoering gegeven worden aan het rechtshulpverzoek.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris zich aldus voldoende heeft ingezet om [slachtoffer 1] te horen en zo het ondervragingsrecht van de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 1] tot zijn recht te doen komen. Dat het horen niet gelukt is, ligt buiten de invloedsfeer van justitie. Temeer daar internationaalrechtelijk gezien de Nederlandse justitie de soevereiniteit van de staat Bosnië-Hercegovina heeft te respecteren. [slachtoffer 1] wil, zo maakt de gang van zaken wel duidelijk, kennelijk niet gehoord worden en hij zal, naar het zich laat aanzien, niet binnen aanvaardbare termijn alsnog meewerken aan enig onderzoek. Het verzoek van de verdediging om het onderzoek te schorsen teneinde [slachtoffer 1] te horen, zal daarom worden afgewezen.
Ingeval [slachtoffer 1] niet nader gehoord kan worden, stelt de verdediging zich onder verwijzing naar rechtspraak van het EHRM, waaronder het Vidgen-arrest, op het standpunt dat de verklaring van [slachtoffer 1] moet worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaring wat betreft de ten laste gelegde gijzeling en poging tot diefstal met geweld geen steun vindt in andere bewijsmiddelen en [slachtoffer 1] hiervoor de enige bewijsbron vormt.
Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
De verdediging heeft niet het bij artikel 6, derde lid, aanhef en onder d, EVRM voorziene recht kunnen uitoefenen de getuige, [slachtoffer 1] , te (doen) horen omtrent diens bij de politie afgelegde, en voor [verdachte ] belastende verklaring.
Daarmee heeft de verdediging niet de gelegenheid gehad om de verklaring van [slachtoffer 1] op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door hem als getuige te (doen) ondervragen. Er is daarmee op zich sprake van een inbreuk op het ondervragingsrecht, zij het in dit geval, zoals hiervóór overwogen, op zich toelaatbaar.
Blijkens rechtspraak van het EHRM (EHRM 15 december 2011, NJ 2012/283 -Al-Khawaja en Tahery tegen het Verenigd Koninkrijk-, en EHRM 10 juli 2012, NJ 2012/649 -Vidgen tegen Nederland-) en rechtspraak van de Hoge Raad (HR 29 januari 2013, NJ 2013/145) staat artikel 6 EVRM dan niet zonder meer in de weg aan het gebruik van de verklaring van [slachtoffer 1] voor het bewijs. Dat is alleen het geval indien de betrokkenheid van [verdachte ] bij de ten laste gelegde feiten onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en dus een veroordeling in overwegende mate op de verklaring van [slachtoffer 1] zou steunen. De betrokkenheid van verdachte dient in voldoende mate steun te vinden in andere bewijsmiddelen, terwijl dit steunbewijs betrekking dient te hebben op die onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] die door de verdediging zijn betwist.
De verdediging ontkent dat [verdachte ] zich schuldig heeft gemaakt aan gijzeling van [slachtoffer 1] en aan een poging tot afpersing. Meer in het bijzonder bestrijdt de verdediging dat het weghalen van [slachtoffer 1] uit de woning in Zaltbommel heeft plaatsgevonden met het oogmerk om -kort gezegd- de hennep terug te krijgen. Volgens de verdediging wordt in het contact dat [verdachte ] op 1 maart 2015 heeft gehad met [slachtoffer 2] weliswaar gesproken over het terugkrijgen van hennep maar niet is aangetoond dat [slachtoffer 1] op het moment dat die gesprekken plaatsvonden nog tegen zijn zin van zijn vrijheid werd beroofd.
Op de genoemde, betwiste, punten vindt de verklaring van [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank evenwel toch voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Meer specifiek ziet en benoemt de rechtbank:
  • [slachtoffer 1] verklaart dat hij in Zaltbommel werd vastgebonden “met van die plastic dingen”. Dit vindt ondersteuning in de verklaring van [verdachte ] dat [slachtoffer 1] met tiewraps om de polsen werd gebonden. Ook vindt dit ondersteuning in de omstandigheid dat in en buiten de woning tiewraps zijn aangetroffen.
  • [slachtoffer 1] verklaart dat hij steeds vastgebonden is geweest, tot 15 minuten voordat de politie kwam. Dit vindt, wat betreft Breda, ondersteuning in de verklaring van [getuige 1] dat de handen van [slachtoffer 1] gebonden waren met tape. Ook vindt dit, wat betreft Breda, ondersteuning in de verklaring van [getuige 1] dat de handen van [slachtoffer 1] werden vastgemaakt met tape. Dat [slachtoffer 1] ook in Dordrecht nog vastgebonden was vindt voorts ondersteuning in de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij (op
  • Verdere ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij steeds vastgebonden is geweest kan worden gevonden in een Whapp-gesprek tussen [verdachte ] en [medeverdachte 2] , in de middag van 28 februari 2015, waarin [verdachte ] tegen [medeverdachte 2] zegt: “Hij begrijpt dat hij vastgebonden moet zijn, hij maakt zijn eigen handboeien.”. Ook is er een WhatsApp-gesprek tussen [verdachte ] en [getuige 2] , in de avond van
  • Dat [slachtoffer 1] niet vrij was om te gaan en staan waar hij wilde, zoals hij heeft verklaard, vindt ondersteuning in een tapgesprek tussen [verdachte ] en [slachtoffer 2] , in de middag van 1 maart 2015, waarin [verdachte ] , op de vraag van [slachtoffer 2] of hij [slachtoffer 1] kan laten gaan nu, heeft geantwoord “Dat kunnen wij niet doen. Moeten regelen.”
Niet alleen voornoemde kernpunten, maar ook andere, door de verdediging niet bestreden, onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] , vinden steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank noemt in dit verband nog, zonder daarbij uitputtend te zijn:
  • [slachtoffer 1] verklaart dat er een stroomstootwapen is gebruikt in de woning in Zaltbommel, wat ondersteuning vindt in de omstandigheid dat in die woning een stroomstootwapen is aangetroffen, met daarop DNA-materiaal van [slachtoffer 1] .
  • [slachtoffer 1] verklaart dat hij door [verdachte ] in zijn oor is gebeten, wat [verdachte ] heeft erkend.
Het oordeel dat voldoende steunbewijs voorhanden is geldt eens te meer als de gebeurtenissen, waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard, ondersteund door voormeld steunbewijs, in de volgtijdelijkheid worden beoordeeld.
Nu de betrokkenheid van [verdachte ] bij de ten laste gelegde gijzeling en poging tot afpersing in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dat steunbewijs (mede) betrekking heeft op de door de verdediging betwiste onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] , concludeert de rechtbank dat die verklaring gebruikt kan worden voor het bewijs. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
2B. Bewijsuitsluiting verklaring [medeverdachte 3]
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ook de verklaring van [medeverdachte 3] moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat [medeverdachte 3] , die een voor [verdachte ] belastende verklaring heeft afgelegd, zich tijdens een nader verhoor bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. De verdediging heeft daardoor haar ondervragingsrecht niet effectief en behoorlijk uit kunnen oefenen. Het gebruik van de verklaring van [medeverdachte 3] voor het bewijs levert blijkens de rechtspraak van het EHRM een schending op van artikel 6 EVRM, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt in dit verband allereerst vast dat ook wat betreft de voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte 3] sprake is van een inbreuk op het ondervragingsrecht van de verdediging. Dat is op zich een toelaatbare inbreuk gezien het aan [medeverdachte 3] toekomende beroep op zijn verschoningsrecht. Ook ten aanzien van de verklaring van [medeverdachte 3] geldt daarom dat deze alleen dan voor het bewijs mag worden gebruikt indien deze voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van [medeverdachte 3] die door de verdediging zijn betwist. Wat het laatste betreft constateert de rechtbank dat de verdediging heeft nagelaten voldoende concreet te maken op welke specifieke onderdelen de verklaring van [medeverdachte 3] wordt bestreden.
De rechtbank volstaat daarom met de overweging dat naar haar oordeel ook de verklaring van [medeverdachte 3] op essentiële punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank noemt, bijvoorbeeld:
- [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij bij de ontvoering in Zaltbommel was en zegt over de aanleiding dat [slachtoffer 1] voor € 30.000 aan wiet had gestolen. Dit wordt ondersteund door de tapgesprekken op 1 maart 2015 tussen [verdachte ] en [slachtoffer 2] en de verklaring van [verdachte ] .
- [medeverdachte 3] heeft verklaard over het gebruik van een stroomstootwapen in de woning in Zaltbommel. Dit wordt ondersteund door de omstandigheid dat in die woning een stroomstootwapen is aangetroffen.
- [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] niet met hen mee wilde. Hij verzette zich en hij schreeuwde. Dit wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 5] en haar echtgenoot. Zij hoorden gestommel bij de buren en zij hoorden iemand schreeuwen. Dit ging door merg en been.
- [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij mee was gereden van Zaltbommel naar Breda. Uit de zendmastgegevens blijkt dat [medeverdachte 3] en de overige personen zich inderdaad verplaatsten van Zaltbommel naar Breda.
- Ten aanzien van het toegepaste geweld heeft [medeverdachte 3] verklaard dat [verdachte ] [slachtoffer 1] in zijn oor beet. Dit heeft [verdachte ] zelf ook bekend.
Nu de verklaring van [medeverdachte 3] in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat die verklaring gebruikt kan worden voor het bewijs. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
2C. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van vrijdag 27 februari 2015 op zaterdag 28 februari 2015 bevond [slachtoffer 1] zich in de woning aan [adres 2] . Hij is die nacht, omstreeks 01.00 uur, door meerdere mannen, tegen zijn wil en met geweld uit de woning gehaald en in een auto gezet. Vervolgens is hij naar de woning van de vader van [verdachte ] aan [adres 4] gebracht, en daarna is hij naar de woning van [verdachte ] aan [adres 3] te [woonplaats] gebracht, waar hij op 28 februari 2015 vroeg in de ochtend is aangekomen. [2] Op 1 maart 2015 rond 16.20 uur werd [slachtoffer 1] door de politie aan [adres 3] in Dordrecht aangetroffen. In de woning waren ook [verdachte ] en [medeverdachte 1] aanwezig. [3]
[verdachte ] maakte in de ten laste gelegde periode gebruik van onder meer de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . [4] De bijnaam van [verdachte ] is [bijnaam 1] . [5]
[medeverdachte 2] maakte in de ten laste gelegde periode gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] [6] en telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [7] De bijnaam van [medeverdachte 2] is [bijnaam 2] . [8]
[medeverdachte 4] maakte in de ten laste gelegde periode gebruik van telefoonnummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] . [9] De bijnaam van [medeverdachte 4] is [bijnaam 3] . [10]
[medeverdachte 5] maakte in de ten laste gelegde periode gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 8] . [11] De roepnaam van [medeverdachte 5] is [bijnaam 4] . [12]
[medeverdachte 3] maakte in de ten laste gelegde periode gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 7] . [medeverdachte 3] is van [nationaliteit 1] komaf. [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Verdachte en zijn mededaders hebben [slachtoffer 1] gegijzeld met als doel om de geripte hennep terug te krijgen. Verdachte was de organisator van de gijzeling, hij was direct betrokken bij de voorbereiding en de uitvoering. Verdachte en zijn mededaders wilden [slachtoffer 2] bewegen tot afgifte van de geripte hennep of wilden hiervoor compensatie krijgen. Dit is bij een poging gebleven door ingrijpen van de politie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair en van feit 1 subsidiair, voor zover dit feit ziet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving na 27 februari 2015. Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit van feit 2. Er was geen sprake van een gijzeling en afpersing. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Om tot bewezenverklaring van een gijzeling te komen moet de wederrechtelijke vrijheidsberoving hebben plaatsgevonden met het oogmerk om een ander te dwingen iets te doen. De stelling van de verdediging is dat, voor zover [slachtoffer 1] van zijn vrijheid beroofd is geweest, dit niet was om de drugs terug te krijgen maar enkel ter genoegdoening; het ter verantwoording roepen van [slachtoffer 1] . Bovendien eindigde de vrijheidsbeneming toen de woning van de vader van [verdachte ] werd bereikt. In die woning was de situatie genormaliseerd. De telefooncontacten met [slachtoffer 2] hadden het doel om de hennep terug te krijgen, maar op het moment dat dit gebeurde was [slachtoffer 1] niet langer van zijn vrijheid beroofd, zeker niet tegen zijn wil. Voor zover er daarom op enig moment sprake is geweest van enige vrijheidsberoving, dan heeft die niet tot doel gehad om de hennep terug te krijgen. Alle verklaringen duiden erop dat dit veeleer een revanche was voor wat er was gebeurd, dan dat er een concreet plan was om de hennep terug te krijgen.
Wat betreft het onder 2 tenlastegelegde heeft te gelden dat niet is getracht om van [slachtoffer 1] hennep terug te krijgen, maar van de [achternaam slachtoffers 2, 3 en 4] , waardoor niet valt in te zien dat het geweld tegen [slachtoffer 1] tot doel had de hennep terug te krijgen. Voorts is niet gebleken dat [slachtoffer 1] is bedreigd en als dit al is gebeurd, dan was dit een uiting van emotie en had dit niet tot doel iets te verkrijgen.
Beoordeling door de rechtbank
Aanleiding
[medeverdachte 3] had een hoeveelheid van ongeveer 9,5 kilo hennep in zijn woning liggen. Dit had een waarde van ongeveer € 30.000,-. Dat wat hij thuis had was een deel van een investering van [verdachte ] . Toen [medeverdachte 3] op enig moment in Polen was, had [verdachte ] [slachtoffer 1] , die al jaren een goede vriend van hem was, meegenomen naar het huis van [medeverdachte 3] , zodat [slachtoffer 1] [verdachte ] kon helpen bij het water geven van de planten. Daarna bleek dat de 9,5 kilo wiet weg was uit de woning van [medeverdachte 3] . Waarschijnlijk heeft [slachtoffer 1] een kopie van de sleutel gemaakt en het weggehaald. Hij heeft het bij hen bekend. Het was niet zo dat hij het zelf gestolen had, maar hij had het vermoedelijk door Marokkanen laten doen. [14] Op 4 februari 2015 vindt berichtenverkeer plaats tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De inhoud van de berichten wijst erop dat zij de voorbereidingen / de uitvoering bespreken van het weghalen van de oogst van een hennepkwekerij uit de woning van [medeverdachte 3] . [15]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij wist dat er bij zijn zoon [verdachte ] begin februari 2015 9,5 kilo wiet was weggenomen. [16]
Uit een WhatsApp gesprek van 5 februari 2015 tussen [medeverdachte 3] en [verdachte ] blijkt dat [medeverdachte 3] sterk vermoedt dat [slachtoffer 1] de hennep geript heeft. [slachtoffer 1] was de enige die wist waar [medeverdachte 3] woonde en die wist dat hij op dat moment in Polen was. [medeverdachte 3] zegt in het gesprek dat [slachtoffer 1] dit samen met de Marokkanen gedaan zou hebben. [medeverdachte 3] zegt voorts dat [bijnaam 3] [rechtbank: [medeverdachte 4] ] dit ook voor 99% zeker weet. [verdachte ] wil het niet geloven. Pas later in het gesprek laat [verdachte ] zich overtuigen en biedt hij zijn excuses aan. [17]
Op 23 februari 2015 stuurde [verdachte ] een bericht naar zijn vader dat hij goed benadeeld was door ‘die rotzak’. Vervolgens stuurde hij ‘Ik ga daar naartoe hem ophalen’. [18]
Het planTen aanzien van de vraag of er op voorhand een plan was gemaakt [slachtoffer 1] van zijn vrijheid te beroven of te gijzelen, acht de rechtbank het volgende van belang.
Op 26 februari 2015 werd bij de woning van [slachtoffer 1] een pizza bezorgd. [19] Uit onderzoek van de historische belgegevens van de pizzeria die de pizza bij [slachtoffer 1] heeft bezorgd, blijkt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] op 26 februari 2015 diverse malen contact hadden gezocht/gehad met de pizzeria. Om 17.09 uur had [medeverdachte 2] contact met de pizzeria en deed hij kennelijk de bestelling die op [adres 5] bezorgd moest worden. [20] Daarvoor en daarna had [medeverdachte 2] veelvuldig contact met [medeverdachte 4] , namelijk negen keer (vanaf 12.08 uur tot en met 18.07 uur) en om 17.11 uur had [medeverdachte 2] contact met [verdachte ] . [21] Om 17.45 uur had [medeverdachte 4] contact met de pizzeria waarin hij vermoedelijk vroeg naar hoe het met de bezorging stond. Iets later werd de pizza bezorgd. [slachtoffer 1] deed de deur open en stuurde de bezorger weg omdat hij geen pizza had besteld. [22]
De [automerk] (kenteken [kenteken] ) van de vader van [medeverdachte 4] , stond op het moment van het contact met de pizzeria in de straat waar [slachtoffer 1] woonde. [23] De telefoon van [medeverdachte 4] straalde een zendmast aan in de omgeving van [adres 5] in Zaltbommel. [24]
[verdachte ] verstuurde op 26 februari 2015 vanaf 19.49 uur de volgende WhatsApp berichten:
‘Kweet nu honderd procent waar die zit’
‘Heb gekeke bij his’
‘En pizza besteld om te kijke wie r open doet’
‘Onze[slachtoffer 1]
‘Morge gaan wij met paar waggies’
‘Hem hale’‘Heb het adres nagetrokken’
‘Ik heb geparkeerd en heb een pizza voor hem besteld’
‘Om te kijken wie open zou doen’
‘Ik weet honderd procent dat hij daar is’
(..)
‘Morgen in de middag’(..)‘Twee auto’s in de straat voor het geval dat’
(..)‘Ik heb ook fijn materiaal’
‘Ik kan rustig knallen (slaan/schoppen) zonder dat het te horen is’
‘Hem ophalen’
(..)‘Dat is het doel’ [25]
Op 26 februari 2015 verstuurde [verdachte ] vanaf 20.52 uur de volgende berichten:
‘Maar ik weet waar hij is’
(..)‘En hij is alleen’
(..)‘Zo we kunnen nu rustig het onze gaan ophalen’
(..)
‘Hij heeft nog gediscussieerd met de bezorger’
‘Aan de deur’(..)‘We konden hem vandaag een knal verkopen’(..)‘Maar ik wilde het niet verprutsen’
(..)‘Beter morgen georganiseerd’ [26]
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat [verdachte ] pizza heeft laten bezorgen op het adres waar [slachtoffer 1] verbleef. Hij wilde zeker weten dat [slachtoffer 1] daar was en dat hij alleen was. Hij wachtte bewust met ‘toeslaan’ omdat hij het georganiseerd aan wilde pakken. De dag erna, zo schrijft hij, zouden ze met twee auto’s gaan om ‘hem’ op te halen en ‘het onze’ rustig op te halen.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] waren degenen die contact hadden met de pizzeria. Zij hadden tussentijds ook veelvuldig contact met elkaar en [medeverdachte 2] had contact met [verdachte ] . [verdachte ] verstuurt vlak daarna berichten (aan andere mensen in zijn omgeving) waarin hij het heeft over het bezorgen van de pizza en het feit dat [slachtoffer 1] de deur open deed.
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat [verdachte ] in elk geval samenwerkte met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] om te onderzoeken of [slachtoffer 1] woonachtig was op [adres 5] . Tevens concludeert de rechtbank uit vorenstaande dat [medeverdachte 4] , samen met [verdachte ] , op dat moment aanwezig was in de straat om te zien wie de deur open deed als de pizza werd bezorgd.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat [verdachte ] het plan had om, als duidelijk was dat het adres klopte, met twee auto’s naar [slachtoffer 1] toe te gaan. De rechtbank acht ten aanzien van dat plan voorts nog het volgende van belang.
Op 27 februari 2015 verstuurden [medeverdachte 3] (hierna: ‘ [medeverdachte 3] ’) en [verdachte ] (hierna: ‘ [verdachte ] ’) tussen 17.22 uur en 18.20 uur de volgende berichten naar elkaar via WhatsApp:
[verdachte ] : ‘Hoe laat ben jij nou klaar’
[medeverdachte 3] : ‘Om 20 ben ik in sliedrecht’(..)[verdachte ] : ‘Wij hebben 1 auto nodig’(..)[verdachte ] : ‘Ik heb het voorelkaar’[verdachte ] : ‘Wij gaan nu’
Tussen 20.54 uur en 21.37 uur, diezelfde dag, verstuurden [medeverdachte 3] en [verdachte ] de volgende berichten naar elkaar:
: ‘Wees om 22 bij [medeverdachte 1] ’(..)[medeverdachte 3] : ‘Over 10 min ben ik bij [medeverdachte 1] ’
[medeverdachte 3] : ‘Waanneer ben jij er?’
[verdachte ] : ‘Ik ben er nu al’
[verdachte ] : ‘Ik zet deze telefoon uit’(..)[verdachte ] : ‘Bel mijn kleine’ [27]
Op 27 februari 2015 verstuurde [verdachte ] om 21.04 uur de volgende berichten naar [medeverdachte 2] .
‘Zeer belangrijk’
‘Neem deze tellie niet mee’
‘Alleen kleine’
‘Speel daar niet mee’ [28]
Vervolgens stuurde [verdachte ] om 21.04 en 21.05 uur de volgende berichten naar [medeverdachte 4] .
‘Heej’
‘Zeer belangrijk’
‘Neem deze tellie niet mee’
‘Alleen kleine’ [29]
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat [verdachte ] contact had met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] voorafgaand aan het moment dat [slachtoffer 1] in zijn woning werd overmeesterd. [verdachte ] wilde niet dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] hun mobiele telefoons mee zouden nemen. Wel mochten zij een andere, kleine telefoon meenemen. Ook zei [verdachte ] tegen [medeverdachte 3] dat hij zijn telefoon uit ging zetten en dat hij, [medeverdachte 3] , hem op zijn kleine telefoon moest bellen. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank geen ander doel gehad hebben dan om ervoor te zorgen dat ze niet traceerbaar waren via hun eigen smartphones.
Vrijheidsberoving
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door vijf personen uit huis is gehaald waarvan een iemand reed. Vier van hen zijn bij hem binnen geweest. De tweede persoon die hem uit huis heeft gehaald was [voornaam 2] , een [nationaliteit 2] jongen. De derde persoon (die hem uit huis heeft gehaald) was [medeverdachte 2] . Hij werkt bij de belastingdienst. Zijn bijnaam is [bijnaam 2] . De vierde persoon was een [nationaliteit 3] , ze noemen hem [voornaam 1] . Ze mishandelden hem en sloegen hem. [verdachte ] beet hem in Zaltbommel in zijn oor. [30]
Ze hielden hem vast met de armen op de rug. Hij zag de lichten van elektroshocks en voelde deze ook. Hij werd vastgepakt en mee naar de auto genomen. Hij zei dat hij niet mee wilde en hij riep om hulp. Ze waren met twee auto’s. In de auto werd hij vastgebonden met plastic dingen.
Hij moest in de auto in het midden gaan zitten en werd naar Breda gebracht. In de auto kreeg hij af en toe klappen. Ze hadden hem alle vier mishandeld. [31]
Dat [slachtoffer 1] vastgebonden is, vindt ondersteuning in het feit dat in en voor de woning aan [adres 2] direct na het incident tiewraps gevonden zijn. [32] [verdachte ] heeft verklaard dat hij de handen en benen van [slachtoffer 1] had losgemaakt toen ze in Breda waren. [33]
In Breda waren [verdachte ] , [medeverdachte 2] , de [nationaliteit 3] , [voornaam 2] en hijzelf, zo verklaart [slachtoffer 1] . Zijn handen en voeten waren vastgebonden, hij kon niet gaan en staan waar hij wilde. In Breda werd hij ook mishandeld. Ze vroegen waar de wiet was. [verdachte ] belde met personen. Van één persoon kent hij de naam, [slachtoffer 2] . Als de wiet niet teruggegeven zou worden, dan zou het met hem, [slachtoffer 1] , niet goed aflopen. [34]
Zaterdagmorgen vertrokken ze uit Breda en gingen ze naar Dordrecht, naar de woning van [verdachte ] en [medeverdachte 1] . Dit was de woning aan [adres 3] . Hierbij waren [verdachte ] , [voornaam 2] en [voornaam 1] de [nationaliteit 3] aanwezig. Hij was nog vastgebonden aan handen en voeten. [35]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij bij de ontvoering in Zaltbommel was. [36] Ze waren rond 22.00 uur vertrokken naar Zaltbommel. [37] In Zaltbommel stonden [verdachte ] , [medeverdachte 2] , [voornaam 2] en een donkere, Nederlands sprekende, man bij de deur. De donkere man klopte op de deur. De deur ging niet open. De donkere man riep daarop door de brievenbus dat hij iemand zocht en toen deed [slachtoffer 1] de deur open. [medeverdachte 3] is toen snel naar binnen gerend. Hij zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag en probeerde hem op te tillen. [bijnaam 1] rende naar [slachtoffer 1] toe en sloeg hem. [slachtoffer 1] had een bloedneus. Toen [slachtoffer 1] opstond duwde [verdachte ] hem tegen de muur. [medeverdachte 3] was samen met [voornaam 2] , [verdachte ] en [medeverdachte 2] binnen. De onbekende man was gelijk in het begin weggegaan en is buiten gebleven. [verdachte ] , [voornaam 2] en [slachtoffer 1] hebben steeds in hun taal geschreeuwd. [medeverdachte 4] heeft niet geslagen, hij stond er een beetje van opzij bij. [medeverdachte 2] heeft het stroomstootwapen voor [slachtoffer 1] ’s gezicht gehouden om [slachtoffer 1] bang te maken. [verdachte ] en [voornaam 2] hebben geschreeuwd dat [slachtoffer 1] hen bestolen had, voor zover [medeverdachte 3] het kon volgen. [38] [verdachte ] had [slachtoffer 1] twee keer in het gezicht geslagen. [39] [verdachte ] had het allemaal bedacht, hij voelde zich verantwoordelijk voor de diefstal door [slachtoffer 1] . [40]
[medeverdachte 3] snapte wel dat [slachtoffer 1] bang was omdat hij niet wist wat er ging gebeuren. Bij de auto schreeuwde [slachtoffer 1] twee keer om hulp. [41] Hij had [slachtoffer 1] vastgehouden en begeleid naar de auto. [42] Het was duidelijk dat [slachtoffer 1] niet mee wilde en hij heeft zich verzet. [43]
De buurvrouw, woonachtig aan [adres 6] , heeft verklaard dat zij op 28 februari 2015 rond 01.00 uur gestommel hoorde bij de buren en geschreeuw dat door merg en been ging. Ze zag zo’n vijf of zes mannen bij een persoon die zij later herkende als [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had zijn handen op zijn rug en het leek of hij geboeid was. Hij verzette zich, bewoog wild met zijn bovenlichaam en schreeuwde constant alsof hij pijn had. De mannen kregen [slachtoffer 1] niet in de auto tot het moment dat de bijrijder uitstapte en meehielp om [slachtoffer 1] ’s hoofd naar beneden te duwen. Daarop belde ze de politie. [44]
Zoals hiervoor weergegeven, verklaarde [medeverdachte 3] dat de donkere, Nederlands sprekende man, degene was die het elektroshock apparaat bij zich had toen ze bij de woning van [slachtoffer 1] waren en dat hij degene was die iets door de brievenbus riep.
In de woning aan [adres 5] in Zaltbommel werd een op een zaklamp gelijkend stroomstootwapen aangetroffen. [45] Op deze taser werd DNA materiaal van [slachtoffer 1] aangetroffen. [46]
Blijkens uitgewerkte berichten stuurde [medeverdachte 4] op 27 februari 2015 om 22.19 uur een bericht naar [medeverdachte 5] met de tekst: ‘Jo heb je zaklamp? We vertrekken nu.’ [47]
Op 28 februari 2015 hadden [verdachte ] (hieronder: ‘ [verdachte ] ’) en [medeverdachte 2] (hieronder: [medeverdachte 2] ’) rond
15.3
uur contact met elkaar via WhatsApp.
[verdachte ] : ‘Was lauw’
[medeverdachte 2] : ‘ [bijnaam 4] ’[medeverdachte 2] : ‘Lauwe gast’(..)[medeverdachte 2] : ‘Hij vond super lauw’[verdachte ] : ‘Kmag [verdachte ] wel’(..)[medeverdachte 2] : ‘Ik zou nooit zeggen dat het een hollander is’
[verdachte ] : ‘Hoj nog zo kleppere met de brievenbus’(..)[verdachte ] : ‘En een woordenwisselen bij de deur’ [48]
In de telefoon van [medeverdachte 5] werd een aantal verwijderde WhatsAppgesprekken aangetroffen waarin [medeverdachte 5] iets stuurt over een taser en een zaklamp en waarin hij vraagt of je de zaklamp op kunt laden. [49]
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat [bijnaam 4] [medeverdachte 5] de donkere, Nederlands sprekende man was die mee was gegaan naar de woning van [slachtoffer 1] . Hij was ook degene die de taser mee had genomen. Hij stond bij de voordeur van de woning en klepperde met de brievenbus. Daarna opende [slachtoffer 1] de voordeur.
Vanuit Zaltbommel reden ze, zo verklaart [medeverdachte 3] , naar Breda. [medeverdachte 3] zat met [medeverdachte 2] in de auto. [slachtoffer 1] , [voornaam 2] , [bijnaam 1] en de donkere jongen zaten in de andere auto. De donkere man was waarschijnlijk bestuurder van die andere auto. [slachtoffer 1] zat achterin. [50]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij in de nacht van 27 op 28 februari 2015 rond 03.45 uur thuis kwam (in zijn woning in Breda) en daar zijn zoon [verdachte ] aantrof met [slachtoffer 1] . De handen van [slachtoffer 1] waren vastgebonden met tape. [getuige 2] wilde dat niet in zijn huis en knipte daarop de tape door. Hij zei tegen [verdachte ] dat hij [slachtoffer 1] beter kon laten gaan om met de Marokkanen te praten. Hij is samen met [verdachte ] naar Dordrecht gereden. [51]
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat [medeverdachte 4] voorafgaand aan het incident contact had opgenomen met de pizzeria en in de [automerk] van zijn vader, samen met [verdachte ] , in de [straatnaam 2] stond te posten.
In de [automerk] werd na het incident op de middelste hoofdsteun achterin bloed aangetroffen. Het DNA-profiel van dat bloed matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] . [52]
[medeverdachte 4] heeft op 27 februari 2015 om 22.19 uur, dus vlak voordat ze naar [slachtoffer 1] gingen, contact opgenomen met [medeverdachte 5] en gevraagd naar de ‘zaklamp’. Daarbij stuurde hij dat ze zouden vertrekken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] erbij was tot aan Dordrecht. Toen ging hij naar huis. [medeverdachte 3] heeft eveneens verklaard over de rol van [medeverdachte 4] . Hij was erbij in Zaltbommel en hij was erbij in Breda.
Op 28 februari 2015 stuurt [medeverdachte 4] om 10.26 uur een bericht naar [verdachte ] met daarin de vraag of alles onder controle is. [verdachte ] antwoordt bevestigend waarna [medeverdachte 4] zegt: ‘Hou me op de hoogte van hoe en wat. [53]
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat [medeverdachte 2] op 26 februari 2015 telefonisch contact had met de pizzeria die de pizza bezorgde op het adres waar [slachtoffer 1] verbleef.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] of [bijnaam 2] erbij was in de woning in Zaltbommel en dat hij aansluitend met [medeverdachte 2] naar Breda is gereden. Dit sluit ook aan op de zendmastgegevens van de telefoon van [medeverdachte 2] . De telefoon van [medeverdachte 2] straalde op 27 februari 2015 van 23.53 uur tot 00.31 uur zendmasten aan nabij de woning van [slachtoffer 1] in Zaltbommel. [54] Op 28 februari 2015 verplaatste de telefoon van [medeverdachte 2] zich van Waardenburg naar Breda. Waarna hij op
28 februari 2015 van 02.00 uur tot 02.09 uur in de omgeving van [adres 4] was. [55]
Op 27 februari 2015 hadden [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ’) en [verdachte ] (hierna: ‘ [verdachte ] ’) contact met elkaar via WhatsApp. Zij verstuurden tussen 14.72 uur en 17.49 uur de volgende berichten naar elkaar:
[medeverdachte 2] : ‘Ik kan het ook niet maar ik heb nu gewoon geen tijd’[medeverdachte 2] : ‘Dat is kut’[medeverdachte 2] : ‘Maar ik ben bang’
[medeverdachte 2] : ‘De politie laten weten’
[medeverdachte 2] : ‘Nu hem in elkaar slaan’
[medeverdachte 2] : ‘Hem kapot breken’
(..)[medeverdachte 2] : Risico dat we alles verliezen’[medeverdachte 2] : Is heel groot’(..)
[verdachte ] : ‘en wat nu?’[medeverdachte 2] : ‘en voor slie en voor aug’[verdachte ] : ‘naar hem gaan kijken’
[medeverdachte 2] : ‘Waar dacht je hem vast te houden’[medeverdachte 2] : ‘Ik zou hem niet graag in aug meebrengen’[verdachte ] : ‘Vriend de jongen heeft 9,5 van je gestolen’
[verdachte ] : ‘En is nog niet verkocht’(..)
[verdachte ] : ‘En hij kan ons neuken’(..)
[medeverdachte 2] : ‘En dat we hem mishandelen’
[medeverdachte 2] : ‘En dat we laten gaan’
[medeverdachte 2] : ‘Onmogelijk’
[medeverdachte 2] : ‘Dan zijn wij weer de laagste punt’
[medeverdachte 2] : ‘Hij zal als laatste lachen’ [56]
Tussen 19.29 uur en 19.32 uur stuurden [medeverdachte 2] en [verdachte ] de volgende berichten naar elkaar:
[medeverdachte 2] : ‘Ik weet alleen niet wat si met [slachtoffer 1] ’
[medeverdachte 2] : ‘Broeder’
[medeverdachte 2] : ‘Ik ben bang om alles te verliezen’
(..)[medeverdachte 2] : ‘Dan gaat het ons echt kosten’
(..)[medeverdachte 2] : ‘Want als beide locaties door hem vallen’
(..)[medeverdachte 2] : ‘Nu io weet hoe eenvpudig t is’
[medeverdachte 2] : ‘Om alles kwijt te raken’
[verdachte ] : ‘Je had VOORdat ik veel verder ging kijke moete zegge dat je er zo over denkt’
[verdachte ] : ‘Niet nadat ik half ned en sa op zijn kop heb gzet’
(..)[medeverdachte 2] : ‘Hem ergens brengen’
[medeverdachte 2] : ‘Ver weg’
[medeverdachte 2] : ‘Dat hij nooit meer terugkomt’ [57]
De rechtbank concludeert hieruit dat voorafgaand aan het incident, veelvuldig contact is geweest tussen [verdachte ] en [medeverdachte 2] waarin gesproken werd over wat ze gingen doen.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op zaterdag [rechtbank: 28 februari 2015] rond 08.30 uur wakker werd gemaakt omdat er op de deur beneden bij zijn woning ( [adres 3] ) werd gebonkt. Er stonden twee auto’s met twee of drie onbekende personen. [verdachte ] en [slachtoffer 1] waren er ook. Een van de onbekende personen ging direct het slot van de deur tegenover zijn kamer vervangen. [slachtoffer 1] had een wond aan zijn hoofd rechts en aan de voorzijde van zijn gezicht. [medeverdachte 1] zag dat de handen van [slachtoffer 1] vast zaten met zwart glimmend tape. [58]
Er zat bloed op de kleren van [slachtoffer 1] . [bijnaam 1] zei tegen [medeverdachte 1] dat hij tiewraps moest halen bij de Action. Dat deed [medeverdachte 1] . [bijnaam 1] gaf hem geld. Toen hij de tiewraps gaf, hielp [slachtoffer 1] mee met het maken van een tuigje om zijn eigen handboeien te maken. [verdachte ] wilde even gaan slapen maar was bang dat [slachtoffer 1] iets zou gaan doen, daarom had hij ook tiewraps om gekregen. [59]
Op 28 februari 2015 verstuurden [verdachte ] (hierna: ‘ [verdachte ] ’) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ’) vanaf 15.16 uur de volgende berichten naar elkaar:
[medeverdachte 2] : ‘Tevreden met interventie?’(..)
[medeverdachte 2] : ‘Gekke nacht’[verdachte ] : ‘Jaman’
[medeverdachte 2] : ‘Het was beter dat we ’s avonds naar binnen zijn gegaan’(..)[medeverdachte 2] : ‘Ik had het wel een beetje met hem te doen’[medeverdachte 2] : ‘Maar hij heeft het verdiend’
[medeverdachte 2] : ‘Hij heeft het verdiend’(..)[medeverdachte 2] : ‘Hij heeft flink op zijn donder gekregen’(..)
[verdachte ] : ‘Hij heeft de helft van de dag gehuild vandaag’(..)[verdachte ] : ‘Hij schreeuwt niet meer’[verdachte ] : ‘Hij begrijpt dat hij (vast)gebonden moet zijn’
[verdachte ] : ‘Hij maakt zijn eigen handboeien’ [60]
Op 28 februari 2015 stuurde [verdachte ] om 15.39 uur het volgende bericht naar [medeverdachte 2] :
‘Kheb lekker tslape paar uur nu’
‘Hij heeft alles vastgebonden bij hem’
‘O later ook voor mij’
‘Schouder aan schouder vastgebonden’. [61]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze berichten dat [verdachte ] en [medeverdachte 2] contact hadden over hoe het ging. [medeverdachte 2] vroeg [verdachte ] of hij tevreden was met de interventie. Ook wordt gesproken over hoe het op dat moment met [slachtoffer 1] gaat.
Op 28 februari 2015 stuurde [verdachte ] om 20.19 uur een bericht naar de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 9] , zijnde het nummer van [getuige 2] [62] , waarin hij zegt: “Ik bind hem aan mezelf en ga dan slapen. Ik blijf niet zittend op.” [63]
Op 1 maart 2015, omstreeks 16.00 uur, vraagt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 10] , dat wordt toegeschreven aan [slachtoffer 2] [64] , aan [verdachte ] of hij [slachtoffer 1] nu kan laten gaan, waarop [verdachte ] antwoordt “Dat kunnen wij niet doen.” [65]
[slachtoffer 1] heeft, zoals hiervoor weergegeven, verklaard dat hij in Zaltbommel in de auto was vastgebonden met tiewraps. Dit wordt ondersteund door de tiewraps die in en voor de woning zijn aangetroffen.
Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] in combinatie met de gesprekken tussen [verdachte ] en [medeverdachte 2] , was [slachtoffer 1] ook in Dordrecht vastgebonden met tiewraps. Dat [slachtoffer 1] kennelijk op enig moment meehielp om handboeien te maken, is naar het oordeel van de rechtbank verklaarbaar gelet op zijn positie. Hij kon geen kant op.
[getuige 1] en [medeverdachte 1] hebben op enig moment gezien dat [slachtoffer 1] vastgebonden zat met tape. [slachtoffer 1] zelf heeft verklaard dat hij niet vrij was om te gaan en staan waar hij wilde.
[verdachte ] liet op 28 februari 2015 na 15.00 uur weten dat [slachtoffer 1] gestopt was met schreeuwen en dat hij begreep dat hij vastgebonden moest zijn. Ook stuurde hij een bericht dat dat hij had geslapen en dat ze schouder aan schouder vastgebonden waren, en een bericht dat hij hem aan zichzelf bindt en dan gaat slapen. Aan [slachtoffer 2] laat [verdachte ] op zondag weten dat zij [slachtoffer 1] nu niet kunnen laten gaan.
ConcluderendDe rechtbank acht, gelet op al het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, namelijk met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , [slachtoffer 1] in de periode van 27 februari 2015 tot en met 1 maart 2015 in Zaltbommel, Breda en Dordrecht wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden. Ook [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] waren er in Zaltbommel en Breda bij betrokken. Ze hebben de verblijfplaats van [slachtoffer 1] achterhaald en hem vervolgens, na meerdere afstemmingscontacten in de avond van 27 februari 2015, in zijn woning in Zaltbommel opgezocht. Daar is [slachtoffer 1] mishandeld. [verdachte ] heeft hem geslagen en gestompt. Ook heeft [verdachte ] [slachtoffer 1] in zijn oor gebeten. Daarnaast is [slachtoffer 1] bedreigd met zware mishandeling. Zo zeiden ze tegen hem dat het niet goed met hem af zou lopen als ze de hennep niet terug zouden krijgen. Ook heeft [medeverdachte 2] hem een stroomstootwapen voor het gezicht gehouden. [slachtoffer 1] werd gedwongen om in de auto te stappen, waarbij hij zich luid en duidelijk heeft verzet. In de auto is hij vastgebonden met tape en/of tiewraps. [slachtoffer 1] werd aansluitend naar de woning van de vader van [verdachte ] in Breda gebracht. [slachtoffer 1] is daarbij voortdurend tegen zijn wil vastgehouden en was nog steeds vastgebonden met tape en/of tiewraps. Vervolgens is [slachtoffer 1] naar Dordrecht gebracht, waar hij ook vrijwel voortdurend vastgebonden is. Hij was bij voortduring niet vrij om te gaan en te staan waar hij wilde.
De opmerking van de verdediging dat het een plan was van [slachtoffer 1] om aan de familie [achternaam slachtoffers 2, 3 en 4] te ontkomen en dat hij daarom in Breda al en ook daarna samenwerkte met [verdachte ] en de anderen, schuift de rechtbank, gelet op vorenstaande, als ongefundeerd en onaannemelijk terzijde.
Het oogmerk
Ten aanzien van de vraag of [verdachte ] samen met (een) ander(en) het oogmerk had om een ander te bewegen om iets te doen, overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat het niet goed met hem zou aflopen als ‘ze’ de wiet niet terug zouden geven. [66] Ze zeiden soms dat ze hem zouden laten gaan als hij de wiet gaf. [67]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze geen geweld wilden gebruiken, maar dat ze terug wilden wat van hen was. [68]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wist dat [verdachte ] al de hele week op zoek was naar [slachtoffer 1] . [verdachte ] had hem verteld dat [slachtoffer 1] zijn wietoogst gestolen had. [verdachte ] had hem recent verteld dat hij wist waar [slachtoffer 1] was. Hij was helemaal in zijn nopjes dat hij hem had gevonden. Hij zou [slachtoffer 1] gaan opzoeken en via hem zijn wiet terugkrijgen. [69]
Tijdens een telefoongesprek tussen [slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’) en [slachtoffer 2] ( ‘ [slachtoffer 2] ’) op 1 maart 2015 om 13.02 uur, is het volgende gezegd:
(..)[slachtoffer 2] : ‘Waar ben je nu?’
[slachtoffer 1] : ‘Ik weet de naam van de plaats niet’
(..)[verdachte ] (hierna: ‘ [verdachte ] ’) neemt de telefoon over van [slachtoffer 1] en vervolgt:
[verdachte ] : ‘Je moet eens na gaan denken over oplossingen want ik begin echt nerveus te worden.’(..)[verdachte ] : ‘Je weet waar ik het over heb als je iets steelt oke want ik weet niet dat je het gestolen hebt maar het is geen stelen maar rippen’
(..)[verdachte ] : ‘Je hebt dit nummer en dan bel je. Je moet gaan denken over oplossingen want mijn oplossingen zijn niet zo goed.’
[slachtoffer 2] : ‘Aub wees niet ongerust maar doe normaal tegen [slachtoffer 1] ’ [70] Op 1 maart 2015 om 16.03 uur is wederom contact tussen [verdachte ] (hierna: ‘ [verdachte ] ’) en een persoon die [slachtoffer 2] (rechtbank: [achternaam slachtoffers 2, 3 en 4] (hierna: ‘ [slachtoffer 2] ’) wordt genoemd, waarin het volgende is gezegd:
[slachtoffer 2] : ‘Oke. Is [slachtoffer 1] oké?’
[verdachte ] : ‘Iedereen is oké.’
(…)
[verdachte ] : ‘Hoe gaan we dit oplossen. Ik heb die negen en half, die je van mij hebt, nodig. Hoe gaan we dit probleem oplossen’
[slachtoffer 2] : ‘Ik doe mijn best nu op dit moment. omdat het niet hier bij mij is, maar daar daar daar. Ik ben nu aan het racen nu van overal om het te nemen naar een plaats en dan wil ik jou ontmoeten op plaats wat jij wilt.’
[verdachte ] : ‘Dat kunnen we regelen dat is geen probleem. Dit is de enige manier om het normaal te doen.’
(..)[slachtoffer 2] : ‘Ja. Geef hem mij. Geef [slachtoffer 1] ’[slachtoffer 2] : ‘Hallo [slachtoffer 1] ’
[slachtoffer 1] : ‘Hallo [slachtoffer 2] ’[slachtoffer 2] : ‘Hallo hoe gaat het met jou, mijn vriend’
(..)[slachtoffer 1] : heel veel bloed, veel bloed maar niets is gebroken. (..)’
(..)
[verdachte ]: ‘Eh eh.Alles komt goed, alles komt goed. Als jij doet wat je zegt.Ik doe alles wat ik zeg. Het is niet mijn bedoeling om iemand te verwonden of oorlog te maken met iemand. Dit is niemand zijn bedoeling. Maar je kan ook niet zomaar accepteren dat er zoiets wat er nu is gebeurd bij jou. Je weet wat ik bedoel. Want als je steelt je steelt.’
(…) [verdachte ] : ‘Hoe lang denk je.Hoeveel tijd heb je nodig om dit te regelen.
[slachtoffer 2] : ‘Ik denk een, maar maximaal twee dagen.’
(…)
[slachtoffer 2] : Ik doe al mijn best om het te regelen. Voor morgen. Ik doe mijn best. Maar alsjeblieft heb geduld en laat niets gebeuren met mij of mijn familie. Ik denk dat het omdat wij samen hebben gesproken en ik heb gezien wat je kan doen,misschien kun je [slachtoffer 1] naar huis laten komen en dan regel ik alles en geef ik je alles.(…)Ik maak mij zorgen om mijn vriend.Voor mij mijn vriend is meer waard dan alles in deze bulshit. Ik wil jou helpen maar je moet mij ook helpen.’
(…)
[slachtoffer 2] : ‘Oke oke. Je kan [slachtoffer 1] niet laten gaan nu?’ (..)
[verdachte ] : ‘Dat kunnen wij niet doen. Moeten regelen.’
[slachtoffer 2] : ‘Als we, als we elkaar ontmoeten. Ik geef je terug jou spul.’
[verdachte ] : ‘Wanneer jij alles hebt, wij regelen een plaats.’ [71]
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat bij [verdachte ] en [medeverdachte 3] het oogmerk bestond om [slachtoffer 2] te bewegen om de wiet terug te geven. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze terug wilden wat van hen was. In de gegeven context, zoals naar voren komend uit de verklaring van [medeverdachte 3] en de overige hiervóór vermelde bewijsmiddelen, kan naar het oordeel van de rechtbank “dat wat van hen was” op niets anders betrekking hebben dan op de geripte hennep. Zowel [verdachte ] als [medeverdachte 3] waren ook bij het plan betrokken. Dit sluit ook aan bij de verklaringen van [medeverdachte 1] en van [slachtoffer 1] . [verdachte ] was al de hele week op zoek geweest naar [slachtoffer 1] en had hem eindelijk gevonden. Door hem te gijzelen wilden hij en [medeverdachte 3] [slachtoffer 2] onder druk zetten om de geripte hennep aan hen terug te geven.
De rechtbank acht, gelet op al het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander, namelijk [medeverdachte 3] , [slachtoffer 1] ook op 1 maart 2015 nog van zijn vrijheid beroofd heeft gehouden. Zij hebben hem de gehele periode van 27 februari 2015 tot en met
1 maart 2015 gegijzeld in Zaltbommel, Breda en Dordrecht. Zijn handen waren, tot kort voor de komst van de politie in de middag van 1 maart 2015, vrijwel voortdurend vastgebonden met tiewraps en/of met tape. Ze hebben [slachtoffer 1] van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden met het oogmerk om [slachtoffer 2] te bewegen om de geripte hennep aan hen terug te geven. In Breda en Dordrecht is contact gelegd met in ieder geval [slachtoffer 2] om te bespreken wanneer en waar hij de hennep zou terug geven.
Poging tot afpersing
De hiervóór ten aanzien van de vrijheidsberoving en het oogmerk beschreven handelingen van [verdachte ] en [medeverdachte 3] zijn naar het oordeel van de rechtbank ook te kwalificeren als een poging tot afpersing. Anders dan de verdediging meent, hoeft het geweld of de bedreiging met geweld niet gericht te zijn tegen de persoon zelf die tot afgifte wordt gedwongen, in dit geval [slachtoffer 2] (of de [achternaam slachtoffers 2, 3 en 4] ). Dat dit geweld en de bedreiging met dat geweld daadwerkelijk druk heeft gezet op [slachtoffer 2] blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit het de hiervóór weergegeven telefoongesprekken tussen hem en [verdachte ] .
Ten aanzien van het
gebruikenvan de taser
op[slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat dit niet overtuigend bewezen kan worden. De letselverklaring bevestigt het gebruik van een taser niet, zodat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van dit deel van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt dat de bewezen verklaarde gedragingen (gijzeling en poging tot afpersing) in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat verdachte daarvan in wezen ook één verwijt wordt gemaakt, zodat sprake is van eendaadse samenloop.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
1 primair en onder 2tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 primair.
hij in
of omstreeksde periode van 27 februari 2015 tot en met 1 maart 2015,
te Zaltbommel en
/ofte Breda en
/ofte Dordrecht
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,
opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, met het oogmerk
(een
)
ander
(en), te weten [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
althans een persoon,te dwingen
iets te doen en/of niet te doen, te wetenom
te vertellen waar een geripte partij weed/hennep zou zijn gebleven
en/of om te
bekennen dat hij een partij/hoeveelheid weed/hennep had gestolen en/of alsnog
te laten betalen of hem/hun schadeloos te stellen voor de diefstal van de
weed/hennep,
met voormeld oogmerk
heeft/hebben verdachte en
/ofverdachte's mededader
(s
)die
[slachtoffer 1]
-opgezocht in een pand aan [adres 2] ,
althans te
Zaltbommelen
/of
-bedreigd met
de dood en/ofzware mishandeling en
/of
-geslagen en
/ofgestompt
en/of geschopt en/of getrapten
/ofin het oor
gebeten en
/of
-vastgepakt en
/ofin een auto geduwd en
/ofgedwongen in een auto plaats te
nemen en
/of
-met een taser electrische shocks toegebracht en/of
-
(de handen en/of voeten
)vastgebonden met tiewraps en/of tape en
/of
-overgebracht naar een woning/pand in Breda en
/ofnaar een woning/pand
(aan [adres 3]
)te Dordrecht en
/of
-
(aldaar
)tegen zijn wil vastgebonden en
/ofvastgehouden en
/of
-in ieder geval
(telkens
)die [slachtoffer 1] belemmerd om te gaan en
/ofte staan waar
hij dat wilde en
/ofopzettelijk een plaats, te weten de woning aan [adres 3]
, heeft verschaft voor de wederrechtelijke
vrijheidsberoving van die [slachtoffer 1] .
2.
hij in
of omstreeksde periode van 27 februari 2015 tot en met 1 maart 2015,
te Zaltbommel en
/ofte Dordrecht, in elk geval (elders) in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen
, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of
(een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/of
bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] , althans een persoon,te dwingen tot de afgifte van een
(geripte) hoeveelheid hennep/weed
en/of geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan
die [slachtoffer 1] , in elk geval aaneen ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
die [slachtoffer 1]
heeft/hebben vastgepakt
en/of geschopt en/of getrapten
/of
gestompt en
/ofgeslagen en
/ofmeegenomen in een auto en
/of heeft/hebben
gedreigd die [slachtoffer 1]
te doden, althanszwaar te mishandelen
en/of met een
taser electrische shocks toegebrachten
/ofde handen en/of voeten vastgebonden
met tiewraps en/of tape, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
ten aanzien van feit 1 primair:
‘medeplegen van gijzeling’
en
ten aanzien van feit 2:
‘poging tot medeplegen van afpersing’

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden, aan verdachte geen vrijheidsstraf op te leggen die hoger is dan het voorarrest. De verdediging heeft ook opgemerkt dat rekening gehouden moet worden met de schending van de redelijke termijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 4 juni 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 16 maart 2017.
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 29 mei 2015.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ontvoering van [slachtoffer 1] . Verdachte is hiertoe samen met vier anderen naar de woning van [slachtoffer 1] in Zaltbommel gegaan, waar [slachtoffer 1] vervolgens is mishandeld en bedreigd. [slachtoffer 1] werd geslagen en gestompt. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in zijn oor gebeten. Ook is [slachtoffer 1] daar bedreigd en is hem een stroomstootwapen getoond. [slachtoffer 1] is vervolgens onder dwang in een auto gezet en werd vastgebonden met tiewraps. Vanuit Zaltbommel zijn ze naar Breda gereden. Enige tijd later zijn ze naar Dordrecht gereden. Ook daar is [slachtoffer 1] nog, tot in de middag van 1 maart 2015, vastgehouden door verdachte, samen met een ander. Verdachte had dit plan bedacht met [medeverdachte 3] , met als doel om een geripte hoeveelheid hennep terug te krijgen.
Verdacht de centrale, initiërende en plannende rol in dit geheel en deed bovendien actief mee aan de gewelddadige uitvoering. Die centrale rol rechtvaardigt voor hem binnen dit geheel van daders en gebeurtenissen de zwaarste straf.
De rechtbank overweegt dat dit ernstige feiten zijn. De wijze waarop deze bijna maffia-achtige gijzeling en poging tot afpersing hebben plaatsgevonden, is schokkend. Verdachte is de organisator van het geheel en had zowel in de voorbereiding als in de uitvoering de hoofdrol. Dit alles heeft in de nachtelijke uren in een woonwijk plaatsgevonden. De buren werden wakker van lawaai en geschreeuw dat door ‘merg en been’ ging. Dit veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij.
De rechtbank wil wel aannemen dat [slachtoffer 1] zelf een bedenkelijke rol heeft gespeeld in de aanloop naar de avond van 27 februari 2015. Hij had een hoeveelheid van zo’n 9,5 kilo wiet geript dan wel laten rippen, hetgeen de directe aanleiding was voor onderhavige feiten. [slachtoffer 1] bevindt zichzelf kennelijk ook in het criminele circuit. Tot op heden is [slachtoffer 1] niet bereid geweest om mee te werken aan nader onderzoek zoals een verhoor. De rechtbank sluit niet uit dat [slachtoffer 1] bang is voor represailles door zijn criminele handelen, dan wel in zijn ogen belangrijke eigen belangen heeft die niet worden gediend door openheid van zaken te geven.
Dit alles laat naar het oordeel van de rechtbank echter onverlet dat niemand voor eigen rechter mag spelen, hetgeen verdachte en zijn mededader(s) in onderhavige zaak wel hebben gedaan. Er is niets dat hun optreden rechtvaardigt; er is ook niets dat dergelijk eigenmachtig optreden door of tegen criminelen in vergelijkbare situaties kan rechtvaardigen.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank vooral gekeken naar straffen in vergelijkbare zaken.
Hoewel normaliter voor dergelijke feiten lange, onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen worden opgelegd, zoals ook door de officier van justitie gevorderd, wijkt de rechtbank daar in onderhavige zaak vanaf gelet op het volgende.
De rechtbank kijkt, veel meer nog dan de officier van justitie, naar het forse tijdsverloop. De redelijke termijn is geschonden. Dit is in overwegende mate gelegen in het feit dat tevergeefs geprobeerd is om [slachtoffer 1] naar Nederland over te laten komen. Inmiddels is bijna 3,5 jaar verstreken. Verdachte heeft na zijn voorarrest van 255 dagen een leven opgebouwd en is sinds onderhavige zaak niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. Om verdachte nu, na al die tijd, voor 3,5 jaar op te sluiten, is naar het oordeel van de rechtbank niet opportuun.
Ondanks voorgaande overwegingen, die matigend op de straf werken, vindt de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur nog steeds onontkoombaar, dit gezien de ernst van de feiten en omdat verdachte daarin een centrale en organiserende rol heeft gespeeld. Het moet duidelijk zijn dat de samenleving eigenrichting niet over haar kant kan laten gaan.
Alles in overweging nemend, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek moet worden opgelegd.
Ten aanzien van het beslag overweegt de rechtbank -in navolging van de officier van justitie- dat, voor zover er nog sprake is van beslag, zij zal beslissen dat dit retour mag naar de rechthebbende(n).
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 10/798870-14), zoals op 4 september 2015 gedaan, wordt toegewezen.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van
9 december 2014, parketnummer 10/198870-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur 14 dagen ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 312, 317 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan de eventuele in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende(n).
 De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling.

Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter Dordrecht van 9 december 2014 (parketnummer 10/198870-14), te weten van:
een gevangenisstraf van 14 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K .A. M . van Hoof en
mr. H .C. M . Snellen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H .L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van Team Grootschalige Opsporing, Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal, [onderzoeksnaam] , gesloten op 26 juli 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 1945-1949, en een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , p. 1278-1281.
3.Een proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, p. 200.
4.Rapport telefoonnummers verdachte [verdachte ] , p. 374-376.
5.Een proces-verbaal van verhoor [verdachte ] , p. 1444, 1e alinea.
6.Rapport analyse historische gegevens telefoonnummers verdachte [medeverdachte 2] , p. 533-539.
7.Rapport analyse historische gegevens telefoonnummers verdachte [medeverdachte 2] , p. 542-547.
8.Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] . [medeverdachte 2] , p. 1544.
9.Rapport telefoonnummers verdachte [medeverdachte 4] , p. 355-357.
10.Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 1769.
11.Rapport analyse telefoonnummer 31648543211 ( [medeverdachte 5] ), p. 590.
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , p. 1836.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2075.
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1672-1673.
15.Een proces-verbaal van bevindingen (t.a.v. onderzoek chats tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ), p. 2579.
16.Een proces-verbaal van bevindingen verhoor [getuige 2] , p. 2027.
17.Een overzicht WhatsApp gesprekken, p. 2422-2428.
18.Een overzicht WhatsApp gesprekken, p. 2228-2229.
19.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 1277 onderaan.
20.Een rapport analyse telefoonnummer [pizzeria] , p. 528-529.
21.Een rapport analyse historische gegevens telefoonnummers verdachte [medeverdachte 2] , p. 535, met bijlage p. 550.
22.Een rapport analyse telefoonnummer [pizzeria] , p. 528-529.
23.Een rapport analyse telefoonnummer [pizzeria] , p. 527.
24.Een rapport analyse telefoonnummer [pizzeria] , p. 528.
25.Een overzicht WhatsApp gesprekken, p. 2304-2306.
26.Een overzicht WhatsApp gesprekken, p. 2308-2309.
27.Een overzicht WhatsApp gesprekken, p. 2331.
28.Een overzicht WhatsApp gesprekken, p. 2390.
29.Een overzicht WhatsApp gesprekken, p. 2390.
30.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 1277-1279; een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte ] , p. 1449, 2e alinea.
31.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 1277-1280.
32.Een proces-verbaal sporenonderzoek, p. 2646, en een proces-verbaal van verhoor [getuige 4]
33.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte ] , p. 1448.
34.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 1277-1281.
35.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 1281.
36.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1672.
37.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1688.
38.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1690.
39.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1675-1676.
40.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1687, 2e en 3e regel.
41.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1691, 6e alinea, laatste twee regels.
42.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1676, laatste zin.
43.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1691, 3e alinea, en een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte ] , p. 1489.
44.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 1946-1948 en een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 1967.
45.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2629.
46.rapport NFI, d.d. 7 mei 2015, p. 2828.
47.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 958.
48.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2597-2598.
49.Een proces-verbaal van bevindingen Huawei smartphone verdachte [medeverdachte 5] , p. 1102-1103.
50.Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , p. 1691.
51.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 2063-2064.
52.Een Rapport van het NFI, p. 2827-2828.
53.Een proces-verbaal uitwerking WhatsApp gesprekken, p. 2388.
54.Een rapport analyse historische gegevens telefoonnummers verdachte [medeverdachte 2] , p. 538.
55.Een rapport analyse historische gegevens telefoonnummers verdachte [medeverdachte 2] , p. 539-540.
56.Een proces-verbaal uitwerking WhatsApp gesprekken, p. 2404-2405.
57.Een proces-verbaal uitwerking WhatsApp gesprekken, p. 2398-2400.
58.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1339-1340.
59.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1343-1344.
60.Een proces-verbaal uitwerking WhatsApp gesprekken, p. 2384-2368.
61.Een proces-verbaal uitwerking WhatsApp gesprekken, p. 2377.
62.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte ] , p. 1898.
63.Een proces-verbaal uitwerking WhatsApp gesprekken, p. 2368.
64.Een rapport analyse historische gegevens overige telefoonnummers, p. 604.
65.Een proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van relevante telefoongesprekken, met bijlagen, p.1031.
66.Een proces-verbaal van verhoor aangever, p. 1278.
67.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 1282.
68.Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , p. 1674.
69.Een proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , p. 1339.
70.Een uitgewerkt tapgesprek, p. 1028.
71.Een uitgewerkt tapgesprek, p. 1030-1031.