ECLI:NL:RBGEL:2018:3427

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
05/740276-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroven van oudere dames met geweld

Op 2 augustus 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 30 juni 2017 drie oudere dames op straat beroofde van hun sieraden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij hij de slachtoffers op brutale wijze heeft beroofd van hun sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische toestand, waaronder schizofrenie en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte een fors strafblad heeft en dat straatroven ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en de maatschappij. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft besloten een groter deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, zodat de verdachte kan worden behandeld. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de diefstallen schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740276-17
Datum uitspraak : 2 augustus 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [detentieplaats] .
Raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
Aanwezig ter terechtzitting: mr. A. van der Poel, kantoorgenoot.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
12 oktober 2017, 30 november 2018, 22 februari 2018, 19 april 2018, 24 mei 2018 en 19 juli 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juni 2017 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, althans in Nederland, op de openbare weg (aan de [naam straat 1] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) (schakel)armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- aan de armband van die [slachtoffer 1] heeft getrokken (terwijl de armband vastzat aan de arm van [slachtoffer 1] ) en/of
- ( vervolgens) die armband van de arm van die [slachtoffer 1] heeft gegrist;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2017 te Doesburg, althans in Nederland, op de openbare weg (aan de [naam straat 2] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (hoeveelheid) (gouden) ketting(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 2] van achteren vastgreep en zijn beide armen om die [slachtoffer 2] heen heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) die ketting(en) van de nek van die [slachtoffer 2] heeft gerukt/gegrist;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2017 te Doetinchem, althans in Nederland, op de openbare weg (aan de [naam straat 3] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(gouden) (schakel)armband (met kinderkopjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 3] bij haar pols heeft gegrepen en/of
- ( vervolgens) die armband van de pols van die [slachtoffer 3] heeft gegrist;
4.
hij op of omstreeks 30 juni 2017 te Doetinchem, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres] ) heeft weggenomen een fiets (van het merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking (door het verbreken van de scharnieren van de roldeur);
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 juni 2017 te Duiven, althans in Nederland, een goed te weten een fiets (van het merk Gazelle) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de vraag of er sprake is geweest van braak.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de feiten, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2018, bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 78;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 118;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 156;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 188;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 juni 2017 te Giesbeek, gemeente Zevenaar,
althans in Nederland,op de openbare weg (aan de [naam straat 1] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(gouden
) (schakel
)armband,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en
/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond dat verdachte
- aan de armband van die [slachtoffer 1] heeft getrokken (terwijl de armband vastzat aan de arm van [slachtoffer 1] ) en
/of
-
(vervolgens
)die armband van de arm van die [slachtoffer 1] heeft gegrist;
2.
hij op
of omstreeks30 juni 2017 te Doesburg,
althans in Nederland,op de openbare weg (aan de [naam straat 2] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een (hoeveelheid) (gouden
)ketting
(en
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken
en
/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 2] van achteren vastgreep en zijn beide armen om die [slachtoffer 2] heen heeft geslagen en
/of
-
(vervolgens
)die ketting
(en
)van de nek van die [slachtoffer 2] heeft gerukt/gegrist;
3.
hij op
of omstreeks30 juni 2017 te Doetinchem,
althans in Nederland,op de openbare weg (aan de [naam straat 3] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(gouden
) (schakel
)armband
(met kinderkopjes
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en
/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 3] bij haar pols heeft gegrepen en
/of
- ( vervolgens) die armband van de pols van die [slachtoffer 3] heeft gegrist;
4.
hij op
of omstreeks30 juni 2017 te Doetinchem,
althans in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres] ) heeft weggenomen een fiets (van het merk Gazelle),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking (door het verbreken van de scharnieren van de roldeur).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3 telkens:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De duur van de klinische behandeling dient op maximaal één jaar gesteld te worden. Ook acht hij het wenselijk dat verdachte, zodra de ambulante behandeling is aangevangen en indien nodig, kortdurend klinisch opgenomen kan worden voor de duur van maximaal 7 weken. Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte een uitgebreid strafblad heeft en dat hij bij de gepleegde straatroven bewust zwakkere slachtoffers heeft uitgekozen. Bij dergelijke feiten past een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daar staat tegenover dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Hij leidt aan schizofrenie, is zwakbegaafd en verslaafd, en is hiervoor niet eerder klinisch behandeld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, eventueel in combinatie met een langere voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte kan dan direct starten met de klinische behandeling.
Hoewel de raadsvrouw heeft bepleit dat een klinische behandeling voor de duur van maximaal 9 maanden zou kunnen volstaan, kunnen zij en verdachte zich ook vinden in een periode van maximaal één jaar. Evenals de officier van justitie acht zij het wenselijk dat verdachte tijdens de ambulante behandeling kortdurend klinisch kan worden opgenomen, maar maximaal gedurende 7 weken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 31 mei 2018;
- een voorlichtingsrapport van Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils, gedateerd 21 september 2017;
- het rapport van psychologisch onderzoek van [naam] , psycholoog, gedateerd 9 oktober 2017;
- de voorlichtingsrapporten van GGZ ERW Novadric-Kentron Den Bosch gedateerd 14 mei 2018 en 11 juni 2018;
- het observatieverslag van Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), gedateerd 15 juni 2018.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie straatroven, die hij kort achter elkaar op één dag heeft gepleegd. Hij heeft bewust oudere dames als slachtoffers gekozen en hen op een brutale wijze beroofd van de sieraden die zij droegen. De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof veelal langdurig ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Straatroven veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf houdt de rechtbank er in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte een fors strafblad heeft met daarop een reeks aan veroordelingen.
Omdat verdachte heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een onderzoek naar zijn persoonlijkheid, is hij ter observatie geplaatst in het PBC. Gaande het onderzoek is gebleken dat de beperkte mogelijkheden om met verdachte in contact te komen zijn toe te schrijven aan zijn structurele beperkingen. Hij heeft zich wel goed laten observeren. Geconcludeerd is dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Ook is sprake van een langdurig bestaand, structureel en pervasief patroon van ernstig pathologisch disfunctioneren. Verdachte kan zich niet zelfstandig redden. De geconstateerde stoornis, het gebruik van middelen en de cognitieve beperkingen zijn aspecten die elkaar vaak in versterkende zin beïnvloeden en het disfunctioneren tot gevolg hebben. De precieze aard van de onderlinge beïnvloeding van de stoornissen laat zich niet exact bepalen en ook de aard en omvang van de relaties tussen de stoornissen en de ten laste gelegde feiten laat zich niet goed vaststellen. Wel wordt verdachtes gehele dagelijkse handelen en keuzevrijheid beïnvloed door de stoornissen. Er zal dus ook sprake zijn geweest van doorwerking in de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en is van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van een stoornis ten tijde van het plegen van de feiten en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Dit zal de rechtbank bij de straf als strafverlagende factor laten meewegen.
Uit het rapport van het PBC blijkt verder dat, als verdachte niet behandeld zal worden, het recidiverisico hoog wordt ingeschat. Er wordt daarom geadviseerd verdachte eerst klinisch te behandelen, daarna te gaan werken aan het bereiken van meer stabilisatie op verschillende levensterreinen en resocialisatie, weer gevolgd door begeleiding door forensisch (F)ACT. Het opleggen van bijzondere voorwaarden binnen een voorwaardelijk strafdeel wordt daartoe het meest passend geacht.
De rechtbank zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Deze straf sluit aan bij straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd, waarbij ook rekening is gehouden met de LOVS‑oriëntatiepunten en met verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid. Omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte de geadviseerde behandeling en begeleiding zal volgen zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd worden en zullen daar de voorwaarden aan verbonden worden die in het voorlichtingsrapport van GGZ ERW Novadric-Kentron Den Bosch van 11 juni 2018 staan vermeld. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het van belang is dat de voorwaarde dat verdachte tijdens de ambulante behandeling kortdurend klinisch kan worden opgenomen voor maximaal zeven weken daaraan toegevoegd moet worden. Hiermee kan een mogelijke terugval van verdachte worden opgevangen. De rechtbank heeft laten meewegen dat er bij verdachte het besef is ontstaan dat behandeling noodzakelijk is en dat hij ter terechtzitting van 19 juli 2018 te kennen heeft gegeven dat hij zijn medewerking wil verlenen aan de te stellen voorwaarden, waaronder het volgen van een klinische behandeling. Het is van belang dat verdachte snel aan deze behandeling kan beginnen. De rechtbank zal daarom een groter deel van de straf voorwaardelijk opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 20,-- (materiële schade).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 307,-- (€ 107,-- materiële en € 200,-- immateriële schade).
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 385,-- (€ 85,-- materiële en € 300,-- immateriële schade).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen toewijsbaar zijn. Ten aanzien van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade van € 107,--, het verschil tussen de werkelijke waarde en de nieuwwaarde, heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] aangevoerd dat de materiële schade door de verzekering is vergoed. Het gevorderde bedrag van € 107,-- betreft het verschil tussen de werkelijke waarde en de nieuwwaarde. Dit betreft echter geen schade. Dat deel van de vordering dient daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden. Voor het overige refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is niet weersproken dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , zoals deze hebben gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden. De vordering komen de rechtbank ook anderszins niet ongegrond of onrechtmatig voor en zullen derhalve worden toegewezen.
De rechtbank zal van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu de materiële schade door de verzekering is vergoed. Het thans gevorderde bedrag ziet op het verschil tussen de werkelijke waarde en de nieuwwaarde en is dus niet rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. De gevorderde immateriële schade is toewijsbaar nu dit deel van de vordering niet is weersproken en dit deel van de vordering de rechtbank ook anderszins niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
De rechtbank zal de wettelijke rente telkens toewijzen met ingang van 30 juni 2017 (pleegdatum).
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 15 (vijftien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich in aansluiting op zijn detentie zal laten opnemen in de Forensische Psychiatrische Kliniek De Woenselse Poort of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Indien die plaatsing niet direct in aansluiting op de detentie mogelijk is, zal veroordeelde zich laten opnemen in een door diezelfde instantie geïndiceerde overbruggingszorg. De opname duur is maximaal één jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van die behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich in aansluiting op de klinische behandeling zal laten behandelen door een (forensische) poliklinische behandelinstelling, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De poliklinische behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
In geval van crisis kan veroordeelde eenmalig kortdurend klinisch opgenomen voor de duur van maximaal zeven weken;
- in aansluiting op de klinische behandeling zal verblijven in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen alcohol of drugs gebruiken zal gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde zal meewerken aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijk controlemiddelen zijn urineonderzoek, bloedonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering van tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank:
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partij.
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 20,-- (twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 20,-- (twintig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 200,-- (tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 200,-- (tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 4 (vier) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 385,-- (driehonderd vijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 385,-- (driehonderd vijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 7 (zeven) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm van de politie Oost Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2017301415, gesloten op 11 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.