ECLI:NL:RBGEL:2018:338

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5026
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geen bezwaar voor paramotor door burgemeester Lingewaal

In deze zaak heeft de burgemeester van de gemeente Lingewaal een aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar voor het opstijgen met een paramotor afgewezen. De burgemeester stelde dat de openbare orde en veiligheid in het geding waren, omdat het terrein waarop de aanvraag betrekking had, grenst aan een terrein waarvoor een luchthavenregeling geldt. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid deze verklaring kon weigeren, omdat de veiligheid in het geding was. De rechtbank merkte op dat het terrein niet samenvalt met het terrein waarop de luchthavenregeling van toepassing is, maar dat er wel sprake is van aangrenzende terreinen. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester onvoldoende onderzoek had gedaan naar de mogelijke overlast en hinder, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van het besluit, omdat de veiligheid zelfstandig het besluit kon dragen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/5026

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: dr. mr. R.M. Schnitker),
en

de Burgemeester van de gemeente Lingewaal te Asperen, verweerder.

Procesverloop

Op 8 december 2015 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verklaring van geen bezwaar voor het opstijgen en landen met een paramotor voor een periode van één jaar ingaande op 1 januari 2016.
Bij besluit van 11 februari 2016 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2016 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J.P.G van Roozendaal.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat eiser een verklaring van geen bezwaar heeft aangevraagd voor een periode van één jaar, ingaande op 1 januari 2016. Nu deze periode inmiddels is verstreken, ontbreekt volgens verweerder eisers belang bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. Volgens vaste jurisprudentie kan dat belang gelegen zijn in de omstandigheid dat eiser het inhoudelijke oordeel van de rechtbank kan betrekken bij eventuele toekomstige aanvragen voor een verklaring van geen bezwaar. Eiser heeft ter zitting aangegeven in de toekomst opnieuw een verklaring van geen bezwaar te willen aanvragen. Gelet hierop heeft eiser belang bij een inhoudelijk oordeel.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3. Op 13 juli 2011 is de Verordening “luchthavenregeling Cattlefarm te Asperen” (hierna: de luchthavenregeling) in werking getreden. Deze luchthavenregeling is van toepassing op het terrein gelegen aan de [locatie]. Volgens de voorwaarden mag de luchthaven uitsluitend gebruikt worden door de paramotortrike FlyProduct Xenit of een gelijkwaardig type en mogen er per gebruiksjaar maximaal 100 vliegbewegingen plaatsvinden.
4. De aanvraag van eiser van 8 december 2015 ziet ook op het terrein [locatie]. Ter zitting is gebleken dat het terrein waarop deze aanvraag ziet niet samen valt met het terrein waarop de luchthavenregeling van toepassing is, maar dat sprake is van aangrenzende terreinen.
5. Verweerder heeft deze aanvraag bij het primaire besluit afgewezen, deze afwijzing bij het bestreden besluit gehandhaafd, en daaraan ten grondslag gelegd dat de openbare orde en veiligheid zich verzetten tegen het verstrekken van de gevraagde verklaring van geen bezwaar.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid de gevraagde verklaring van geen bezwaar kunnen weigeren. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat de veiligheid in het geding is, omdat het terrein waarop de aanvraag ziet grenst aan het terrein waarvoor de luchthavenregeling geldt. Daarbij is van belang dat er na het honoreren van de aanvraag geen beletselen zijn om gelijktijdig van beide terreinen gebruik te maken, zodat luchtvaartuigen gelijktijdig kunnen opstijgen en/of landen op deze terreinen.
6.1.
Eiser heeft gesteld dat verweerder niet mag eisen dat er een afstand zit tussen luchthavens, omdat de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (hierna: RVGLT) daarvoor geen ruimte biedt. De rechtbank overweegt dat deze beroepsgrond niet slaagt. In de RVGLT zijn hierover geen regels opgenomen. De RVGLT biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verweerder zich daarover niet mag uitlaten. Te verwachten problemen bij het aan elkaar grenzen van twee luchthavens zijn bovendien voor verweerders beoordeling relevant. Verweerders beoordeling vormt een afzonderlijke afweging ten opzichte van de RVGLT.
6.2.
Verweerder heeft bij zijn beoordeling aansluiting gezocht bij de gedragslijn van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, te weten dat een verzoek om ontheffing voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik wordt afgewezen als voor een terrein binnen een afstand van 1000 meter hemelsbreed een luchthavenregeling is verleend. De stelling van eiser dat verweerder geen aansluiting had mogen zoeken bij deze gedragslijn, slaagt evenmin. De oorsprong van deze overweging doet immers niet af aan de omstandigheid dat de veiligheid in het geding is doordat deze terreinen aan elkaar grenzen.
7. Verweerder heeft daarnaast geweigerd de gevraagde verklaring van geen bezwaar te verstrekken, omdat de openbare orde in het geding is. Verweerder heeft daartoe overwogen dat drie handhavingsverzoeken zijn ontvangen die betrekking hebben op overlast ten aanzien van de in rechtsoverweging 3 genoemde luchthaven.
7.1.
Hoewel verweerder in het kader van de openbare orde bij zijn besluitvorming mag betrekken of de verstrekking van de verklaring van geen bezwaar zal leiden tot overlast en hinder, heeft verweerder in dit geval naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderzocht of het verstrekken van de verklaring van geen bezwaar tot dusdanige overlast en hinder zal leiden dat de openbare orde in het geding komt.
In het advies van de bezwarencommissie van de gemeente Lingewaal van 18 mei 2016 is overwogen dat ten aanzien van de (eventueel) geuite klachten en de veronderstelde hinder geen objectieve waarnemingen en feitenonderzoek hebben plaatsgevonden. Hoewel verweerder dit advies heeft overgenomen, zoals blijkt uit het bestreden besluit, heeft verweerder geen onderzoek verricht naar de aard en hoeveelheid van de ondervonden overlast en hinder. Ook de stelling van verweerder ter zitting dat uit de grote hoeveelheid klachten, van ongeveer 15 personen, blijkt dat sprake is van overlast, is niet onderbouwd en toegelicht. Het enkele feit dat er handhavingsverzoeken zijn ingediend, is onvoldoende om te concluderen dat de openbare orde in het geding is. Daarbij is van belang dat verweerder niet kan duiden, anders dan dat de provincie Gelderland controles zal uitvoeren, wat de stand van zaken is met betrekking tot deze handhavingsverzoeken.
Bovendien hebben deze handhavingsverzoeken en klachten betrekking op de bestaande luchthaven en heeft verweerder niet onderzocht in hoeverre hetzelfde zal gelden voor het terrein waarop deze aanvraag ziet.
8. De omstandigheid dat verweerder in het kader van de openbare orde onvoldoende onderzoek heeft verricht, leidt echter niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Verweerder heeft namelijk, zoals blijkt uit rechtsoverweging 6, in redelijkheid kunnen overwegen dat de veiligheid in het geding komt bij verstrekking van de gevraagde verklaring van geen bezwaar. Dit onderdeel kan het bestreden besluit zelfstandig dragen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzitter, mr. G.W.B. Heijmans en mr. T.E. van Zoeren, rechters, in tegenwoordigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Wet Luchtvaart
Artikel 8.1a
1. Het is verboden met een luchtvaartuig op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven.
3. Het is verboden een overige burgerluchthaven in bedrijf te hebben indien voor deze luchthaven geen luchthavenbesluit of luchthavenregeling geldt.
Artikel 8a.51
1. Gedeputeerde staten kunnen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van een terrein ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 8.1a, eerste lid, indien het terrein wordt gebruikt door een luchtvaartuig dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie.
2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
Besluit burgerluchthavens
Artikel 21
Als luchtvaartuig als bedoeld in artikel 8a.51 van de wet worden aangewezen:
c. zweeftoestellen.
Regeling burgerluchthavens
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
gemotoriseerd schermvliegtuig:schermvliegtuig, zijnde een zweeftoestel zonder starre hoofdstructuur dat kan worden gedragen en slechts kan worden gestart en geland door gebruik te maken van de benen van de bestuurder, dat over een motor beschikt.
Artikel 18
1. Van het verbod bedoeld in artikel 8.1a, derde lid, eerste volzin, van de wet worden vrijgesteld:
f. luchthavens die uitsluitend worden gebruikt voor het opstijgen met gemotoriseerde schermvliegtuigen.
2. Van de in het vorige lid, onderdelen c tot en met f bedoelde vrijstelling kan slechts gebruik worden gemaakt onder de voorwaarden dat de gebruiker van de luchthaven beschikt over een door de burgemeester van de gemeente waar de luchthaven is gelegen, in verband met de openbare orde en veiligheid, afgegeven verklaring van geen bezwaar en dat de gebruiker van de luchthaven mededeling doet van de afgifte van deze verklaring aan de inspecteur-generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport.