ECLI:NL:RBGEL:2018:3361

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
05/760133-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair vrijgesproken van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling bij gebrek aan overtuigend bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk toebrengen van letsel aan een medemilitair op 25 februari 2017 in Elburg. De officier van justitie stelde dat de verdachte [slachtoffer] had geslagen en getrapt, wat leidde tot verwondingen. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich bedreigd voelde door de [slachtoffer] en een vriend. Tijdens de zitting op 16 juli 2018 werd het bewijs besproken, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen van poging tot doodslag en zware mishandeling te ondersteunen. De getuigenverklaringen waren tegenstrijdig en er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk had getrapt. De militaire kamer concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar wel aan mishandeling. Het beroep op noodweer werd gehonoreerd, en de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760133-17
Datum uitspraak : 30 juli 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman: mr. M.P.K Ruperti, advocaat te Baarn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Elburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] :
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geduwd en/of met gebalde vuist in/tegen het gezicht/gelaat, althans tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op de grond is gevallen en/of
 (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij bewusteloos op de grond lag), meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet in/tegen het gezicht/gelaat, in ieder geval tegen het hoofd heeft geschopt/gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, hebbende verdachte als militair voormeld misdrijf gepleegd tegen genoemd persoon, terwijl die toen militair was, althans terwijl die bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Elburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer]
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geduwd en/of met gebalde vuist in/tegen het gezicht/gelaat, althans tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op de grond is gevallen en/of
 (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij bewusteloos op de grond lag), meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet in/tegen het gezicht/gelaat, in ieder geval tegen het hoofd heeft geschopt/gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, hebbende verdachte als militair voormeld misdrijf gepleegd tegen genoemd persoon, terwijl die toen militair was, althans terwijl die bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Elburg, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) te duwen en/of met gebalde vuist in/tegen het gezicht/gelaat, althans tegen het lichaam te slaan/stompen, waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op de grond is gevallen en/of
 (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij bewusteloos op de grond lag), meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet in/tegen het gezicht/gelaat, in ieder geval tegen het hoofd te schoppen/stampen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 februari 2017 kreeg verdachte ruzie met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in een café in Elburg. Verdachte duwde [slachtoffer] weg. [2] [slachtoffer] kwam terug met [naam] , een vriend van hem. [slachtoffer] en verdachte duwden elkaar. [3] Verder sloeg verdachte [slachtoffer] met een gebalde vuist in het gezicht. [4] Hierdoor viel [slachtoffer] op de grond. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte [slachtoffer] niet alleen tegen het hoofd heeft geslagen, maar ook heeft getrapt. Het bloed dat op de schoen van verdachte is aangetroffen kan daar alleen op terecht zijn gekomen na rechtstreeks contact met het gezicht van [slachtoffer] , dat bloedde. Omdat er niet gebleken is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] , verdachte zachte sneakers aan had en hij eenmaal getrapt heeft, acht de officier van justitie bewezen dat sprake is van een poging tot zware mishandeling. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] , zoals primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair tenlastegelegde. De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat wel bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer] met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft getrapt.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde
Uit de bewijsmiddelen volgt het navolgende.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] op de grond zag liggen, dat zij het hoofd van [slachtoffer] tussen haar voeten hield, naar het hoofd van [slachtoffer] keek en dat zij zag dat er een trap tegen het hoofd van [slachtoffer] werd gegeven waardoor het hoofd van [slachtoffer] bewoog. Volgens haar moet het verdachte zijn geweest die een trap tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gegeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] niet heeft getrapt. Hij had [slachtoffer] een vuistslag gegeven tegen diens bovenlip, omdat hij even daarvoor door [slachtoffer] was geslagen. Meteen hierna werd hij door [naam] geslagen. Vervolgens heeft hij [naam] tegen de grond geduwd en is hij bovenop [naam] gaan zitten. Dit was op ruim een meter afstand van [slachtoffer] . De plek bij [slachtoffer] lag vol met bloed. Daarna werd hij door anderen van [naam] afgehaald en is verdachte met de beveiliging meegelopen en heeft hij de komst van de politie afgewacht.
[getuige 2] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer] niet heeft getrapt.
De militaire kamer oordeelt als volgt. Met de verdediging, maar anders dan de officier van justitie, is de militaire kamer van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] tegen diens hoofd heeft getrapt. Hiertoe overweegt de militaire kamer dat uit de beschrijving van het letsel in het aanvraagformulier medische informatie niet herleid kan worden dat het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan ten gevolge van een trap. Daarnaast heeft [getuige 1] niet daadwerkelijk gezien dat verdachte een trap tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gegeven; zij heeft alleen een voet gezien en daaruit geconcludeerd dat het verdachte moet zijn geweest die [slachtoffer] heeft getrapt. Bovendien volgt uit het onderzoeksrapport van NFI niet dat het bloed op de schoen van verdachte, en waaruit een DNA-profiel is vastgesteld dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] , daarop terecht is gekomen door een trap van verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het bloed op zijn schoenen terecht kan zijn gekomen door ofwel de vuistslag die hij heeft gegeven, waarna [slachtoffer] rondom de mond hevig ging bloeden, ofwel omdat hij langs de plek, waar [slachtoffer] lag of had gelegen, naar buiten was gelopen.
De militaire kamer stelt vast dat er geen (sporen)onderzoek heeft plaats gevonden op de plaats van het delict. Bovendien heeft verdachte – onbetwist – verklaard dat hij zijn schoenen deels had schoongemaakt voordat deze door de verbalisanten in beslag werden genomen en door het NFI werden onderzocht. Gelet hierop kan de verklaring van verdachte, over de wijze waarop het bloed op zijn schoenen terecht zou zijn gekomen, niet zondermeer terzijde worden geschoven. Het dossier bevat mitsdien onvoldoende steunbewijs om de veronderstelling van [getuige 1] te onderbouwen, zodat niet overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd dan wel het gezicht heeft getrapt.
Het voorgaande brengt met zich dat de militaire kamer niet bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag noch aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] .
Uit het dossier blijkt bovendien niet dat met het meermalen duwen van en het geven van een vuistslag tegen het gezicht van [slachtoffer] , [slachtoffer] van het leven zou kunnen worden beroofd dan wel zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] kon worden veroorzaakt. De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
Met de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] door hem meermalen te duwen en hem met gebalde vuist in het gezicht te slaan, waardoor [slachtoffer] op de grond viel. Uit het letsel op het achterhoofd van [slachtoffer] leidt de militaire kamer af dat [slachtoffer] met zijn hoofd op de grond is gevallen. Het meer subsidiair tenlastegelegde acht de militaire kamer dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 februari 2017 te Elburg,
althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
 meermalen
, althans eenmaal,(met kracht) te duwen en
/ofmet gebalde vuist
in/tegen het gezicht
/gelaat, althans tegen het lichaamte slaan
/stompen, waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op de grond is gevallen
en/of

(vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij bewusteloos op de grond lag), meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet in/tegen het gezicht/gelaat, in ieder geval tegen het hoofd te schoppen/stampen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op
ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een gerechtvaardigde reactie van verdachte op een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] . Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich op verschillende momenten aan de ontstane situatie kunnen onttrekken, zodat hem geen beroep op noodweer toekomt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep op noodweer gedaan. Verdachte heeft bewust een duw gegeven tegen [slachtoffer] om afstand te creëren. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] en [naam] daarna de confrontatie met verdachte opzochten en met het geweld begonnen. Verdachte heeft zichzelf hiertegen beschermd door nog een keer tegen [slachtoffer] te duwen en hem een klap te geven in reactie op de klap die hij na het duwen van [slachtoffer] had gekregen. Hij kon zich, vanwege de kleine ruimte waar zij stonden, niet meer aan de situatie onttrekken. Volgens de verdediging voldoet het door verdachte toegepaste geweld aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit en dient hij ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij, staande nabij een après ski-barretje, spuugde, waaraan [slachtoffer] zich mogelijk ergerde, waarna [slachtoffer] naar hem toe kwam. Verdachte dacht dat [slachtoffer] dronken was, merkte dat [slachtoffer] zich provocerend gedroeg en hij duwde [slachtoffer] weg. [slachtoffer] liep vervolgens naar het rookhok. [slachtoffer] kwam daarna met een andere jongen terug. [slachtoffer] ging toen strak naast hem staan. Hij kwam steeds dichterbij staan. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] toen van zich af heeft geduwd. De andere man kwam ook steeds dichterbij. [slachtoffer] kwam weer op hem afgelopen, [slachtoffer] duwde hem toen ook. Vervolgens sloeg [slachtoffer] hem op zijn ribben. Verdachte heeft [slachtoffer] toen weer met twee handen van zich afgeduwd. Verdachte heeft verklaard dat hij toen tegen [slachtoffer] zei dat hij weg moest blijven en op moest donderen. Daarop kwam [slachtoffer] weer op hem af en zag verdachte aan de lichaamshouding dat hij weer wilde gaan slaan, waarna verdachte [slachtoffer] een met zijn rechter tot vuist gebalde hand een klap heeft gegeven in zijn gezicht.
Deze gang van zaken wordt bevestigd door diverse getuigen, die - kort weergegeven - het navolgende hebben verklaard.
[getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] verdachte begon uit te dagen. Volgens hem duwde [slachtoffer] een paar keer tegen verdachte, waarop verdachte [slachtoffer] terug duwde. Daarna sloeg [slachtoffer] verdachte op zijn bovenlichaam. Verdachte reageerde hierop door [slachtoffer] terug te slaan.
[getuige 3] heeft verklaard dat een onbekende man (
de militaire kamer begrijpt: [slachtoffer]) en verdachte begonnen te duwen en te trekken. De onbekende man kwam erg dronken over. [getuige 3] zag toen dat de onbekende man een klap gaf aan verdachte, waarop verdachte hem een klap teruggaf. De onbekende man viel hierdoor op de grond.
Getuige [naam] heeft verklaard dat [slachtoffer] naar hem toe was gekomen en dat hij vervolgens met [slachtoffer] naar verdachte is gelopen om verhaal te halen.
Gelet op de verklaringen van verdachte en van bovengenoemde getuigen, is de militaire kamer van oordeel dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer] . Er was sprake van een voor verdachte dreigende situatie doordat [naam] en [slachtoffer] samen op verdachte afkwamen en hem min of meer insloten. Daarbij sloeg [slachtoffer] verdachte. Verdachte mocht zich hiertegen verdedigen. Anders dan door de officier van justitie is betoogd, is niet gebleken dat er van verdachte onder de hiervoor geschetste omstandigheden kon worden gevergd zich aan de situatie te onttrekken. Dit volgt verder nog uit de ter zitting door verdachte afgelegde verklaring, dat hij met zijn rug tegen de muur stond, terwijl [slachtoffer] en [naam] voor hem stonden en hij niet om hen heen kon lopen, omdat er op dat moment veel mensen in het café waren.
Het geven van de vuistslag was, naar het oordeel van de militaire kamer, in dit geval geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachte zelf. De reactie van verdachte voldoet daarbij aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
De militaire kamer is dan ook van oordeel dat het beroep op noodweer slaagt. Dit betekent dat het feit niet strafbaar is en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Het beslag

Nu niet is komen vast te staan dat verdachte het door hem gepleegde feit met behulp van de in beslag genomen schoenen heeft gepleegd en zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van die schoenen aan verdachte.
7. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Omdat verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, moet de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

8.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het meer subsidiair bewezenverklaarde feit
nieteen strafbaar feit is;

ontslaatverdachte voor dit feit van alle
rechtsvervolging;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: twee Nike schoenen, goednummer PL2700-17-016615-1;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer (voorzitter) en mr. P.C. Quak, rechters,
en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van deze rechtbank op 30 juli 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een wachtmeester 1e klas der Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, brigade Drenthe IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/17-000784, gesloten op 19 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 32.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 39; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 46-47.