2.6.Bij e-mail van 22 december 2015 heeft de afdeling personeelszaken aan verzoeker meegedeeld dat hij ervan kan uitgaan dat de berekening van het ABP van 26 oktober 2015 correct is. Verder is in de e-mail meegedeeld dat verweerder het dossier hiermee als zijnde afgehandeld beschouwt en dat het verzoeker vrij staat nader onderzoek in te stellen.
3. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij schade heeft geleden doordat hij verkeerde informatie van (de afdeling personeelszaken van) verweerder heeft ontvangen over de hoogte van zijn netto Keuze Pensioen per maand. Verzoeker is, zich baserend op het lagere bedrag aan Keuze Pensioen, ervan uitgegaan dat hij de vaste lasten van zijn woning in Duitsland niet meer kon dragen, waardoor hij zich genoodzaakt zag te verhuizen naar Nederland. De schade bestaat uit de verhuiskosten en de lagere verkoopprijs waarmee verzoeker genoegen heeft genomen bij de verkoop van zijn woning.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van schade. Het bedrag dat verzoeker momenteel ontvangt aan Keuze Pensioen is in lijn met hetgeen ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is berekend. Ook als verzoeker in Duitsland zou zijn blijven wonen, zou hij vanwege zijn overheidspensioen in Nederland belastingplichtig zijn. Daarom klopt verzoekers stelling niet dat hij een hoger Keuze Pensioen zou hebben ontvangen wanneer hij niet zou zijn verhuisd.
5. Volgens vaste rechtspraak dient bij het beantwoorden van de vraag of en in welke omvang de schade die een partij lijdt voor vergoeding in aanmerking komt, zoveel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht.
6. Daarbij dienen de volgende vragen beantwoord te worden:
Is sprake van onrechtmatig overheidshandelen?
Is sprake van toerekenbaarheid?
Is sprake van schade?
Is sprake van causaal verband tussen het overheidshandelen en de schade?
Strekt de geschonden norm ook tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden?
Het is aan diegene die schadevergoeding vraagt om te stellen en, indien voldoende gemotiveerd betwist, te bewijzen dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Ten tijde van de voorbereiding van de vaststellingovereenkomst zijn berekeningen gemaakt die indicatief van aard waren. Dat deze berekeningen van onder meer de netto maandbedragen indicatief waren en dat daaraan geen rechten konden worden ontleend is expliciet onder aan de berekeningen vermeld.
In de periode van oktober 2015 tot en met december 2015 hebben partijen contact met elkaar onderhouden en heeft verzoeker vragen gesteld aan verweerder over de hoogte van het netto maandbedrag aan Keuze Pensioen, nadat verzoeker twee van elkaar afwijkende besluiten van het ABP had ontvangen. Wat ook zij van de vraag of verweerder naar aanleiding van dit contact onjuiste informatie heeft gegeven over de hoogte van het netto maandbedrag aan Keuze Pensioen, het lag op de weg van verzoeker zelf om informatie in te winnen bij het ABP en andere instellingen, zoals bijvoorbeeld de Belastingdienst, om duidelijkheid te krijgen over de hoogte van het netto Keuze Pensioen vanaf 1 januari 2016. Dit klemt temeer nu verweerder in de e-mail van 22 december 2015 heeft aangegeven dat het dossier van verzoeker als gesloten wordt beschouwd en het verzoeker vrij staat nader onderzoek te verrichten. Zo één van de toekenningsbesluiten onjuist was, had verzoeker daartegen bij het ABP bezwaar moeten maken.
De beslissing van verzoeker om te verhuizen vanuit Duitsland naar Nederland is een persoonlijke beslissing geweest, waarbij het aan verzoeker was alle daarvoor noodzakelijke informatie in het winnen bij verlenende instanties als het ABP en bij de heffingsambtena(a)r(en). Niet geoordeeld kan worden dat op verweerder de verplichting rustte om deze informatie voor verzoeker te vergaren en vervolgens aan hem te verstrekken. Daarenboven blijkt uit de stukken niet dat verzoeker, toen hij bij verweerder informeerde welke hoogte van het Keuze Pensioen de juiste was, aan verweerder kenbaar heeft gemaakt dat deze informatie voor hem noodzakelijk was voor de beslissing om vanuit Duitsland naar Nederland te verhuizen. De verkoop van de woning in Duitsland in augustus 2015 en de terugkeer naar Nederland hadden op dat moment overigens ook al plaatsgevonden.
8. Nu de eerste vraag, de vraag of sprake is van onrechtmatig overheidshandelen, ontkennend wordt beantwoord, bestaat geen grond voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding en komt de rechtbank aan de vervolgvragen niet toe.
9. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.