ECLI:NL:RBGEL:2018:3207

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
05/720182-18 en 01/860388-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor bedreiging en diefstal met geweld

Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 23-jarige man uit Arnhem. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 1 mei 2018, waarbij de verdachte medewerkers van ABN AMRO bedreigde met woorden die gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen inhielden. Daarnaast heeft hij op 13 april 2018 een diefstal gepleegd bij Wijnhandel Barrique, waarbij geweld werd gebruikt tegen een slachtoffer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bewijsmiddelen onder andere bestonden uit aangiften en verklaringen van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op de slachtoffers. De verdachte had eerder al een proeftijd lopen vanwege een eerdere veroordeling en er waren zorgen over zijn gedrag en de kans op recidive. Ondanks dat de verdachte aangaf hulp te hebben gezocht, heeft de rechtbank besloten geen behandelverplichting op te leggen, gezien zijn eerdere weigering om zich te laten behandelen.

De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat deze al door een andere rechtbank was behandeld. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720182-18 en 01/860388-16 (tul)
Datum uitspraak : 18 juli 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsvrouw: mr. C.G.J.E. Lut, advocaat te Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Met betrekking tot feit 1, na wijziging van de tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2018 te Arnhem, althans in Nederland, (medewerkers van) ABN AMRO heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, door (een medewerker van) ABN AMRO (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen: “Want ik ga nu naar de beste de eerste ABN AMRO en ik blaas jullie allemaal rolluiken ik heb toch niets meer te verliezen mevrouw. Ik wil dat het allemaal zo snel mogelijk geregeld wordt. Of er gaan burgerslachtoffers vallen en dat zijn jouw eigen collega’s”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2018 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een fles whisky en/of
- een fles wijn,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Wijnhandel Barrique, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] met kracht te duwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 16-17;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 21;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2018.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 33-34;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 37-38;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks1 mei 2018 te Arnhem,
althans in Nederland, (medewerkers van
)ABN AMRO heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en
/ofgoederen ontstaat en
/ofenig misdrijf tegen het leven gericht
en/of zware mishandelingen
/ofbrandstichting, door
(een medewerker van
)ABN AMRO
(telefonisch
)dreigend de woorden toe te voegen: “Want ik ga nu naar de beste de eerste ABN AMRO en ik blaas jullie allemaal rolluiken ik heb toch niets meer te verliezen mevrouw. Ik wil dat het allemaal zo snel mogelijk geregeld wordt. Of er gaan burgerslachtoffers vallen en dat zijn jouw eigen collega’s”
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks13 april 2018 te Arnhem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een fles whisky en
/of
- een fles wijn,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)toebehoorden
, te wetenaan Wijnhandel Barrique, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzijde vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] met kracht te duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7a. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte een gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en daarnaast verzocht een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich laat behandelen door ANN-zorg.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 juni 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 28 juni 2018;
- een consultverslag van A. Boksem, psychiater, gedateerd 24 juni 2018;
- een multidisciplinair rapport van A.J. de Groot, klinisch psycholoog, en van A.E. Grochowska, psychiater, gedateerd 21 november 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging en aan diefstal met geweld. Voornoemde feiten hebben een forste impact gehad op de slachtoffers. De rechtbank acht dit ernstige feiten en rekent dit verdachte zeer aan.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte relevante documentatie heeft. Verdachte liep zelfs ten tijde van het plegen van onderhavige strafbare feiten in een proeftijd in verband met een eerdere veroordeling.
Met betrekking tot verdachte is op 21 november 2016 een multidisciplinair rapport opgesteld. De deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en antisociaal-narcistische kenmerken. Tevens is er sprake van afhankelijkheid van cannabis (in remissie onder toezicht).
Uit het trajectconsult van 24 juni 2018 volgt dat verdachte heeft geweigerd om in gesprek te gaan met de deskundige Boksem. De deskundige kan derhalve geen uitspraak doen over de diagnostiek. Op basis van het consult is geen advies te geven, buiten het feit dat de verwachting is dat verdachte ook bij een uitgebreide gedragskundige rapportage waarschijnlijk zijn medewerking zal weigeren. Tot slot vraagt de deskundige zich af of een nieuwe rapportage toegevoegde waarde heeft, gelet op de reeds voorliggende rapportages.
Daarnaast heeft de reclassering op 28 juni 2018 een advies uitgebracht, waarin het volgende is vermeld. Binnen alle leefgebieden zijn problemen gesignaleerd. Het lukt verdachte niet om zijn leven zelfstandig op orde te krijgen. Tot maart 2018 liep een reclasseringstoezicht, dat afgebroken is omdat verdachte zich aan de begeleiding onttrok. In de maanden die hij uit beeld is geweest, heeft hij de onderhavige feiten gepleegd. Een groot probleem in de begeleiding van verdachte is dat hij zich opportuun en zeer sociaal wenselijk uit, maar datgene wat hij zegt niet doet. De reclassering heeft geen vertrouwen dat verdachte wat hij zegt, wil of kan waarmaken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Ingeschat wordt dat er een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden is en daarnaast risico op letselschade. De reclassering kan echter, wegens het ontbreken van recente diagnostiek, geen advies geven over de benodigde interventies.
Alles overziende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met enkel oplegging van de algemene voorwaarden. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij inmiddels vrijwillig hulp heeft gezocht en gevonden bij ANN-zorg, zal de rechtbank een behandelverplichting bij ANN-zorg, zoals verzocht door de verdediging, niet opleggen als bijzondere voorwaarde, nu verdachte tot op heden geweigerd heeft om zich (verplicht) te laten behandelen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in het verleden meer dan genoeg kansen heeft gehad voor een dergelijke behandeling, maar dat hij deze kansen tot op heden niet heeft gegrepen. Indien verdachte zijn behandeling bij ANN-zorg wil voortzetten, dan kan hij hiertoe na afloop van zijn detentie vrijwillig overgaan.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 01/860388-16 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden gevorderd die door de Rechtbank Oost-Brabant op 15 juni 2017 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering toe te wijzen, met dien verstande dat tot verlenging van de proeftijd wordt overgegaan en dat de bijzondere voorwaarden aldus worden geformuleerd dat veroordeelde wordt verplicht zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van Ann-zorg.
Beoordeling door de rechtbank
De bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan tijdens de proeftijd waarin hij liep. De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in het vonnis in de zaak met parketnummer 01/860388-16 opgelegde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Echter, in deze zaak acht de rechtbank dit niet opportuun nu de Rechtbank Oost-Brabant op 10 juli 2018 de vordering tot tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijke opgelegde straf in verband met overtreding van de bijzondere voorwaarden heeft toegewezen. De rechtbank zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden
bepaaltdat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal
worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, indien de veroordeelde zich voor
het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald, schuldig maakt aan een nieuw
strafbaar feit;
beveeltdat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf straf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
 wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant op 15 juni 2017, onder parketnummer 01/860388-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen-van Leeuwen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. J.H. Steverink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.J.A. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018199474, gesloten op 9 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.