ECLI:NL:RBGEL:2018:317

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
05/740141-16 en 05/720239-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van harddrugs en wapens met vrijspraak voor andere feiten

Op 24 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het vervoeren van harddrugs en wapens. De zaak betreft twee parketnummers: 05/740141-16 en 05/720239-17. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juli 2017 in Malden en Overasselt opzettelijk 25,76 kilogram amfetamine heeft vervoerd en in zijn woning 1,5 kilogram amfetamine aanwezig had. Daarnaast had hij een busje pepperspray en een semi-automatisch vuurwapen in zijn bezit. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 05/740141-16, omdat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten van poging tot diefstal en geweld. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor deze feiten, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat er geen opzet was op het vervoeren van de amfetaminen en wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans dat de inhoud van de weekendtas harddrugs betrof, en dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarvoor schadevergoeding werd gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740141-16 + 05/720239-17 (gevoegd)
Datum uitspraak : 24 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is
onder parketnummer 05/740141-16ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres 1] weg te nemen één of meerdere goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich daarbij de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of valse sleutel, zich heeft begeven naar die woning en/of
aldaar de voordeur heeft getracht te forceren en/of te openen, door onbevoegd
gebruik van één van de huissleutels, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging hierin bestond, dat verdachte tezamen en in
vereniging met een ander naar/in de richting van die [naam 2] met
traangas/pepperspray, althans een (bijtende) vloeistof, heeft ge-/bespoten; (05-740141-16) art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 19 december 2015 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan
[adres 1] heeft weggenomen ongeveer 6500 Euro en/of één of meerdere sleutels en/of een cd-wisselaar, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 19 december 2015 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een sleutel heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die sleutel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Aan verdachte is
onder parketnummer 05/720239-17ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Malden en/of Overasselt, gemeente Heumen, en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 25,76 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; (artikel 2 B/C Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Malden en/of Overasselt, gemeente Heumen,
één of meer wapens van categorie II en/of III, te weten:
- een (semi-automatisch) vuurwapen (kaliber 9 mm) en/of een bijbehorend
patroonmagazijn en/of
- twee handgranaten (type [type] ) en/of
- een busje pepperspray (merk/type [merk/type] )
en/of munitie van categorie III, te weten:
- 68 patronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 26 Wet Wapens en Munitie)
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Malden en/of Overasselt, gemeente Heumen,
een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een geluiddemper, voorhanden
heeft gehad en/of heeft vervoerd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 13 Wet Wapens en Munitie)
4.
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, in zijn woning, gelegen aan de
[adres 2] , (ongeveer) 1,5 kilogram amfetamine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(artikel 3C Opiumwet)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 van parketnummer 05/720239-17Op 13 juli 2017 vervoerde verdachte in zijn bus een weekendtas, door Malden en Overasselt (gemeente Heumen). Deze weekendtas bevatte 25,76 kilogram amfetaminen. [2]
Bij de aanhouding van verdachte trof de politie een busje pepperspray aan van het merk [merk/type] in de bestuurdersportier van de genoemde bus. Verdachte heeft verklaard dat deze pepperspray van hem was. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van beide feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 05/740141-16 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 05/720239-17 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De officier van justitie heeft voor zover het feit 1, feit 2 en feit 3 betreft – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte de amfetaminen, de wapens en de munitie opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) heeft vervoerd.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van beide feiten die ten laste zijn gelegd onder parketnummer 05/740141-16 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 die zijn ten laste gelegd onder parketnummer 05/720239-17 heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) had op het aanwezig hebben/vervoeren van de in de weekendtas aangetroffen amfetaminen, wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 4 dat ten laste gelegd is onder parketnummer 05/720239-17 heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 05/740141-16De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat zowel feit 1 als feit 2 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 05/720239-17
Ten aanzien van feit 4Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 101-102;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 115-117;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2018.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 in algemene zinDoor de politie wordt gerelateerd dat toen zij de weekendtas aantroffen in de bus van verdachte, deze openstond en dat daaruit een seal-bag (waar de amfetaminen in zaten) stak en dat in deze weekendtas verder nog een bigshopper tas van de [naam 3] zat, waarin de in de tenlastelegging genoemde wapens en munitie zaten. Foto’s van die situatie zijn aan het dossier toegevoegd.
De overdracht van deze weekendtas aan verdachte is – vanwege informatie die bij het Team Criminele Inlichtingen van de politie was binnengekomen – waargenomen door de politie. Door de politie wordt hierover gerelateerd dat zij verdachte de weekendtas uit de kofferbak van een auto zien pakken, dat zij verdachte de weekendtas met beide handen zien dragen en dat zij zien dat verdachte de weekendtas achterin de laadruimte van een witte bestelauto legt.
Door de politie wordt niet gerelateerd dat zij verdachte op enig moment in de weekendtas of de plastic tas hebben zien kijken. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de overtuiging was dat er in de tas 30 kilo hasj zou zitten. [5] Verdachte heeft met klem ontkend in de weekendtas of de bigshopper tas te hebben gekeken.
Partiële vrijspraak feit 2, gehele vrijspraak feit 3De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat verdachte wist dat hij wapens en munitie in de weekendtas zou vervoeren. Er is geen bewijs dat verdachte in de tas heeft gekeken en deze wapens en munitie heeft gezien en deze vervolgens in zijn auto heeft vervoerd. Het trekken van deze conclusie vanwege het feit dat de politie de weekendtas open heeft aangetroffen is volgens de rechtbank al te speculatief van aard en daartoe gaat zij dan ook niet over. Enige aanleiding om opzet, dan wel in zuivere vorm, dan wel in voorwaardelijke vorm, bij verdachte aan te tonen is er dus niet. Voor de rechtbank weegt mee dat op de eerste foto, die van de openstaande tas is gemaakt onmiddellijk na aanhouding van verdachte, geen wapens en munitie direct waarneembaar zijn. Bovendien is voordat deze foto is gemaakt, de bigshopper met daarin het wapen en de munitie door de wapen- en explosieven specialist verwijderd.
Als gevolg daarvan zal de rechtbank verdachte dan ook partieel vrijspreken van feit 2 en volledig vrijspreken van feit 3.
Gelet op wat de rechtbank bij de feiten al heeft vastgesteld, acht de rechtbank feit 2 voor zover het gaat om het voorhanden hebben van pepperspray wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1Verdachte heeft over de overdracht van de weekendtas en het vervoeren daarvan verklaard dat hij hierover de dag ervoor is gebeld door een man die aan hem vroeg of hij softdrugs, namelijk 30 kilo hasj, kon ophalen. De plekken waarop verdachte zich moest melden voor de overdracht heeft hij in verband gebracht met twee personen met wie hij een langlopende en indringende strijd heeft en dat is ook de reden dat hij op dit verzoek is ingegaan. Verdachte wist dat deze twee personen zich bezig zouden houden met drugshandel. Verdachte was van plan de drugs op te halen en het dan te melden bij de politie. [6]
In deze omstandigheden heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de inhoud van de weekendtas harddrugs in plaats van softdrugs zou betreffen, welke kans hij heeft aanvaard. Het verweer ten aanzien van het ontbreken van opzet wordt dan ook verworpen.
De rechtbank overweegt nog het volgende.
De weekendtas is een aantal dagen na het feit door de politie vernietigd. Hierdoor is aan de verdediging de mogelijkheid ontnomen om de tas te laten onderzoeken op sporen, om zijn lezing van de zaak te kunnen staven, zoals verzocht.
Indien verdachte die mogelijkheid wel had gehad, zou het resultaat van dat onderzoek niet het oordeel van de rechtbank hebben veranderd dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het plegen van het feit. Het onderzoeken van de tas zou – mogelijk – wel eraan hebben kunnen bijdragen dat verdachte zijn verhaal nader had kunnen onderbouwen en dat hij de door hem gepleegde feiten in een breder kader aan de rechtbank had kunnen presenteren. Op basis van de behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft de rechtbank de overtuiging dat dit bredere kader bestaat.
De rechtbank vindt daarom dat het vernietigen van de weekendtas een onherstelbaar vormverzuim oplevert. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit verzuim leiden tot strafvermindering.
De rechtbank concludeert ten slotte dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad op het vervoeren van 25,76 kilo amfetamine.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/720239-17
1.
hij op
of omstreeks13 juli 2017 te Malden en
/ofOverasselt, gemeente Heumen,
en/of elders in Nederland,opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 25,76 kilo amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; (artikel 2 B/C Opiumwet)
2.
hij op
of omstreeks13 juli 2017 te Malden en/of Overasselt, gemeente Heumen,
één
of meerwapen
svan categorie II
en/of III, te weten:
- een (semi-automatisch) vuurwapen (kaliber 9 mm) en/of een bijbehorend

patroonmagazijn en/of

- twee handgranaten (type [type] ) en/of
- een busje pepperspray (merk/type [merk/type] )
en/of munitie van categorie III, te weten:
- 68 patronen (kaliber 9 mm)voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 26 Wet Wapens en Munitie)
4.
hij op
of omstreeks13 juli 2017 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, in zijn woning, gelegen aan de
[adres 2] , (ongeveer) 1,5 kilogram amfetamine,
in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(artikel 3C Opiumwet)
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 05/720239-17:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 2, parketnummer 05/720239-17:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Ten aanzien van feit 4, parketnummer 05/720239-17:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
5. De strafbaarheid van de feiten
Door de raadsman is aangevoerd dat ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/720239-17 aan verdachte een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid toekomt, nu hij handelde met een maatschappelijk nastrevingswaardig doel, namelijk om ongecontroleerde aanwezigheid van drugs en wapens te voorkomen. De raadsman heeft bepleit dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank constateert dat verdachte op eigen initiatief heeft gehandeld. Verdachte is gebeld door een persoon en akkoord gegaan met de opdracht die deze persoon hem heeft aangeboden: het ophalen en vervoeren van drugs. Deze opdracht heeft verdachte zelf uitgevoerd. Dat verdachte hierin werd aangestuurd door of onder regie stond van het Team Criminele Inlichtingen van de politie is niet aannemelijk geworden.
Verdachte kan hebben gedacht een hoger doel te dienen, omdat hij de drugs naar eigen zeggen in wilde leveren bij de politie, maar deze lezing leent zich in deze situatie niet voor een geslaagd beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Het is evident dat het niet aan de burger is om strafbare feiten te plegen, zodat andere strafbare feiten aan het licht komen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Dat het Team Criminele Inlichtingen niet heeft willen meewerken aan het onderzoek door antwoord te geven op de vraag of verdachte informant is, kan niet worden beschouwd als een vormverzuim. Het is inherent aan de taak en werkwijze van het Team Criminele Inlichtingen dat dergelijke informatie niet naar buiten wordt gebracht.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman zijn geen strafmaatverweren gevoerd.
Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman bepleit dat dit gelet op de door hem bepleite vrijspraak en ontslag van alle rechtsvervolging niet verbeurd kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 november 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 31 maart 2017.
De rechtbank stelt voorop dat zij de overtuiging heeft bekomen niet het volledige verhaal te kennen, ook omdat aan verdachte onderzoeksmogelijkheden zijn onthouden. Feit is wel dat verdachte zich willens en wetens heeft ingelaten met een drugsdeal waarbij hij 25 kilo amfetaminen heeft vervoerd. Amfetaminen zijn schadelijk voor de gezondheid van gebruikers daarvan en de handel daarin is bezwaarlijk voor de veiligheid van de samenleving en de volksgezondheid. Daarnaast had verdachte een bus pepperspray in zijn bezit en bewaarde verdachte in zijn woning 1,5 kilo amfetaminen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigen. Verdachte beschikt niet over voor deze zaak relevante eerdere veroordelingen. De rechtbank ziet daarin de aanleiding om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank vindt ook het signaal van een waarschuwing dat uitgaat van een voorwaardelijke veroordeling passend in deze zaak.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het al eerder vastgestelde onherstelbare vormverzuim.
Alles overwegend zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt hierop in mindering gebracht.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder feit 1 van parketnummer 05/720239-17 bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 2] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor feit 2 dat ten laste is gelegd onder parketnummer 05/740141-16. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.000,= aan materiële en immateriële schade en een bedrag van € 680,63 aan proceskosten.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in diens vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het genoemde tenlastegelegde feit. De benadeelde partij kan derhalve diens vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 van parketnummer 05/740141-16 en van het tenlastegelegde onder feit 3 van parketnummer 05/720239-17;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: voertuig, merk [merk] met kenteken [kenteken] .
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] .
 verklaart de
benadeelde partij niet-ontvankelijkin diens vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels en L.M. van Damme, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2018.

Voetnoten

1.Ten aanzien van parketnummer 05/720239-17 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Landelijke Eenheid van de politie, Dienst Infrastructuur, Geografische Afdeling Zuidoost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2600-2017044460, gesloten op 20 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2017, p. 245-246, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2017, p. 254-256, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 108-114 en de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2018.
3.Het proces-verbaal relaas, p. 16, de kennisgeving van inbeslagneming, p. 84, het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 170-174 en de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2018.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2017, p. 273 en foto5 p. 279.
5.De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2018.
6.De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2018.