ECLI:NL:RBGEL:2018:314

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
05/840464-17 en 05/841333-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van tbs zonder recent psychiatrisch rapport en beoordeling van gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging, mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen recent psychiatrisch rapport beschikbaar was, noch een rapport van weigering van medewerking van een psychiater. De rechtbank heeft haar beslissing gebaseerd op andere beschikbare rapporten en adviezen over de verdachte. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van politieambtenaren en het vernielen van een politieauto op 16 april 2017 in Nijmegen. Daarnaast was er een tweede parketnummer waarbij de verdachte een medewerker van een zorginstelling had mishandeld en een deur had vernield op 29 november 2017 in Oostrum.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Dit werd onderbouwd door eerdere rapporten van psychologen en psychiaters die de verdachte hadden onderzocht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging vereiste, ondanks dat dit een ingrijpende maatregel is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot tbs met dwangverpleging, waarbij de duur van de maatregel maximaal vier jaar zal zijn. De vordering van de benadeelde partij, de politie Oost-Nederland, werd niet-ontvankelijk verklaard omdat niet duidelijk was welke schade de politie had geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840464-17 en 05/841333-17
Datum uitspraak : 23 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Raadsvrouw: mr. S. Epema, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 augustus 2017 en 9 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder parketnummer
05/840464-17ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2017, in de gemeente Nijmegen een (of meer) politieambtena(a)r(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van de politie eenheid Oost-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] afgelopen, althans heeft hij ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een gevechtshouding aangenomen en/of een (of meer) slaande beweging(en) in de richting van die [slachtoffer 2] gemaakt en/of heeft hij, verdachte, daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "kom dan, ik vecht wel met jou, ik maak je kapot en sla je helemaal dood" en/of "wil je nog een keer, kom dan, ik sla je helemaal dood, ik maak jullie allemaal af" en/of "kom maar niet te dichtbij, ik maak jullie dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2017, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een dienstauto (met kenteken [kenteken] ), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de regiopolitie Nog en/of de politie eenheid Oost-Nederland heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt; door toen aldaar meermalen, althans eenmaal, een (vol) blikje (met inhoud) en/of een glas met kracht in/op/tegen het voertuig te gooien.
Onder parketnummer
05/841333-17is aan verdachte ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 november 2017, te Oostrum, gemeente Venray, een medewerker/begeleider van de zorginstelling Stevig, onderdeel van Dichterbij (aangifte onder nummer 845230) heeft mishandeld door voornoemde medewerker/begeleider (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2017, te Oostrum, gemeente Venray, een medewerker/begeleider van de zorginstelling Stevig, onderdeel van Dichterbij (aangifte onder nummer 845229), heeft mishandeld door voornoemde medewerker meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen de armen, althans in/op/tegen het lichaam te slaan;
3.
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Oostrum, gemeente Venray, opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een zorginstelling, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan zorginstelling "Stevig, onderdeel van Dichterbij", toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 van parketnummer 05/841333-17 en dat de overige feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte feit 2 van parketnummer 05/840464-17 en de feiten 1 en 3 van parketnummer 05/841333-17 heeft bekend. Van de overige twee feiten zou hij moeten worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/840464-17
[slachtoffer 1] , hoofdagent bij de politie Oost-Nederland, heeft aangifte gedaan. Op 16 april 2017 was [slachtoffer 1] samen met collega [slachtoffer 2] in Nijmegen onderweg met een dienstauto toen een man een voorwerp gooide naar het rechter voorportier van de dienstauto. [slachtoffer 2] keerde de dienstauto en reed op de belager af. Toen het voertuig stil stond gooide de man nogmaals een voorwerp in de richting van de bus. [slachtoffer 1] zag dat dit een blikje drank was. De man deed zijn arm naar achteren en haalde vol kracht uit. Het voorwerp kwam hard op de voorruit.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stapten uit de auto en toen de man er hard rennend vandoor ging, hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hem te voet achtervolgd. Tijdens het rennen riep de man: “Kom maar niet te dichtbij, ik maak jullie dood” en “Ik maak jullie kapot”. De man keek een aantal keer achterom in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De man kwam zo gestoord over dat [slachtoffer 1] dacht dat de man deze bedreigingen ten uitvoer kon brengen.
[slachtoffer 1] heeft gezien dat het portier van de auto, een gepantserde deur, beschadigd was. Er zat een flinke deuk in. [2]
[slachtoffer 2] , hoofdagent bij de politie Oost-Nederland, heeft verklaard dat hij op 16 april 2017 in Nijmegen aan het werk was met collega [slachtoffer 1] . Zij waren onderweg met een dienstauto toen een man een houding aannam alsof hij iets in de richting van het politievoertuig wilde gooien. [slachtoffer 2] zag dat de man een blikje in zijn hand had. De man gooide het voorwerp met kracht in de richting van het politievoertuig. [slachtoffer 2] zag dat er vloeistof uit het voorwerp spoot. [slachtoffer 2] keerde het voertuig om en reed in de richting van de man. Toen hij voor de man gestopt was, gooide deze nogmaals een voorwerp met kracht tegen de voorruit van de auto. [slachtoffer 2] kon niet zien wat voor voorwerp het was, maar het was in ieder geval hard. Het kwam met een harde klap tegen de ruit aan.
[slachtoffer 2] stapte uit om de man aan te houden. De man liep in de richting van [slachtoffer 2] en riep naar hem: “Kom dan, ik vecht wel met jou, ik maak je kapot en sla je helemaal dood”.
De man draaide zich om een rende weg. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn achter de man aan gegaan. Hij riep in de richting van [slachtoffer 2] : “Wil je nog een keer, kom dan, ik sla je helemaal dood, ik maak jullie allemaal af”. [slachtoffer 2] had het gevoel dat de man hem iets aan wilde doen en zwaar geweld tegen [slachtoffer 2] of zijn collega niet zou schuwen. De man rende weg en is met hulp van collega’s aangehouden. [3]
Na zijn aanhouding bleek de man verdachte te zijn. [4]
Namens de regiopolitie NOG is aangifte gedaan van vernieling van een politie surveillance voertuig met kenteken [kenteken] . [5] Op de passagiersdeur van het dienstvoertuig zat een half ronde deuk en op de voorruit zaten krassen. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 april 2017 in Nijmegen bedreigende teksten heeft geroepen naar twee politieambtenaren, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en slaande bewegingen heeft gemaakt naar [slachtoffer 2] . Ook heeft hij toen tweemaal een blikje naar een politieauto gegooid, waardoor schade aan de auto is ontstaan.
Parketnummer 05/841333-17
Feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2. Hierbij is van belang dat de aangever heeft verklaard dat hij vermoedt dat verdachte hem heeft geraakt, maar dat hij geen pijn heeft gevoeld en dat hij achteraf nergens last van had. Daarmee staat niet vast dat het handelen van verdachte pijn of letsel bij aangever heeft veroorzaakt.
Feit 1 en feit 3
Verdachte is een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van aangever onder nummer 845230, pagina’s 4 en 5;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 24 en pagina 26.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 onder parketnummer
05/840464-17heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks16 april 2017, in de gemeente Nijmegen
een (of meer)politieambtena
(a)r
(en
)genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] van de politie eenheid Oost-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling,immers is verdachte opzettelijk op voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] afgelopen,
althans heeft hij ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een gevechtshouding aangenomenen heeft hij een (of meer) slaande beweging(en) in de richting van die [slachtoffer 2] gemaakt en
/ofheeft hij, verdachte, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "kom dan, ik vecht wel met jou, ik maak je kapot en sla je helemaal dood" en
/of"wil je nog een keer, kom dan, ik sla je helemaal dood, ik maak jullie allemaal af" en
/of"kom maar niet te dichtbij, ik maak jullie dood"
, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks16 april 2017, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een dienstauto (met kenteken [kenteken] ), dat
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan de regiopolitie Nog en/of de politie eenheid Oost-Nederland heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;door toen aldaar meermalen
, althans eenmaal,een (vol) blikje (met inhoud)
en/of een glas met kracht in/op/tegen het voertuig te gooien.
Ook is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 en 3 onder parketnummer
05/841333-17heeft begaan, te weten dat
1.
hij op
of omstreeks29 november 2017, te Oostrum, gemeente Venray, een medewerker/begeleider van de zorginstelling Stevig, onderdeel van Dichterbij (aangifte onder nummer 845230) heeft mishandeld door voornoemde medewerker/begeleider
(met kracht) in/op/tegen het gezicht
/hoofdte slaan
en/of te stompen;
3.
hij op
of omstreeks29 november 2017 te Oostrum, gemeente Venray, opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een zorginstelling
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan zorginstelling "Stevig, onderdeel van Dichterbij", toebehorend, heeft vernield.
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/840464-17:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd;
Parketnummer 05/841333-17:
feit 1: mishandeling;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van een maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van gelijke duur als de al ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een ongemaximeerde tbs-maatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat er geen rapport van een psychiater voorhanden is over de reden van weigering van verdachte om mee te werken aan het opstellen van een advies. Verder heeft zij naar voren gebracht dat tbs een te zwaar middel is, gelet op de door verdachte gepleegde feiten. Bovendien zijn er nog andere mogelijkheden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt dat artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt dat voor een last tot terbeschikkingstelling vereist is dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Voorts dient het bewezen verklaarde een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel te behoren tot een van de misdrijven omschreven in artikel 37a lid 1 onder 1 Sr, en dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, een in artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr genoemd misdrijf.
Over de vraag of bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, overweegt de rechtbank het volgende. De 'vaststelling' van het bestaan van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte in de zin van artikel 37a, eerste lid, Sr gebeurt door de rechter, en niet door een medicus of een gedragsdeskundige. In zoverre is het een juridisch oordeel. Daaraan doet niet af dat de rechter die vaststelling - indien mogelijk - eerst doet nadat er is geadviseerd door ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines die de verdachte hebben onderzocht.
In het rapport van 25 januari 2017 heeft A.N. Hoogland, GZ-psycholoog, beschreven dat verdachte schizofrenie heeft, middelen gebruikt en hij een licht verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken heeft. Als gevolg hiervan is sprake van een gebrekkige coping en beperkte zelfredzaamheid. Verdachte is verminderd in staat tot oorzaak-gevolg denken en het overzien van consequenties van zijn eigen gedrag.
Psycholoog Sterk heeft in het rapport van 18 mei 2017 beschreven dat verdachte geen medewerking wilde verlenen aan het onderzoek.
De rechtbank stelt vast dat er geen (recent) rapport van psychiatrisch onderzoek voorhanden is en evenmin een rapport van weigering van medewerking, opgesteld door een psychiater. Omdat alleen een recent rapport van psychologisch onderzoek beschikbaar is en het opleggen van tbs een ingrijpende maatregel is, zoekt de rechtbank om redenen van zorgvuldigheid voor haar beslissing zoveel mogelijk houvast in andere rapporten en adviezen die over verdachte zijn opgemaakt.
In het eerdergenoemde rapport van 18 mei 2017 wordt verwezen naar een rapport van psychiatrisch onderzoek van psychiater Blansjaar van 4 november 2011. Daarin is geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke handicap op zwakbegaafd of licht zwakzinnig niveau en van chronisch recidiverende psychosen, veroorzaakt door schizofrenie en uitgelokt en verergerd door misbruik van cannabis en cocaïne. Daarnaast is sprake van antisociale persoonlijkheidstrekken.
Ook wordt melding gemaakt van een trajectconsult van justitieel forensisch psychiater Huisman van 10 oktober 2016. In het rapport dat over dat consult is opgemaakt, is beschreven dat de diagnostiek reeds bekend is en er nog steeds sprake is van schizofrenie, zwakbegaafdheid en middelengebruik.
De rechtbank concludeert op basis van genoemde informatie dat er ten tijde van de bewezenverklaarde bedreigingen op 16 april 2017 bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Over de vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel vereist, overweegt de rechtbank het volgende.
In de onderhavige zaken is bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging, een mishandeling en vernielingen. Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 22 november 2017 volgt dat verdachte vaker is veroordeeld, onder andere voor verduistering en mishandeling. Verder is een flink aantal zaken geëindigd in schuldigverklaring zonder strafoplegging. Dit gaat onder meer om bedreigingen, vernieling, mishandeling, beledigingen en wederspannigheid. Meerdere delicten zijn gericht tegen personeel van de instellingen waar verdachte heeft verbleven en tegen de politie.
De rechtbank overweegt dat oplegging van de maatregel van tbs in dit geval een zwaar middel is, gelet op het door verdachte gepleegde delict waarvoor tbs opgelegd kan worden. Toch is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van tbs met dwangverpleging aan verdachte moet worden opgelegd. Daarbij is het volgende van belang.
De reclassering heeft beschreven dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, gelet op de kwetsbaarheid voor psychotische ontregeling (en daarmee gepaarde achterdocht), de verslavingsproblematiek en het beperkte zelfinzicht. Tevens ontbreekt het verdachte aan structuur en een beschermend netwerk. Uit informatie van FPA Stevig volgt dat er een patroon is waar te nemen: verdachte houdt zich aanvankelijk aan afspraken, gebruikt geen middelen en onttrekt zich niet, waardoor hij meer vrijheden verdient. Een van die vrijheden die verdachte krijgt is de mogelijkheid van verlof. Het patroon is dat verdachte tijdens het verlof weer middelen gebruikt of dat hij zich aan het verlof onttrekt en middelen gebruikt, waarna er (weer) psychotische ontregeling plaatsvindt en verdachte zijn vrijheden weer verliest. Daarna begint het hiervoor geschetste patroon weer opnieuw. Door het lage beveiligingsniveau van FPA Stevig is het niet mogelijk gebleken om verdachte langdurig te stabiliseren op medicatie. De reclassering is van mening dat klinische opname noodzakelijk is. Dan kan het medicatiegebruik van verdachte worden gestabiliseerd en wordt de kans op onttrekking, het gebruik van middelen en het dan psychotisch ontregelen van verdachte sterk verlaagd. Een opname in het kader van een bijzondere veroordeling of een tbs met voorwaarden acht de reclassering onvoldoende om verdachte voor langere tijd stabiel te krijgen.
Ook psycholoog Hoogland heeft vermeld dat het risico op recidive hoog is als verdachte zijn medicatie niet inneemt en hij terugvalt in drugsgebruik.
Uit het overzicht van de hulpverleningsgeschiedenis van verdachte, opgesteld door De Wilde (reclassering Iriszorg), volgt dat verdachte vanaf zijn vijfde jaar in diverse instellingen heeft verbleven, telkens voor een relatief korte periode. In 2012 is aan verdachte een artikel 37 maatregel opgelegd en sindsdien heeft hij met een rechterlijke machtiging in onder andere FPK Boschoord, FPC Oostvaarderskliniek en FPA Stevig verbleven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gebaat is bij continuïteit, bij een langere periode van structuur en verblijf binnen dezelfde instelling. Ook goed toezicht op het innemen van medicatie is van belang. Verdachte zal eerst voor langere tijd stabiel moeten zijn voordat hij meer vrijheden krijgt en het terrein van de instelling mag verlaten. Pas wanneer verdachte deze fase goed heeft doorstaan, kan met hem gekeken worden naar een eventueel traject gericht op verblijf buiten de kliniek. Zoals deskundige Lammers ter zitting heeft verklaard: “Hij moet leren omgaan met de nieuwe meneer [verdachte] ”.
De rechtbank is van oordeel dat andere maatregelen dan tbs met dwangverpleging de benodigde continuïteit en het langdurige toezicht op het innemen van medicatie onvoldoende bieden, ook omdat verdachte niet altijd voldoende meewerkt en hij zich soms onttrekt. Verder biedt een tbs-kliniek een hoger beveiligingsniveau dan andere instellingen en de rechtbank heeft van de deskundigen die ter zitting zijn gehoord, begrepen dat dat in het geval van verdachte wenselijk zou zijn. Dit alles maakt dat de rechtbank aan verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging zal opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als opgenomen in artikel 38e Sr. Een (verbale) bedreiging is daarvoor onvoldoende. Dat betekent dat de tbs met dwangverpleging maximaal vier jaar zal duren.
De rechtbank ziet geen reden om naast de maatregel van tbs met dwangverpleging nog een gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.

8.De vordering van de benadeelde partij

Namens de politie Oost-Nederland is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Het gaat om een bedrag van € 1.186,08 voor het herstel van het politievoertuig.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank stelt vast dat de nota van Schadenet van 25 juli 2017 is gericht aan LeasePlan. Welke schade de politie als benadeelde partij heeft geleden, is de rechtbank niet duidelijk. Daarom wordt de politie Oost-Nederland niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer
05/841333-17 onder 2tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
 verklaart de
benadeelde partij politie Oost-Nederland niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en
mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs inzake parketnummer
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 6-9.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 10-12.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 29-30.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 4.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-22.