Op 2 juli 2018 vond de behandeling plaats van een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1966, die betrokken was bij een incident op 4 april 2017. De verdachte verklaarde ter zitting dat hij niet had gezegd dat hij in slaap was gevallen achter het stuur, maar dat hij een black-out had gehad. Deze verklaring stond in contrast met zijn eerdere verklaring bij de politie. De raadsvrouw van de verdachte pleitte ervoor om de verklaring van de verdachte bij de politie niet te gebruiken voor het bewijs, terwijl de officier van justitie stelde dat deze verklaring wel degelijk bruikbaar was.
De rechtbank oordeelde dat het onderzoek niet volledig was geweest en besloot om verbalisant [verbalisant] als getuige te horen. Dit was noodzakelijk omdat de verklaring van de verdachte niet door hem was ondertekend en hij 20 minuten na het ongeval was gehoord, wat vragen opriep over de betrouwbaarheid van zijn verklaring. De rechtbank heropende het onderzoek en bepaalde dat de zaak opnieuw ter zitting zou worden gebracht, waarbij de oproeping van de verdachte en zijn raadsvrouw werd bevolen.
De beslissing werd genomen door de rechters G.W.B. Heijmans (voorzitter), C. Kleinrensink en E.H.T. Rademaker, en werd uitgesproken op 16 juli 2018. De rechtbank schorste het onderzoek voor onbepaalde tijd, in afwachting van de getuigenverklaring van verbalisant [verbalisant].