In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling of enig misdrijf tegen het leven gericht. De tenlastelegging betrof een incident dat zich voordeed in de periode van 9 tot en met 10 maart 2017 te Arnhem, waarbij de verdachte een vuurwapen op het slachtoffer richtte. Tijdens de zitting op 28 juni 2018 heeft de officier van justitie betoogd dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier stelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen voldoende steun boden voor de beschuldiging, ondanks dat het slachtoffer niet expliciet had verklaard zich bedreigd te voelen. De verdediging daarentegen pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuige niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende objectief bewijs was om de beschuldiging te onderbouwen.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de getuige zorgvuldig gewogen. Hoewel de rechtbank erkende dat de gedragingen van de verdachte zorgwekkend waren, oordeelde zij dat de omstandigheden niet zodanig waren dat bij het slachtoffer redelijke vrees kon ontstaan voor een daadwerkelijk misdrijf tegen het leven of zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.