ECLI:NL:RBGEL:2018:3120

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
C/05/338025 / KZ RK 18-92
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens ongelukkige opmerking over betrokkenheid

Op 11 juni 2018 heeft de rechtbank Gelderland een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. M.J.H. Schuurman, rechter in de rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend op 31 mei 2018 en aangevuld op de zitting van 11 juni. Verzoeker had als grond voor de wraking aangevoerd dat de rechter tijdens een eerdere zitting op 15 mei 2018 had gezegd dat zij 'stakeholder' is, wat volgens verzoeker een schending van de onafhankelijkheid van de rechter impliceert. De rechtbank overwoog dat de opmerking van de rechter ongelukkig was, maar dat haar intenties goed waren. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De rechtbank benadrukte dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/338025 / KZ RK 18-92
Beslissing van 11 juni 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende [adres], [postcode en woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J.H. Schuurman,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 31 mei 2018 een wrakingsverzoek ingediend. Dat verzoek heeft hij aangevuld op 11 juni 2018.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 11 juni 2018 zijn verzoeker en de rechter verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de behandeling ter zitting.
Na afloop van de behandeling heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing is de schriftelijke uitwerking daarvan.

2.Het wrakingsverzoek

Het verzoek tot strekt tot wraking van de rechter als kantonrechter in de zaak met nummer 6608391 BM VERZ 17-546 (BM dossier 40628). Die zaak gaat over het verzoek van verzoeker tot opheffing van het meerderjarigenbewind.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, het volgende aan de wraking ten grondslag gelegd. De rechter heeft op een vraag van verzoeker tijdens de behandeling van het verzoek om opheffing van het meerderjarigenbewind op 15 mei 2018 gezegd dat zij ‘stakeholder’ is. Maar een rechter is geen belanghebbende; een rechter moet onafhankelijk zijn en boven de partijen staan.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft het proces-verbaal ontvangen van de zitting van de kantonrechter van
15 mei 2018 met betrekking tot het verzoek van verzoeker om opheffing van het meerderjarigenbewind. In dat proces-verbaal is vermeld dat de rechter in reactie op vragen van verzoeker heeft gezegd dat zij ‘stakeholder’ is.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft de rechter gezegd dat het gebruik van dat woord achteraf wellicht wat ongelukkig is, maar dat zij verzoeker duidelijk wilde maken dat ook zij betrokken is bij zijn zaak, als kantonrechter die een beslissing moet nemen.
De rechtbank overweegt dat de opmerking van de rechter inderdaad wat ongelukkig is geweest omdat zij immers geen belanghebbende is, maar dat haar intenties goed waren. Dit volgt ook uit het verdere verloop van de zitting van 15 mei 2018, zoals de rechtbank uit het uitgebreide proces-verbaal van die zitting afleidt. Van enige vooringenomenheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor is de rechtbank niet gebleken. Daarom wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek (voorzitter),
M.C. van der Mei en J.R. Veerman in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier,
en in openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.