ECLI:NL:RBGEL:2018:3037

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
339322 / KG RK 18/605
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

Op 2 juli 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.A.M. Lem, verzocht om de wraking van de rechters T.P.E.E. van Groeningen, J.M. Graat en J.M.C. Schuurman-Kleijberg. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de indruk van verzoeker dat de rechters vooringenomen waren, omdat zij niet op zijn verzoek ingingen om een bepaald processtuk buiten beschouwing te laten. Dit processtuk betrof een proces-verbaal van een mondelinge behandeling van 30 mei 2018.

De rechtbank oordeelde dat de weigering van de rechters om voorafgaand aan de zitting een beslissing te nemen op het verzoek van verzoeker niet de schijn wekt dat zij vooringenomen zijn. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren om aan te tonen dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een schijn van partijdigheid en dat het wrakingsverzoek misbruik van recht was.

De rechtbank heeft daarom besloten dat een volgend verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/339322 / KG RK 18/605
Beslissing van 2 juli 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
hierna te noemen: verzoeker,
raadsvrouw: mr. M.A.M. Lem
strekkende tot de wraking van
mrs. T.P.E.E. van Groeningen, J.M. Graat en J.M.C. Schuurman-Kleijberg
leden van de wrakingskamer van deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 juni 2018 en
- het schriftelijke verweer van de rechters door de rechtbank ontvangen op 28 juni 2018.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en
- de rechters.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters als leden van de wrakingskamer in de zaak met nummer C/05/337968/KG RK 18/511 inzake verzoeker en mr. D.M.I. de Waele.
2.2
Op 14 juni 2018 is vanwege de wrakingskamer naar aanleiding van het voornoemde wrakingsverzoek een stuk toegestuurd met de titel ‘Proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 30 mei 2018’. Op 20 juni 2018 heeft verzoeker de wrakingskamer onder meer verzocht te bevestigen dat dit stuk geen deel uitmaakt van de stukken die betrekking hebben op het wrakingsverzoek.
Namens de voorzitter van die wrakingskamer is geantwoord dat de brief van 20 juni 2018 zal worden behandeld bij de behandeling van het wrakingsverzoek.
2.3
Verzoeker heeft de indruk dat de rechters vooringenomen zijn, omdat de rechters niet hebben voldaan aan zijn verzoek om op voorhand duidelijkheid te verschaffen over de status van het stuk met de titel ‘Proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 30 mei 2018’. Hiermee hebben de rechters volgens verzoeker de schijn gewekt bij de behandeling van het wrakingsverzoek rekening te zullen houden met de inhoud van dit stuk en dat zij reeds op voorhand voornemens zouden kunnen zijn de beslissing op het wrakingsverzoek (mede) daarop te willen baseren.
2.4
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de weigering van de rechters om voorafgaand aan de zitting een beslissing te nemen op het verzoek van verzoeker om het stuk met de titel ‘Proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 30 mei 2018’ buiten beschouwing te laten in redelijkheid niet de schijn kan volgen dat bij de behandeling van het wrakingsverzoek rekening zal worden gehouden met de inhoud van dit stuk en de rechters reeds op voorhand voornemens zouden kunnen zijn de beslissing op het wrakingsverzoek (mede) daarop te willen baseren. Het antwoord dat verzoekers brief van 20 juni 2018 ter zitting zal worden behandeld, geeft daartoe objectief beschouwd geen enkele aanleiding. Nu van enige (schijn van) vooringenomenheid niet is gebleken zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Aangezien er geen enkele aanleiding bestond voor vrees voor vooringenomenheid en verzoeker niet heeft willen wachten tot de behandeling van zijn verzoek ter zitting van de wrakingskamer, kwalificeert het wraken van die wrakingskamer als misbruik. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. L. van Gijn (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. I.D. Jacobs, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.B. Wichman, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.