ECLI:NL:RBGEL:2018:3035

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
05/740524-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid in Warnsveld

Op 9 juli 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 augustus 2017 in Warnsveld, waar de verdachte een vrouw, aangeduid als [slachtoffer], van achteren benaderde en haar bij haar schaamstreek betastte terwijl zij in een bosgebied liep. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte beoordeeld. De aangeefster verklaarde dat zij op het moment van de aanranding een hond aan het roepen was toen de verdachte haar van achteren benaderde en haar bij haar heupen vastpakte. De verdachte erkende dat hij de vrouw had aangeraakt, maar ontkende dat hij haar bij haar schaamstreek had betast. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar is en dat de verdachte strafbaar is. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft deze eis gevolgd en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met een proeftijd van vijf jaar en bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte zich moet houden aan de voorwaarden om verdere incidenten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740524-17
Datum uitspraak : 9 juli 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
thans verblijvende [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2017 te Warnsveld, gemeente Zutphen, een persoon, te weten [slachtoffer] , door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] (terwijl zij daar in een bosgebied liep) van achteren benaderd en/of op onverhoedse wijze van achteren vastgepakt en (over haar kleding) in/bij haar schaamstreek betast.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van verdachte
De verdachte is van mening dat niet bewezen kan worden [slachtoffer] bij haar schaamstreek is betast, nu hij dat ontkent.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 13 augustus 2017 in [plaats] te Warnsveld gemeente Zutphen liep. Op enig moment hoorde zij iemand van achteren aan komen rennen. Zij draaide zich om, om haar loslopende hond te roepen en te pakken. Op het moment dat zij zich omdraaide, was er een man bij haar. Hij pakte haar bij haar heupen en bracht zijn handen naar voren, bij haar kruis, aan de zijkanten van haar schaamstreek. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij achter een vrouw is aangerend en dat hij aan haar heeft gezeten. Hij heeft haar van achteren aangeraakt, bij haar billen en bij haar heupen. [3]
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster en verdachte grotendeels overeenkomen, alleen over het betasten van de schaamstreek niet. De rechtbank heeft echter geen reden om op dit punt aan de verklaring van aangeefster te twijfelen, met name nu zij een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. De rechtbank acht de tenlastegelegde handelingen daarom wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks13 augustus 2017 te Warnsveld, gemeente Zutphen, een persoon, te weten [slachtoffer] , door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] (terwijl zij daar in een bosgebied liep) van achteren benaderd en
/ofop onverhoedse wijze van achteren vastgepakt en (over haar kleding)
in/bij haar schaamstreek betast.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van vijf jaar, met de bijzondere voorwaarden van het voortzetten van de behandeling bij de [verblijfplaats] en het toezicht door de reclassering.
Het standpunt van verdachte
Verdachte is van mening dat hij niet behandeld hoeft te worden en dat hij op deze manier geen toekomst kan opbouwen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 mei 2018;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 19 juni 2018.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster in een bos onverhoeds van achteren vastgepakt en haar bij haar schaamstreek betast. Verdachte heeft respectloos gehandeld richting aangeefster en haar recht op lichamelijke integriteit ondergeschikt gemaakt aan de kennelijk bij hem bestaande behoefte aan intimiteit en daarbij geen rekening gehouden met de mogelijke impact daarvan op de aangeefster.
In het nadeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat verdachte, blijkens de Justitiële documentatie van verdachte van 15 mei 2018, recentelijk is veroordeeld voor een zedendelict.
Uit het rapport van de reclassering van 19 juni 2018 komt naar voren dat verdachte in 2016 werd veroordeeld wegens meerdere aanrandingen, waarbij de delictgedragingen overeenkomen met het tenlastegelegde feit. Op basis van de destijds geconstateerde problematiek en de toen als hoog ingeschatte risico’s verblijft verdachte sinds september 2016 verplicht in een forensische setting. Dit traject is niet probleemloos verlopen en verdachte heeft zich onvoldoende aan de voorwaarden gehouden. Om die reden werd het voorwaardelijk strafdeel gedeeltelijk ten uitvoer gelegd en werd op basis van nieuwe bijzondere voorwaarden gezocht naar een andere behandelplek met een hogere mate van zorg en beveiliging. Op basis van het verloop concludeert de reclassering dat de problematiek en de mate van ontvankelijkheid voor behandeling vrijwel onveranderd is gebleven, evenals de risico’s op (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Ook is het de vraag of (de problematiek) van verdachte behandelbaar is. Vanuit de huidige observatieperiode binnen [verblijfplaats] wordt getracht meer zicht en grip op verdachte en achterliggende problematiek te krijgen, om daar behandeldoelen op te richten. Op basis van de bevindingen van de reclassering en de inschatting van de [verblijfplaats] , is een langdurig klinisch traject aangewezen. De reclassering adviseert dan ook om, indien schuldig, verdachte wederom te veroordelen tot een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een reclasseringstoezicht en de verplichting tot klinische behandeling, waarbij een langere proeftijd van bijvoorbeeld vijf jaar nodig wordt geacht. Dit geeft in ieder geval een langere periode waarin binnen een behandeltraject getracht kan worden te komen tot gedragsverandering en/of risicomanagement.
De rechtbank is op grond van de ernst van het feit en het strafblad van verdachte van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. De rechtbank acht het van groot belang dat de klinische behandeling bij [verblijfplaats] wordt voorgezet. Om dit te realiseren legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op en zal daar bijzondere voorwaarden aan verbinden in navolging van het advies van de reclassering. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voldoende om verdachte ertoe te bewegen zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat met deze strafmaat ook recht wordt gedaan aan de ernst van het feit. De proeftijd zal vijf jaar bedragen omdat de rechtbank verwacht dat verdachte een lange tijd behandeling en begeleiding nodig zal hebben.
Gezien het voorgaande, houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op vijf jaren wordt bepaald;
 stelt de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 stelt de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de Reclassering, zo frequent en zolang de Reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich zal laten opnemen in Forensische Psychiatrische Kliniek [verblijfplaats] , of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZDIZ, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt het volgen van een dagprogramma, het meewerken aan een eventueel nader diagnostisch onderzoek en aan blaastesten en/of urinecontroles op middelengebruik, voor de maximale duur van 12 maanden of zoveel korter als de betreffende instelling noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd, na zijn klinische behandeling, zal verblijven in een instelling voor 24-uurs begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2018.
mr. M.J.M. Krabbe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017377162, gesloten op 7 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 16 e.v.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juni 2018.