ECLI:NL:RBGEL:2018:3016

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
720360-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 juli 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland. De vordering was gericht tegen een veroordeelde, geboren in 1985, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat voorlopig werd geschat op € 10.583,40. Dit bedrag was gebaseerd op de besparing van huur en kosten voor voeding gedurende zes maanden.

Tijdens de zitting op 22 juni 2018 was de veroordeelde niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. B.J. Schadd. De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft de vordering toegelicht en volhard in zijn verzoek. De verdediging betwistte de vordering en stelde dat niet was aangetoond dat de veroordeelde de kosten voor voeding niet kon opbrengen en dat hij geen voordeel had genoten van de woning.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De rechtbank volgde de berekening van de officier van justitie en concludeerde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel inderdaad € 10.583,40 bedroeg. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720360-17
Datum zitting : 22 juni 2018
Datum uitspraak: 06 juli 2018
Verstek
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[naam 1](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres 1] ,
plaats : [plaats 1] ,
raadsman : mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 10.583,40.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 22 juni 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 22 juni 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde niet verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De raadsman van veroordeelde heeft het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering dient te worden toegewezen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde was ten minste de besparing van zes maanden huur ter hoogte van € 1.550,- verhoogd met de (besparing van) kosten voor voeding van € 7,13 per dag gedurende zes maanden. Het totaal genoten voordeel komt daarmee uit op € 10.583,40. De vordering is onderbouwd met het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering dient te worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat veroordeelde het bedrag van € 7,13 per dag aan voeding niet kon opbrengen. Ook heeft hij geen voordeel genoten van de woning, want als hij daar niet had gewoond, dan had hij gratis bij zijn ouders gewoond.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 6 juli 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis. Veroordeelde is daarbij veroordeeld wegens het medeplegen van het opzettelijk bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De rechtbank volgt de berekening van de officier van justitie (op basis van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel [2] ) en zal, gelet op het vorenstaande, vaststellen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 10.583,40.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat niet is komen vast te staan dat veroordeelde het bedrag van € 7,13 per dag voor voeding niet kon opbrengen, overweegt de rechtbank het volgende. Veroordeelde heeft verklaard dat hij geen inkomen had. Verder verklaarde hij dat hij niet zo heel veel verdiende met het draaien van de joints, maar dat de huur voor hem werd betaald. [3] Omdat veroordeelde geen legaal inkomen ontving, zal hij zijn voeding hebben betaald van deze verdienste van ‘de jongens uit [plaats 2] ’. Het bedrag van € 7,13 per dag is een forfaitair bedrag voor de (minimale) kosten van voeding per persoon per dag, dat is vastgesteld door het Nibud. De rechtbank neemt dit bedrag over. Omdat veroordeelde geen legaal inkomen had, en hij zal hebben gegeten, zal hij de kosten daarvoor betaald hebben vanuit zijn illegale inkomsten. Aldus is de uitgave aan voeding te kwalificeren als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat veroordeelde geen voordeel van de woning heeft genoten overweegt de rechtbank het volgende. Veroordeelde heeft verklaard dat hij eerst twee jaar in de woning verbleef en toen nog niets met jointjes deed. Hij betaalde de huur met spaargeld en ook zijn ouders sprongen in het begin bij. Later hebben de jongens uit [plaats 2] de huur betaald. [4] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde voordeel heeft genoten doordat voor hem de huur werd betaald vanaf het moment dat hij jointjes draaide. De woonlasten bleven hem dus bespaard. Het standpunt van de verdediging dat veroordeelde gratis bij zijn ouders had kunnen wonen als hij niet in de woning had gezeten, is niet relevant. Immers, veroordeelde woonde in de woning aan [adres 2] te [plaats 3] en niet bij zijn ouders.
De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag aldus op € 10.583,40.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 10.583,40 (zegge: tienduizendvijfhonderd en drieëntachtig euro en veertig eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 10.583,40 (zegge: tienduizendvijfhonderd en drieëntachtig euro en veertig eurocent).
Aldus gegeven door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. A. Cimen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2018.
mr. A. Cimen is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002017519497, gesloten op 9 januari 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 2 februari 2018.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 87.
4.Proces-verbaal van verhoor i.h.k.v. de vordering tot inbewaringstelling d.d. 23 november 2017.