ECLI:NL:RBGEL:2018:3011

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
05/720360-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj

Op 6 juli 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj. De zaak kwam voort uit een melding op 9 november 2017, waarin werd aangegeven dat er op een camping in Lunteren drugs werd verpakt. De politie trof in de woning van de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hasjiesj aan, in totaal ongeveer 43 kilogram. De verdachte had de woning gehuurd en draaide joints voor anderen. Tijdens zijn afwezigheid op vakantie had hij een medeverdachte ingeschakeld om zijn werkzaamheden over te nemen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig en legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel mee.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720360-17
Datum uitspraak : 6 juli 2018
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 9 november 2017 te Lunteren, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval (op 9 november 2017) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand aan [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 93 (drieënnegentig) kilogram (droge) hennep(toppen) en/of (plakken) hashish, in elk geval een groot aantal kilo's/een grote hoeveelheid (droge)
hennep(toppen)/(plakken) hashish en/of een grote hoeveelheid joints, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep en/of hashish, zijnde hashish, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 9 november 2017 te Lunteren, gemeente Ede, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (op 9 november 2017) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 93 (drieënnegentig) kilogram (droge) hennep(toppen) en/of (plakken) hashish, in elk geval een groot aantal kilo's/een grote hoeveelheid (droge) hennep(toppen)/(plakken) hashish en/of een grote hoeveelheid joints, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep en/of hashish, zijnde hashish, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met
30 november 2017 te Lunteren, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand en/of de materialen voor de productie/bereiding/verwerking van joints en/of de verwerking/bewerking van hennep/hashish ter beschikking te stellen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 november 2017 is de melding binnengekomen dat op camping [naam 2] , gevestigd aan [adres 2] , in een woning op perceel [nummer] drugs wordt verpakt, vermoedelijk wiet. [2] De woning is eigendom [naam 3] en wordt verhuurd aan [naam 4] . In het huurcontract tussen [naam 4] en [naam 4] is opgenomen dat de woning wordt bewoond door verdachte. [3] [medeverdachte] wordt door de politie in de woning aangetroffen. [4]
In de woning wordt onder andere het volgende aangetroffen: zakken en gripzakjes met henneptoppen, op hasj gelijkende blokjes, 7 plastic voorraaddozen met voor gedraaide joints, pakketjes hasj, 3 draaimachines, plastic bakken met tabak gemengd met hennep, bak met verkruimelde hennep, zak met verkruimelde hennep, pakken met tabak en verkruimelde hennep, doos met voorgedraaide vloei, bakken met verkruimelde hasj, sealmachine en
2 zeven met hennepresten. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het feit niet zo ernstig is en dat verdachte een kleine jongen is geweest in het geheel. Verdachte zat gedurende de ten laste gelegde periode op Curaçao en is daarom geen pleger. Er is ook geen sprake van medeplegen dan wel medeplichtigheid. Er kan niet gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking. Hij is ook niet degene die de woning ter beschikking heeft gesteld.
Beoordeling door de rechtbank
Medeplegen
Verdachte heeft verklaard dat hij de woning aan [adres 2] huurt sinds juli 2014. [6] In deze woning draaide hij joints voor jongens uit [plaats] . Hij deed dit 5 dagen in de week, 5 à 6 uur per dag. Voor het draaien van de joints kreeg hij betaald en de jongens uit [plaats] betaalden zijn huur. [7] Toen verdachte op vakantie wilde, moest hij vervanging regelen. Hij heeft via een meisje uit [land] een jongen [de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte] ] geregeld die zijn werk kon overnemen. [8] Op 31 oktober 2017 is hij voor het laatst in de woning geweest. Woensdag 1 november 2017 is hij voor twee weken op vakantie naar Curaçao gegaan. [9] Voordat hij op vakantie ging heeft hij [medeverdachte] geleerd om jointjes te draaien. [10] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er ‘zo veel’ hasj in de woning lag. Normaal gesproken lag er volgens hem niet zo veel, het waren altijd kleine hoeveelheden. [11]
Uit deze verklaringen van verdachte leidt de rechtbank af dat het verdachtes bedoeling was om na zijn vakantie de werkzaamheden weer zelf te verrichten.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Immers, er is niet enkel sprake van het ter beschikking stellen van de woning voor het draaien van de joints. Verdachte heeft geregeld dat [medeverdachte] zijn werk over nam en hij heeft hem daarvoor ook ingewerkt. Na zijn vakantie zou hij zijn werkzaamheden zelf weer hervatten. [medeverdachte] hield aldus de joint-draaierij gaande gedurende verdachtes vakantie. Verdachte wist bovendien dat er gedurende zijn vakantie grote hoeveelheden in de woning aanwezig waren. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering terwijl verdachte op vakantie was, is de bijdrage van verdachte van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Hoeveelheid
Uit het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen blijkt dat er 12,62 kilogram (hierna: kg) bruine blokken of brokken (inclusief verpakking) en 18,93 kg henneptoppen en hennepgruis (inclusief verpakking) aangetroffen is. Verder is er 52,45 kg aan joints aangetroffen met een mix van shag met cannabis en 9,05 kg losse vulling voor joints. Monsters van deze hoeveelheden zijn alle positief getest op cannabis met de werkzame stof THC. [12]
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat een exacte netto hoeveelheid aan hennep niet kan worden vastgesteld op grond van het dossier. De 52,45 kg joints betreft een bruto gewicht, bestaande uit hennep, shag en vloei. De 9,05 kg losse vulling voor joints betreft een mengsel van hennep en shag. Voor de strafmaat is de (netto) hoeveelheid hennep van belang.
Volgens de verdediging zit er ongeveer 0,2 à 0,3 gram hennep in een joint.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de aangetroffen hoeveelheid het volgende. Een joint weegt netto 1,3 gram. [13] In de aangetroffen 52,45 kg aan joints zaten afgerond ongeveer 40.346 joints (= 52.450 gram joints / 1,3 gram per joint). De rechtbank gaat ervan uit dat er gemiddeld 0,25 gram hennep in een joint zit. Dat betekent dat er in totaal in de aangetroffen joints netto 10,08 kg hennep (= 40.346 joints x 0,25 gram) zat.
De rechtbank gaat ervan uit dat het gewicht van de vloei verwaarloosbaar is en dat losse vulling een zelfde verhouding tussen hennep en shag heeft als de joints. Een joint van 1,3 gram bestaat voor 0,25 / 0,013 = 19,2 % uit hennep. 9,05 kg losse vulling bevat dan 19,2 % = 1,74 kg hennep.
Netto is er daarmee 11,82 kg hennep (10,08 kg (joints) + 1,74 kg (losse vulling voor joints)) aangetroffen. De overige aangetroffen hoeveelheid hennep/hasjiesj is totaal 31,55 kg (= 12,62 kg hasjiesj + 18,93 kg henneptoppen en gruis).
De rechtbank concludeert dat er ongeveer 43 kg hennep/hasjiesj (= 11,82 kg + 31,55 kg) is aangetroffen. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte een groot aantal kilo’s, dus een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van opzettelijk bewerken en/of verwerken van een grote hoeveelheid hennep/hasjiesj.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
een of meertijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 9 november 2017 te Lunteren, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk heeft
bereid en/ofbewerkt en/of verwerkt,
in elk geval (op 9 november 2017) opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een
pand aan [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 93 (drieënnegentig) kilogram (droge) hennep(toppen) en/of (plakken) hashish, in elk gevaleen groot aantal kilo's/een grote hoeveelheid (droge)
hennep(toppen)/(plakken) hasjiesj en/of een grote hoeveelheid joints,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep en
/ofhasjiesj, zijnde hasjiesj,
(een)middel
(en
)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dat middel.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verwijst naar het feit dat verdachte op grond van 67a lid 3 van het Wetboek van strafvordering in vrijheid is gesteld. De rechtbank heeft de zaak destijds op waarde geschat. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan daarom beperkt blijven tot de duur van het voorarrest.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 mei 2018.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door het bewerken en verwerken van ongeveer 43 kg hennep. Het betreft hier een zeer aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, die bestemd was voor de verkoop. Het gebruik van hennep heeft grote schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. De productie en handel van hennep gaat veelal gepaard met andere, ook zware, vormen van criminaliteit. Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar dat hij niet eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
In soortgelijke gevallen wordt voor het opzettelijk aanwezig hebben van 43 kg hennep een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd.
Gelet op de grote hoeveelheden aangetroffen softdrugs vindt de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden passend en geboden. Een andere strafsoort komt niet in aanmerking. De rechtbank zal echter hiervan vier maanden voorwaardelijk opleggen. Deze straf is lager dan geëist door de officier van justitie omdat verdachte slechts een kleine rol had in de totale productieketen. De proeftijd wordt vastgesteld op 2 jaar. De joint-draaierij was voor verdachte voor ten minste een half jaar een bron van inkomsten. Daarom kan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest niet worden volstaan. Aan verdachte wordt een zwaardere straf opgelegd dan aan medeverdachte [medeverdachte] , aangezien de rol van verdachte in de jointdraaierij groter was dan die van [medeverdachte] .

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
4(vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. A. Cimen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 06 juli 2018.
mr. A. Cimen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002017519497, gesloten op 9 januari 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2017, p. 136.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 4] , p. 337-338.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2017, p. 136.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2017, p. 139-140
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 90.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 99.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte p. 96 en 101.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 92.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 95.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte i.h.k.v. de vordering tot inbewaringstelling d.d. 23 november 2017.
12.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 13 nov 2017, p. 155 en 156.
13.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 13 nov 2017, p. 155.