ECLI:NL:RBGEL:2018:3008

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
05/840472-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging zware mishandeling met voorbedachte rade en poging zware mishandeling

Op 9 juli 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 april 2016 in Wageningen, waar de verdachte de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], aanviel met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld, aangezien hij het mes had gepakt en zich had verstopt in de bosjes om de slachtoffers te overvallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan [slachtoffer 1] door hem te steken en te slaan, en dat hij ook [slachtoffer 2] heeft verwond toen zij tussenbeide kwam. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van de slachtoffers. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast tot het verrichten van 160 uren werkstraf, te vervangen door 80 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook de teruggave van het in beslag genomen mes gelast aan de vriendin van de verdachte, omdat er geen strafvorderlijk belang was om het mes in beslag te houden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840472-16
Datum uitspraak : 9 juli 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
raadsman mr. M.L.E. Storm van 's Gravesande, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2018 en 25 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, doordat hij, verdachte,
 die [slachtoffer 1] met een (keuken)mes, althans een scherp voorwerp ((in de bosjes/struiken) bij de woning van die [slachtoffer 1] ) heeft opgewacht en/of
 (vervolgens) (meermalen) met voornoemd (keuken)mes, althans scherp voorwerp, in/op/tegen de (rechter) (ring)vinger en/of in/tegen (de richting van) het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/geprikt en/of geslagen, althans geraakt, en/of
 (meermalen) (met kracht) in/op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam heeft gestompt/geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
 die [slachtoffer 1] met een (keuken)mes, althans een scherp voorwerp ((in de bosjes/struiken) bij de woning van die [slachtoffer 1] ) heeft opgewacht en/of
 (vervolgens) (meermalen) met voornoemd (keuken)mes, althans scherp voorwerp, in/op/tegen de (rechter) (ring)vinger en/of in/tegen (de richting van) het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/geprikt en/of geslagen, althans geraakt, en/of
 (meermalen) (met kracht) in/op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam heeft gestompt/geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Wageningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
 met een (keuken)mes, althans een scherp voorwerp, in/op/tegen de (rechter) (ring)vinger/hand en/of in/tegen (de richting van) het lichaam te heeft gestoken/geprikt en/of heeft geslagen, althans heeft geraakt en/of
 (meermalen) (met kracht) in/op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam te heeft gestompt/geslagen;
2.
primair
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een (keuken)mes, althans een (scherp) voorwerp, in/op/tegen dier (rechter) zij (ter hoogte van
de ribbenkast, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/geprikt, althans heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (keuken)mes, althans een (scherp) voorwerp, in dier (rechter) zij (ter hoogte van de ribbenkast) heeft gestoken/geprikt, althans heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Wageningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een (keuken)mes, althans een (scherp) voorwerp, in/op/tegen de (rechter) zij, althans het lichaam, heeft gestoken/geprikt, althans heeft geraakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 april 2016 tussen 01.10 uur en 01.23 uur werd aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) voor zijn woning aan de [adres 2] aangevallen door een man. [2] Deze man kwam uit het struikgewas aan de overkant van de voordeur en had een mes in zijn hand. Hij maakte met het mes in zijn hand stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] . [3] Ook maakte hij slaande bewegingen richting [slachtoffer 1] . [4] Tussen beide mannen vielen klappen over en weer. [slachtoffer 1] verweerde zich tegen de steekbewegingen met zijn handen. [5] Aangeefster [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) sprong vervolgens tussen hen in. Hierdoor kon [slachtoffer 1] wegkomen. Hij bleek een flinke bult op zijn achterhoofd te hebben en was in zijn rechterringvinger geprikt of gesneden met het mes. Ook voelde hij pijn, dan wel stijfheid, in zijn rechterbovenbeen. [6] Toen [slachtoffer 2] tussen [slachtoffer 1] en de man sprong, stonden [slachtoffer 1] en de man op een armlengte van elkaar af. [slachtoffer 2] voelde meteen een korte en hevige pijn ter hoogte van haar ribbenkast aan de kant van haar rechterarm. Ze begon te schreeuwen. Zij hoorde de man zeggen: “Had je er maar niet tussen moeten springen!”. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat het verdachte was die [slachtoffer 1] respectievelijk [slachtoffer 2] op het genoemde tijdstip heeft aangevallen en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling). Daarbij stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer 1] kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie kan niet worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van al hetgeen hem ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte heeft ontkend degene te zijn die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een mes heeft aangevallen. Hij stelt dat hij ten tijde van de aanval thuis was. Doordat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun aangiften hebben willen intrekken en later bij de rechter-commissaris andersluidende verklaringen hebben afgelegd dan in eerste instantie, komen hun aangiftes zwaar onder druk te staan. Tijdens de verhoren door de rechter-commissaris is niet gebleken van een loyaliteitsconflict, hetgeen door de officier van justitie als reden is aangevoerd voor de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gewijzigde verklaringen. Bovendien heeft [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) haar verklaring niet ondertekend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld wie de man is door wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn aangevallen op 24 april 2016.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben contact gehad met de meldkamer vanwege de aanval door de man. De vier contacten met de meldkamer zijn uitgewerkt in een proces-verbaal van bevindingen. Uit dit proces-verbaal volgt dat een beller meldt dat zijn vriendin is neergestoken buiten [adres 2] . Ze is gewond geraakt in haar buik. [8] Op de vraag van de meldkamer wie dat heeft gedaan, verklaart de beller dat het “die ex van d’r, (..) [verdachte] ” betrof. [9] De meldkamer heeft ook contact met een belster. Zij meldt dat “haar ex hier staat met een mes en dat hij [verdachte] heet” [10] . In een tweede contact met de meldkamer verklaart zij dat de man achter haar nieuwe vriend aan ging. Ze kent de man en geeft zijn gegevens door: [verdachte] , wonende te [adres 1] . [11]
Bij de aangifte die [slachtoffer 1] op 24 april 2016 heeft gedaan, heeft hij verklaard dat hij werd aangevallen door de ex van zijn vriendin [slachtoffer 2] . Het ging om [verdachte] . [12]
Bij de aangifte die [slachtoffer 2] op 24 april 2016 heeft gedaan, heeft zij verklaard dat zij en haar nieuwe partner [slachtoffer 1] werden aangevallen door haar ex-man [verdachte] , geboren [geboortedag] 1973. Zij verklaart dat zij [verdachte] met 100% zekerheid herkende aan zijn uiterlijk, waarbij zij opmerkt dat zij 24 jaar een relatie met hem heeft gehad en dat zij samen drie kinderen hebben. [13]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 24 april 2016 rond 01.30 uur getuige was van een vechtpartij op straat. Zij woont op de [adres 3] en zag dat er drie mensen aan het vechten waren. Eén van hen herkende zij als haar buurvrouw [slachtoffer 2] de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ). Een andere persoon herkende zij als de ex van [slachtoffer 2] , [verdachte] . Zij herkende hem, omdat hun kinderen op dezelfde basisschool hebben gezeten. [getuige 1] heeft ook verklaard dat zij dacht dat de derde persoon de nieuwe vriend van [slachtoffer 2] was, [naam 1] . Ze hoorde [slachtoffer 2] op een gegeven moment schreeuwen: “Rennen, [naam 1] , rennen”. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij om 00.30 uur zijn dochter heeft gebeld met de vraag of zij hem wilde ophalen van een feest. Het was een klein kwartier rijden van het feest naar zijn huisadres. [15]
De rechtbank komt op grond van voornoemde aangiften, meldkamergesprekken en de getuigenverklaring tot de overtuiging dat het verdachte is geweest door wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn aangevallen. Laatstgenoemden hebben op 23 april 2018 nadere verklaringen afgelegd bij de rechter-commissaris, waarbij zij twijfel hebben geuit over de vraag of het wel verdachte was die hen heeft aangevallen. Zij hebben daarbij verklaard dat zij op het moment van de aanval dronken waren. Deze nadere verklaringen brengen de rechtbank echter niet tot een ander oordeel. Zij kent meer gewicht toe aan de eerdergenoemde bewijsmiddelen. De meldkamergesprekken laten geen twijfel open over de identiteit van de aanvaller. Deze meldingen zijn gedaan op het moment van de aanval zelf. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] de aanvaller ook duidelijk geïdentificeerd en heeft zij benoemd dat dit verdachte was. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de uitlatingen die door aangevers tijdens de meldkamer gesprekken zijn gedaan of aan de verklaring van getuige [getuige 1] . De later door aangevers afgelegde verklaring acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet de persoon is door wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn aangevallen, niet aannemelijk. De rechtbank acht bewezen dat het verdachte is geweest door wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn aangevallen.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is de vraag of sprake is van poging tot moord dan wel doodslag (primair), poging tot zware mishandeling (subsidiair) of van een eenvoudige mishandeling (meer subsidiair). Daarbij is het opzet van belang.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 2 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 1
Om te komen tot een bewezenverklaring van (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, moet allereerst worden beoordeeld of deze handelingen van verdachte een kans op zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Die vraag dient naar het oordeel van de rechtbank bevestigend te worden beantwoord. Uit de vaststaande feiten volgt immers dat de aanvaller met een mes stekende bewegingen richting [slachtoffer 1] maakte, terwijl hij op een armlengte van [slachtoffer 1] stond. Dat maakt de kans aanmerkelijk dat [slachtoffer 1] bij de aanval ernstig gewond zou kunnen raken.
De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . De gedraging van verdachte dient naar zijn uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
Dat verdachte voorbedachte rade heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] , volgt uit het feit dat verdachte met een mes in het struikgewas heeft gewacht op de thuiskomst van [slachtoffer 1] . Zodoende heeft verdachte voldoende tijd gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit om [slachtoffer 1] met dat mes aan te vallen. Ook heeft hij zo gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Er is niet gebleken van contra-indicaties die het aannemen van opzet of voorbedachte rade in de weg staan. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
Ook de handelingen die verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft verricht, kunnen naar het oordeel van de rechtbank gekwalificeerd worden als te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft haar immers in haar buik gestoken. Uit het Forensisch geneeskundig onderzoek van een steekincident van het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat het mes vitale organen zoals de lever, nier of grote bloedvaten had kunnen raken als het mes dieper in het lichaam was doorgedrongen. [16] Dat zou medisch ingrijpen noodzakelijk hebben gemaakt.
Ook hier dient de rechtbank de vraag te beantwoorden op verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan – in dit geval – [slachtoffer 2] . De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Verdachte is niet gestopt met het maken van stekende bewegingen. Toen hij [slachtoffer 2] raakte met het mes, zei hij tegen haar: “Had je er maar niet tussen moeten springen!”. Hieruit volgt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade
, althans opzettelijk,zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
 die [slachtoffer 1] met een
(keuken)mes,
althans een scherp voorwerp((in de
bosjes/struiken) bij de woning van die [slachtoffer 1] ) heeft opgewacht en
/of
 (vervolgens) (meermalen) met voornoemd
(keuken)mes
, althans scherp voorwerp, in/op/tegen de
(rechter
) (ring
)vinger en
/ofin/
tegen(de richting van) het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/geprikt
en/of geslagen, althans geraakt, en/of
 (meermalen) (met kracht) in
/op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam heeft gestompt/geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
subsidiair
hij op
of omstreeks24 april 2016 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een
(keuken)mes
, althans een (scherp) voorwerp,in dier
(rechter
)zij
(ter hoogte van de ribbenkast
)heeft gestoken/geprikt,
althans heeft geraakt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot het verrichten van 160 uren werkstraf, te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 januari 2018;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 21 juni 2018, opgemaakt door [naam 2] , reclasseringswerker.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad van de nieuwe partner van zijn ex-vrouw en tevens aan een poging tot zware mishandeling van zijn ex-vrouw. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een mes en heeft hij hen beiden verwond. De situatie moet voor de slachtoffers buitengewoon bedreigend zijn geweest en gevoelens van onveiligheid hebben opgeroepen. Bovendien zijn ook anderen getuige geweest van hetgeen die nacht heeft plaatsgevonden. Ook voor hen geldt dat het gebeurde onrust en gevoelens van onveiligheid moet hebben opgeroepen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij met zijn gedrag niet alleen zijn ex-vrouw en haar nieuwe partner heeft getroffen, maar ook de kinderen dupeert die hij samen met zijn ex-vrouw heeft. Kinderen moeten erop kunnen vertrouwen dat hun ouders elkaar met respect benaderen en op een volwassen manier met elkaar omgaan. Dit geldt des te meer als ouders van elkaar gescheiden zijn. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij het vertrouwen van zijn kinderen ernstig beschaamd.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 januari 2018 volgt dat verdachte recent niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 21 juni 2018 volgt dat de reclassering geen delict gerelateerde criminogene factoren heeft kunnen ontdekken. Er zijn diverse beschermende factoren zoals de kinderen van verdachte en zijn werk. Hij stelt zich op als een verantwoordelijke vader en voorziet in zowel zijn eigen financiële onderhoud als in dat van zijn gezin. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert om – in geval van bewezenverklaring – een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straffen passend en geboden. Hierin komt ook tot uitdrukking dat de feiten langere tijd geleden zijn gepleegd en dat sindsdien niet is gebleken van ernstige problemen met, dan wel strafbare feiten gepleegd tegen de ex-vrouw van verdachte en haar nieuwe partner.
De rechtbank gelast de teruggave van het onder [naam 3] (de vriendin van verdachte) in beslag genomen mes aan [naam 3] . Er verzet zich geen strafvorderlijk belang tegen teruggave. Er is immers niet vast komen te staan dat verdachte de door hem gepleegde feiten heeft gepleegd met gebruikmaking van dit mes.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
werkstrafgedurende
160 (honderdzestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende [naam 4] , te weten: een mes, van het merk Stainless Zyliss, goednummer PL0600-2016200809-1117133.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016379485, gesloten op 5 september 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 20.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 24.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 20.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 24.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 21.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 24.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 73.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 74.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 75.
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 20.
13.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 23 en 24.
14.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 103.
15.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 juni 2018.
16.Een schriftelijk bescheid, zijnde een Forensisch geneeskundig onderzoek van een steekincident, p. 96.