ECLI:NL:RBGEL:2018:2967

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
05/980551-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen van 19,5 miljoen euro door ambtenaar van de Belastingdienst

Op 5 juli 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de Belastingdienst, die beschuldigd werd van verduistering en witwassen van een bedrag van 19,5 miljoen euro. De verdachte, geboren in 1963 en woonachtig in Arnhem, heeft in de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014, samen met medeverdachten, opzettelijk geld verduisterd dat toebehoorde aan de Belastingdienst. Dit gebeurde door het aanmaken van een bezwaarscherm in het belastingsysteem, waardoor een onterecht bedrag aan dividendbelasting werd teruggegeven aan een bedrijf. Het geld werd vervolgens snel overgemaakt naar rekeningen in Turkije.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat het medeplegen van de feiten bewezen achtte. De verdachte had toegang tot het systeem van de Belastingdienst en maakte misbruik van zijn functie om het geld te verduisteren. De rechtbank vond het bijzonder kwalijk dat de verdachte, als ambtenaar, op deze manier heeft gehandeld, wat niet alleen de Belastingdienst, maar ook de Nederlandse Staat en belastingplichtigen benadeelde.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 48 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het derde ten laste gelegde feit, dat betrekking had op deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerd samenwerkingsverband.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/980551-14
Datum uitspraak : 5 juli 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het functioneel parket
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 2 oktober 2014, 22 september 2016, 30 maart 2017, 23 november 2017, 20 juni 2018 en 21 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Nadat ter terechtzitting van 30 maart 2017 de tenlastelegging op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafrecht is aangepast, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te weten als ambtenaar van de Belastingdienst, die opzettelijk geld of geldwaardig papier, dat hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd of heeft toegelaten dat het door een ander weggenomen of verduisterd werd of die ander daarbij als medeplichtige terzijde heeft gestaan, door het doen van een (onverschuldigde) betaling van een geldbedrag van EUR19.500.000, althans van enig geldbedrag ten gunste van [naam 1] en/of [naam 1] ;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van EUR19.500.000, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Belastingdienst, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk geldbedrag, althans welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als belastingambtenaar, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van EUR19.500.000, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de belastingdienst, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geldbedrag, althans welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEEST SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Belastingdienst heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR19.500.000, althans van enig geldbedrag, in elk geval van enig goed,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
in het belastingsysteem VBN (belastingsysteem dat wordt gebruikt om aanslagen en verminderingen Vennootschapsbelasting te verwerken) een bezwaarscherm aangemaakt met betrekking tot het boekjaar 2012 voor [naam 1] ., en als datum binnenkomst van het bezwaarschrift 26 mei 2014 opgevoerd, met code 040 (ambtshalve bezwaar), en/of vervolgens de elementen van de aanslag veranderd door de opdrachtcode 51 (herziening definitief geregeld jaar) in te voeren en bij verrekende dividendbelasting en/of kansspelbelasting EUR19.500.000 ingevuld, hetgeen geleid heeft tot betaling van EUR19.500.000,
waardoor de Belastingdienst werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014, in de gemeente Arnhem, althans in Nederland en/of Turkije en/of Griekenland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van EUR19.500.000, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp, te weten een geldbedrag van EUR19.500.000, althans enig geldbedrag, was
en/of
(een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van EUR19.500.000, althans enig geldbedrag, voorhanden heeft gehad,
door – zakelijk omschreven onder meer -:
- op of omstreeks 17 juni 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland
en/of in Turkije,
a. op rekening [rekeningnummer 1] , welke rekening gehouden
wordt bij de [bank 1] te [plaats 1] (Turkije) en/of
b. op rekening [rekeningnummer 2] , welke rekening gehouden
wordt bij de [bank 2] ( [bank 2] ) te [plaats 2] (Turkije),
43, althans een aantal (spoed)overboekingen te laten plaatsvinden / te
doen laten plaatsvinden, waarbij:
ad a. in totaal op voornoemde rekening bij de [bank 1] een bedrag van
EUR10.167.769, althans enig geldbedrag werd bijgeschreven en/of
ad b. in totaal op voornoemde rekening bij de [bank 2] een bedrag van
EUR9.229.800,50, althans enig geldbedrag werd bijgeschreven,
waardoor (telkens) de herkomst van die EUR10.167.769, althans van enig
geldbedrag en/of van die EUR9.229.800,50, althans van enig geldbedrag werd verhuld en/of werd verborgen en/of
werd verhuld wie de rechthebbende is/was van die EUR10.167.769, althans van enig geldbedrag en/of van die EUR9.229.800,50, althans van enig geldbedrag en/of
- op of omstreeks 17 juni 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland
vanaf de Rabo Bank rekening ten name van [naam 1] , met
rekeningnummer [rekeningnummer 3] , een geldbedrag van EU110.000,
althans enig geldbedrag over te boeken / te (doen) laten overboeken op
rekeningnummer [rekeningnummer 4] te name van [rekeningnummer 4]
, waardoor de herkomst van die EUR110.000, althans van enig
geldbedrag werd verhuld en/of werd verborgen en/of
werd verhuld wie de rechthebbende is/was van die EUR110.000, althans
van enig geldbedrag en/of
- op of omstreeks 23 juni 2014 in Turkije vanaf rekening [rekeningnummer 2]
, welke rekening gehouden wordt bij de [bank 2]
( [bank 2] ) te [plaats 2] (Turkije) EUR38.000, althans enig geldbedrag,
contant op te nemen en/of (een deel van) dat opgenomen geld om te
zetten in Turkse Lira’s en/of (een deel van) dat opgenomen geld om te
zetten in goud,
waardoor de herkomst van die EUR38.000, althans van enig geldbedrag
werd verhuld en/of werd verborgen en/of
werd verhuld wie de rechthebbende is/was van die EUR38.000, althans van
enig geldbedrag en/of
- op of omstreeks 24 juni 2014 in Turkije vanaf rekening [rekeningnummer 2]
, welke rekening gehouden wordt bij de [bank 2]
( [bank 2] ) te [plaats 2] (Turkije) EUR1.300.000 contant op te nemen
en/of (een deel van) dat opgenomen geld om te zetten in Turkse Lira’s en
of (een deel van) dat opgenomen geld om te zetten in goud,
waardoor de herkomst van die EUR1.300.000, althans van enig geldbedrag
werd verhuld en/of werd verborgen en/of
werd verhuld wie de rechthebbende is/was van die EUR1.300.000, althans
van enig geldbedrag,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit het misdrijf;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland en/of Turkije en/of Griekenland ,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten o.a. [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 1] en/of [naam 1] en/of één of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, bestaande uit:
- het tezamen en in vereniging plegen van verduistering door een
ambtenaar, strafbaar gesteld in artikel 359 Wetboek van Strafrecht en/of
- het tezamen en in vereniging plegen van verduistering in dienst betrekking,
strafbaar gesteld in artikel 322 Wetboek van Strafrecht en/of
- het tezamen en in vereniging plegen van verduistering, strafbaar gesteld in
artikel 321 Wetboek van Strafrecht en/of
- het tezamen en in vereniging plegen van oplichting, strafbaar gesteld in
artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht en/of
- het tezamen en in vereniging plegen van witwassen, strafbaar gesteld in
artikel 420bis Wetboek van Strafrecht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 mei 2014 heeft verdachte, als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst te Arnhem, tijdens zijn werk een zogenaamd bezwaarscherm, ter afhandeling van een bezwaarschrift, aangemaakt met betrekking tot het boekjaar 2012 voor [naam 1] (hierna [naam 1] ). Als datum van binnenkomst van het bezwaarschrift was 26 mei 2014 ingevoerd. Het betrof een ambtshalve bezwaar. Verdachte heeft vervolgens in het veld ‘verrekende dividendbelasting en/of kansspelbelasting’ een bedrag van € 19.500.000,- ingevoerd. [2] Hierdoor ontving [naam 1] een bedrag van € 19.500.000,- aan terug te geven dividendbelasting van de Belastingdienst. Dit bedrag is op 17 juni 2014 gestort op de rekening van [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [3] De terug te geven dividendbelasting voor [naam 1] over 2012 was in werkelijkheid nihil. [4]
Diezelfde dag is, nadat dit bedrag op de rekening van [naam 1] was binnengekomen, een bedrag van € 110.000,- van de bankrekening van [naam 1] overgeboekt naar de bankrekening van [naam 6] . Daarna is, ook op dezelfde dag, door middel van 41 spoedoverboekingen een bedrag van € 19.398.000,- overgeboekt naar twee bankrekeningnummers in Turkije op naam van [naam 3] . Naar rekening [rekeningnummer 1] , die gehouden wordt bij de [bank 1] te [plaats 1] (Turkije) werd een bedrag overgeboekt van in totaal € 10.168.000,-. Naar rekening [rekeningnummer 2] , die gehouden wordt bij de [bank 2] ( [bank 2] ) te [plaats 2] (Turkije) werd een bedrag overgeboekt van in totaal
€ 9.230.000,-. Na aftrek van de voor iedere boeking in rekening gebrachte kosten werd op de [bank 1] een bedrag ontvangen van € 10.167.769,- en op de [bank 2] een bedrag van € 9.229.800,50. [5]
Op 23 en 24 juni 2014 zijn vervolgens vanaf de rekening van de [bank 2] contante opnames gedaan van respectievelijk € 38.000,- en € 1.300.000,-. Op 25 juni 2018 is een bedrag van
€ 1.000.000,- in goud omgezet. [6]
[naam 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam 1] en [naam 7] (hierna [naam 7] ). [naam 6] is een handelsnaam van [naam 7] . Enig aandeelhouder en bestuurder van [naam 1] is [naam 8] Enig aandeelhouder en bestuurder van [naam 8] is medeverdachte [medeverdachte] . [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft in dit verband betoogd dat verdachte een volledig bekennende verklaring heeft afgelegd en uitgebreid heeft toegelicht hoe hij tot het plegen van de fraude is gekomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte een bekentenis heeft afgelegd en dat het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde feit, te weten oplichting, kan worden bewezen. De raadsman meent dat verdachte het geld niet zelf heeft overgemaakt en het geld daarmee niet onder zich heeft gehad, maar het overmaken heeft bevorderd. Hij ziet dat als een samenweefsel van verdichtsels. De feiten 2 en 3 acht de raadsman niet bewezen. Verdachte heeft part noch deel gehad aan het witwassen. Van een criminele organisatie is geen sprake. Het gaat om één enkel feit en niet om een serie feiten. Voor zover wel sprake was van een criminele organisatie, is verdachte daarvan uitgesloten geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank dient te beoordelen hoe het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd.
Van verduistering in de zin van artikel 359 van het Wetboek van Strafrecht is sprake bij onttrekking van gelden aan de bestemming van die gelden. Het hoeft daarbij niet te gaan om wederrechtelijke toe-eigening.
Verdachte heeft een geldbedrag van € 19.500.000,-, dat hij als ambtenaar van de Belastingdienst onder zich had, en dat toebehoorde aan die Belastingdienst, onttrokken aan de bestemming van dat geld. Gelden die aan de Belastingdienst toebehoren zijn immers bestemd voor de Nederlandse Staat, of voor betaling aan (rechts)personen die op grond van een teruggave of anderszins recht hebben op die gelden. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat een negatieve aanslag werd opgelegd aan [naam 1] en dat het bedrag van € 19.500.000,- werd gestort op de rekening van [naam 1] . Dat verdachte het geld niet zelf heeft overgemaakt, maar dat dat door het systeem van de Belastingdienst is gedaan, doet niet af aan het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van het geld. Verdachte had door zijn functie immers toegang tot het systeem en kon ook op grond van zijn functie bewerkstelligen dat een negatieve aanslag zou worden opgelegd, waarna een uitbetaling zou volgen. Daarmee is sprake van het ‘in zijn bediening onder zich hebben’ zoals bedoeld in artikel 359 Sr.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft gepleegd.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of sprake is van medeplegen met één of meer anderen.
Verdachte heeft verklaard dat hij werd gedreven door onvrede over zijn werkomstandigheden bij de Belastingdienst. Hij moest werken op een flexplek in de kantoortuin, moest voortaan klanten doorverwijzen naar de website van de Belastingdienst, een collega met wie hij al jaren samenwerkte ging met pensioen en de afdeling waar hij werkte zou weggaan uit Arnhem. Hij kwam zo op het idee om de Belastingdienst een groot geldbedrag afhandig te maken. [8]
Hij kon dit niet op zijn eigen bankrekening laten storten, want met zo’n groot bedrag zou de bank gaan “fluiten”. Hij had een rekening van een bedrijf nodig. Hij is in mei 2014 naar medeverdachte [medeverdachte] is gegaan. Hij wist dat [medeverdachte] beschikte over een banknummer voor teruggaven. Hij heeft [medeverdachte] van zijn idee verteld en precies uitgelegd hoe hij dit wilde uitvoeren, inclusief het bedrag. [medeverdachte] zei dat hij mee zou doen. Verdachte heeft met [medeverdachte] afgesproken dat ze (in eerste instantie) alle twee de helft van de opbrengst zouden krijgen. [9] Hij heeft [medeverdachte] gevraagd waar het geld heen moest. [medeverdachte] gaf aan naar de [naam 1] Volgens verdachte is dat [naam 1] . [10] Verdachte is op 28 mei bij [medeverdachte] langsgegaan om te zeggen dat het was gelukt. [11]
Uit een telefoongesprek tussen [medeverdachte] en de [naam 10] (mevrouw [naam 9] ) op 28 mei 2014 blijkt dat [medeverdachte] vragen heeft over de overboekingslimiet op de bankrekening. Hij vraagt de bankmedewerkster bij wie hij moet zijn voor een pasje waarmee hij bijvoorbeeld
€ 60.000,- of € 100.000,- kan overmaken. De bankmedewerkster zegt dat ze moet kijken welke limiet is ingesteld en vraagt over welke rekening hij het dan heeft, [naam 1] of Arnhem. [medeverdachte] zegt dat het niet uitmaakt, allebei of [naam 1] . De bankmedewerkster legt uit hoe [medeverdachte] de limiet kan wijzigen naar maximaal 5 ton. [medeverdachte] vraagt vervolgens hoeveel keer hij 5 ton kan overmaken. De bankmedewerkster zegt dat per keer 5 ton kan worden overgemaakt. [medeverdachte] zegt dat hij genoeg weet en bedankt de bankmedewerkster. [12]
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij [medeverdachte] bij zijn plan heeft betrokken en dat [medeverdachte] mee wilde doen aan het plan. Dit vindt ondersteuning in het feit dat [medeverdachte] op de dag dat verdachte heeft aangegeven dat het was gelukt, contact heeft gehad met de [naam 10] om te informeren naar de hoogte van de limiet op de rekening en hoe die kon worden gewijzigd. [medeverdachte] heeft daarbij ook gevraagd hoe vaak hij het maximale bedrag van 5 ton kon overboeken. De rechtbank leidt hieruit af dat hij een groot bedrag op zijn rekening verwachtte en dat hij dit in een korte periode wilde overboeken. Nu [medeverdachte] met verdachte heeft besproken dat het geld naar [naam 1] moest, acht de rechtbank medeplegen door verdachte, [medeverdachte] en [naam 1] bewezen.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft verklaard dat [naam 3] er door [medeverdachte] bij is gehaald en dat hij degene was die zou zorgen voor het verdwijnen van het geld. Hij zou regelen dat het geld in Turkije kwam. [13] Het plan was om naar Turkije te vertrekken als het geld binnen was. Op 17 juni 2014 is verdachte door een door [naam 3] geregelde Turkse chauffeur naar vliegveld Zaventem gereden om van daaruit naar Istanbul te vliegen. Hij had van [naam 3] € 500,- gekregen voor de reis en een hotel. De volgende dag kwam [naam 3] ook en zijn ze samen naar twee banken geweest. De banken wilden volgens [naam 3] het geld niet vrijgeven. [14] Volgens verdachte was het plan dat hij niet meer terug zou keren naar Nederland. Hij had dat allemaal gepland op het moment dat [naam 3] erbij was gekomen en duidelijk werd dat het geld naar Turkije zou gaan. Hij was met [naam 3] naar Turkije gegaan om een of meerdere rekeningen te openen voor zijn deel van het geld op het moment dat het geld vrij zou worden gegeven. [15]
[naam 3] is naar aanleiding van een rechtshulpverzoek in Turkije gehoord. Hij heeft met betrekking tot het overgeboekte bedrag verklaard dat het bedrag van € 19.500.000,- geld betreft dat zijn zwager [medeverdachte] heeft ontvangen uit de verkoop van onroerende goederen van zijn broer. [naam 3] had een vordering op [medeverdachte] in verband met (contant) door hem aan [medeverdachte] geleend geld tot een bedrag van € 9.400.000,-. Daarnaast zou [naam 3] nog € 10.000.000,- van [medeverdachte] krijgen om te investeren. [medeverdachte] heeft daarom het bedrag van € 19.400.000,- overgemaakt op Turkse bankrekeningen (proces-verbaal van verhoor [naam 3] d.d. 6 augustus 2015). De rechtbank vindt de door [naam 3] afgelegde verklaring niet geloofwaardig. De verklaring vindt geen steun in de rest van het dossier en is niet met stukken onderbouwd. Er is geen begin van aannemelijkheid dat [naam 3] en [medeverdachte] samen zaken zouden gaan doen in Turkije.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook samen met anderen schuldig gemaakt aan witwassen van geldbedragen. Verdachte heeft van tevoren al met [medeverdachte] en [naam 3] besproken dat het geld van de Belastingdienst naar Turkije zou worden weggesluisd.
Nadat het geld op de rekening van [naam 1] was binnengekomen is het binnen een uur in 41 delen naar twee rekeningen in Turkije overgemaakt. Daarna is verdachte naar Turkije gereisd om het geld te verdelen, waarbij het de bedoeling was dat verdachte niet meer terug zou keren naar Nederland.
Gelet op de werkwijze van verdachte en zijn medeverdachten, waarbij:
  • verdachte betrokken was bij het plan om het geld weg te sluizen naar Turkije;
  • van het geld een bedrag van € 10.167.769,- is bijgeboekt op de rekening van [naam 3] bij de [bank 1] ;
  • een bedrag van € 9.229.800,50 is bijgeboekt op de rekening van [naam 3] bij de [bank 2] ;
  • een bedrag van € 110.000,- is bijgeboekt op de rekening van [naam 6] / [naam 7] ;
  • verdachte geld van [naam 3] heeft gekregen om naar Turkije te reizen en in een hotel te verblijven;
  • het de bedoeling was in Turkije het geld te verdelen;
  • verdachte samen met [naam 3] naar banken in Turkije is gegaan,
is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, zodat medeplegen van witwassen kan worden bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de in Turkije van de rekening van [naam 3] opgenomen bedragen van € 38.000,- en € 1.300.000,- euro heeft witgewassen. Verdachte bevond zich op dat moment niet in Turkije en niet is gebleken dat verdachte wetenschap had van die opnames.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte feit 3 heeft gepleegd.
Onder een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één andere persoon. Een criminele organisatie kan een los verband zijn van reeds lang met elkaar samenwerkende personen die telkens hetzelfde type misdrijven plegen, maar ook een zeer gestructureerde, maar relatief kort geleden gevormde groep van personen die het plegen van uiteenlopende misdrijven tot doel hebben.
In deze zaak ontbreekt zowel de duurzaamheid als de structuur. Feitelijk was er slechts sprake van één feitencomplex, gepleegd door een gelegenheidsformatie die tamelijk ongestructureerd te werk ging.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, te wetenals ambtenaar van de Belastingdienst,
dieopzettelijk geld
of geldwaardig papier, dat hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd
of heeft toegelaten dat het door een ander weggenomen of verduisterd werd of die ander daarbij als medeplichtige terzijde heeft gestaan, door het doen van een (onverschuldigde) betaling van een geldbedrag van EUR 19.500.000,
althans van enig geldbedragten gunste van [naam 1] en/of [naam 1] ;
2.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 27 mei 2014 tot en met 1 juli 2014, in de gemeente Arnhem, althans in Nederland en/of Turkije
en/of Griekenland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,van
(een
)voorwerp
(en), te weten een geldbedrag van EUR 19.500.000,
althans enig geldbedrag,de werkelijke aard en
/ofde herkomst
en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsingheeft verborgen en
/ofheeft verhuld en
/ofheeft verborgen en
/ofverhuld wie de rechthebbende op
(een
)voorwerp, te weten een geldbedrag van EUR 19.500.000,
althans enig geldbedrag,was en
/of (een
)voorwerp
(en), te weten een geldbedrag van EUR 19.500.000,
althans enig geldbedrag,voorhanden heeft gehad,
door – zakelijk omschreven onder meer –:
- op
of omstreeks17 juni 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland en/of in Turkije,
a. op rekening [rekeningnummer 1] , welke rekening gehouden wordt bij de
[bank 1] te [plaats 1] (Turkije) en
/of
b. op rekening [rekeningnummer 2] , welke rekening gehouden wordt bij de
[bank 2] ( [bank 2] ) te [plaats 2] (Turkije),
43, althanseen aantal (spoed)overboekingen te laten plaatsvinden / te doen laten plaatsvinden,
waarbij:
ad a. in totaal op voornoemde rekening bij de [bank 1] een bedrag van EUR 10.167.769,
althans enig geldbedragwerd bijgeschreven en
/of
ad b. in totaal op voornoemde rekening bij de [bank 2] een bedrag van EUR 9.229.800,50,
althans
enig geldbedragwerd bijgeschreven,
waardoor (telkens) de herkomst van die EUR 10.167.769,
althans van enig geldbedragen
/ofvan die EUR 9.229.800,50,
althans van enig geldbedragwerd verhuld en
/ofwerd verborgen en
/ofwerd verhuld wie de rechthebbende is/was van die EUR 10.167.769,
althans van enig geldbedragen
/ofvan die EUR 9.229.800,50
, althans van enig geldbedragen
/of
- op
of omstreeks17 juni 2014 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland vanaf de Rabo
Bank rekening
ten name van [naam 1], met rekeningnummer
[rekeningnummer 5] , een geldbedrag van EU 110.000,
althans enig geldbedragover te
boeken / te (doen) laten overboeken op rekeningnummer [rekeningnummer 4] te name
van [naam 6] , waardoor de herkomst van die EUR 110.000,
althans van enig
geldbedragwerd verhuld en
/ofwerd verborgen en
/ofwerd verhuld wie de rechthebbende
is/was van die EUR 110.000,
althans van enig geldbedrag en/of
- op of omstreeks 23 juni 2014 in Turkije vanaf rekening [rekeningnummer 2]
[rekeningnummer 2] , welke rekening gehouden wordt bij de [bank 2]
( [bank 2] ) te [plaats 2] (Turkije) EUR38.000, althans enig geldbedrag,
contant op te nemen en/of (een deel van) dat opgenomen geld om te
zetten in Turkse Lira’s en/of (een deel van) dat opgenomen geld om te
zetten in goud,
waardoor de herkomst van die EUR38.000, althans van enig geldbedrag
werd verhuld en/of werd verborgen en/of
werd verhuld wie de rechthebbende is/was van die EUR38.000, althans van
enig geldbedrag en/of
- op of omstreeks 24 juni 2014 in Turkije vanaf rekening [rekeningnummer 2]
[rekeningnummer 2] , welke rekening gehouden wordt bij de [bank 2]
( [bank 2] ) te [plaats 2] (Turkije) EUR1.300.000 contant op te nemen
en/of (een deel van) dat opgenomen geld om te zetten in Turkse Lira’s en
of (een deel van) dat opgenomen geld om te zetten in goud,
waardoor de herkomst van die EUR1.300.000, althans van enig geldbedrag
werd verhuld en/of werd verborgen en/of
werd verhuld wie de rechthebbende is/was van die EUR1.300.000, althans
van enig geldbedrag,
terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)wist
(en
)dat dat voorwerp
(en)geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit het misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair:
Medeplegen van als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren;
Feit 2:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf van maximaal 18 maanden met aftrek van het voorarrest bepleit. Hij heeft aangevoerd dat de duur van de gedraging kort is geweest en dat het recidivegevaar klein is. De raadsman heeft ook gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is ontslagen en zijn huis is geveild, waardoor hij nu een schuld heeft van € 80.000,- en een zwervend bestaan leidt. Volgens de raadsman is verdachte misleid door de mededaders en is hij bedreigd door medeverdachte [medeverdachte] , zelfs ter terechtzitting. De raadsman heeft er verder op gewezen dat de redelijke termijn is overschreden.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan verduistering van 19,5 miljoen euro van de Belastingdienst. Uit onvrede met zijn werk(situatie) heeft verdachte het plan opgevat om de Belastingdienst een groot bedrag geld afhandig te maken. Hij heeft vervolgens anderen bij zijn plan betrokken, omdat hij een rekeningnummer van een bedrijf nodig had, waarop het geld kon worden gestort. Bijzonder kwalijk is dat verdachte werkzaam was bij de Belastingdienst en vanuit zijn functie kon beschikken over geld van de Belastingdienst. Nadat het geld op de rekening van één van de bedrijven van een mededader was gestort, hebben verdachte en zijn mededaders het geld direct weggesluisd naar twee rekeningnummers van een mededader in Turkije. Ook is een bedrag overgeboekt naar een ander bedrijf van een mededader. De Nederlandse Staat is in een langdurige civiele procedure verwikkeld om het geld waarop beslag is gelegd in Turkije terug te krijgen. Het is nog maar de vraag of dit geld ooit weer terugkomt bij de Belastingdienst.
Verdachte en zijn mededaders handelden puur uit financieel gewin. Door hun handelen hebben zij op grove wijze misbruik gemaakt van de positie die de verdachte bij de Belastingdienst had. Zij hebben het adequaat functioneren van de Belastingdienst schade toegebracht. Daarbij is niet alleen de Belastingdienst financieel benadeeld, maar ook de Nederlandse Staat en daarmee alle belastingplichtigen. Aan de Belastingdienst is ook imagoschade toegebracht. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat medewerkers van een overheidsinstantie zorgvuldig en integer handelen. Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen het vertrouwen dat burgers in de Belastingdienst hebben beschaamd. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had beschaamd. Van een werknemer, en zeker een werknemer in dienst van de overheid, mag worden verwacht dat hij zorgvuldig en integer handelt.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 18 mei 2018 blijkt, dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft.
De rechtbank zal verder rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Deze overschrijding is niet aan verdachte dan wel zijn raadsman toe te rekenen. Zij hebben geen onderzoekswensen ingediend tijdens de behandeling van de strafzaak tegen verdachte.
Rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en mede in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf passend is. Gezien de hoogte van het verduisterde bedrag zal dit een gevangenisstraf van aanzienlijke duur zijn. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 54 maanden recht doen aan de ernst van de feiten. Rekening houdend met het feit dat de overschrijding van de redelijke termijn niet aan verdachte kan worden toegerekend, zal de rechtbank hierop 6 maanden in mindering brengen, waardoor de gevangenisstraf zal worden bepaald op 48 maanden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57, 359 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen en mr. C.C.M. Althoff, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2018.
Mr. Baauw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de FIOD opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 54955, opgemaakt op 18 november 2014 (onderzoek Waste) en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2124-2125; Proces-verbaal Beschrijving processen, p. 427; Uitdraai Vermindering Definitieve aanslag, p. 706.
3.BOB-009, p. 673 t/m 683, D-002, rekeningafschriften [naam 10] , p. 2232 t/m 2235.
4.D-013, samenvatting bij aangifte vennootschapsbelasting 2012, p. 2328.
5.Emailbericht van Belastingdienst met uitdraai gegevens, p. 680-681, 683; rekeningafschriften [naam 10] , p. 2232 t/m 2235.
6.Proces-verbaal informatie rijksadvocaat, p. 447.
7.Uittreksels handelsregister Kamer van Koophandel, p. 2486, 2487, 2490-2491, 2495-2496 en 2498-2499.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2018.
9.Processen-verbaal van verhoor verdachte, p. 2131, 2136, 2156.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2136.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2131.
12.Proces-verbaal Gesprekken [naam 10] , p. 272; Proces-verbaal telefoongesprekken, p. 116-117.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2136.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2137.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2143.