In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de huurtoeslag van eiseres, die een woning huurt op een vakantiepark. De Belastingdienst/Toeslagen had de huurtoeslag van eiseres per 1 februari 2018 stopgezet, omdat zij van mening was dat eiseres in een recreatiewoning woonde, wat volgens de Wet op de Huurtoeslag (Wth) geen recht op huurtoeslag geeft. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, bijgestaan door haar gemachtigde. Tijdens de zitting op 20 juni 2018 heeft eiseres betoogd dat haar woning geen onderdeel uitmaakt van een vakantiebestedingsbedrijf, omdat alle bewoners permanent op het park wonen en er geen recreatieve voorzieningen aanwezig zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen en vastgesteld dat de woning niet als recreatiewoning kan worden aangemerkt, omdat er geen sprake is van tijdelijk gebruik voor recreatieve doeleinden. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Belastingdienst vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van eiseres vergoedt en de proceskosten vergoedt, vastgesteld op € 1.002. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de wetgever niet alleen woningen die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd onder de uitzondering van de Wth heeft willen scharen, maar ook woningen die permanent worden bewoond.