ECLI:NL:RBGEL:2018:2910

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
C/05/337411/ KG RK 18-483
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek inzake rechterlijke onpartijdigheid in ondertoezichtstelling

Op 28 juni 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, de vader in een ondertoezichtstellingszaak, betoogde dat de toelating van medewerkers van Jeugdbescherming Gelderland tijdens de zitting bij de behandeling van zijn ex-vrouw de schijn van vooringenomenheid wekte. De zitting vond plaats op 4 mei 2018, en het wrakingsverzoek werd op 15 mei 2018 ingediend. De rechter, mr. M.C. Gerritsen, was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 21 juni 2018.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om medewerkers van de GI toe te laten een procedurele beslissing is en dat dit op zichzelf geen grond vormt voor het vermoeden van vooringenomenheid. De kamer stelde vast dat de aanwezigheid van de GI-medewerkers gebruikelijk is in dergelijke zaken en dat het enkele feit dat zij bij het horen van de moeder aanwezig waren, niet voldoende is om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van onbegrijpelijkheid in de procesbeslissing die zou wijzen op vooringenomenheid van de rechter.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De wrakingskamer benadrukte dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/337411/ KG RK 18-483
Beslissing van 28 juni 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
[woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. M.C. Gerritsen,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 mei 2018, en
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 mei 2018.
Bij de mondelinge behandeling op 21 juni 2018 is verzoeker verschenen.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/05/335754/ JE RK 18-439 inzake een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad), betreffende [naam A] (geboren 26 februari 2002) en [naam B] (geboren 20 maart 2004), met als belanghebbenden [naam moeder] en verzoeker (de vader).
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Ter zitting waren vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (de GI) aanwezig. De behandeling van een verzoek tot ondertoezichtstelling betreft een besloten zitting. Verzoeker en zijn ex-vrouw werden apart gehoord. De vertegenwoordigsters van de GI waren niet in de zaal aanwezig tijdens het horen van verzoeker (op diens nadrukkelijke verzoek). Tijdens het horen van zijn ex-vrouw waren de vertegenwoordigsters van de GI wel aanwezig. Door de GI tijdens het horen van de moeder toe te laten, heeft de rechtbank de schijn van vooringenomenheid gewekt.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten.

3.De ontvankelijkheid

3.1
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. De zitting vond plaats op 4 mei 2018 en het wrakingsverzoek is op 15 mei 2018 ingediend. Hoewel in het proces-verbaal van de zitting (p. 4) is opgenomen dat aan verzoeker tijdens de behandeling is medegedeeld dat de vertegenwoordigsters van de GI opnieuw aan mochten sluiten bij het horen van de ex-vrouw van verzoeker, heeft verzoeker tijdens de behandeling van zijn wrakingsverzoek aannemelijk gemaakt dat hij dit pas later hoorde. Dit blijkt ook uit zijn handelen. Toen verzoeker hoorde dat de GI aanwezig was geweest bij het horen van de moeder, diende hij direct (dezelfde dag) een wrakingsverzoek in. Gelet hierop is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.

4.De beoordeling

4.1
De wrakingskamer overweegt dat de beslissing om medewerkers van de GI toe te laten bij het horen van belanghebbenden een processuele beslissing is. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. Alleen indien die dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter vooringenomen is, althans dat bij verzoeker de vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit anders zijn. Van een dergelijke onbegrijpelijkheid is in dit geval geen sprake. De aanwezigheid van medewerkers van de GI bij de behandeling van een verzoek tot ondertoezichtstelling is kennelijk gebruikelijk en valt, gezien de aard van een dergelijk verzoek, ook te plaatsen. Het enkele feit dat medewerkers van de GI bij het horen van de moeder aanwezig zijn geweest maakt niet dat aan de onpartijdigheid van de rechter getwijfeld moet worden.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. H.P.M. Kester, K.A.M. van Hoof en M.J. van Lee
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.L. Miedema en in openbaar uitgesprokenop 28 juni 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.