ECLI:NL:RBGEL:2018:2906

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
05/840192-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling en winkeldiefstal door een man in een AZC te Harderwijk

Op 2 juli 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van poging zware mishandeling en winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Arnhem Zuid, werd beschuldigd van het verwonden van een medebewoner van het AZC te Harderwijk met een mes op 4 maart 2018. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling. De verdachte had met een mes geslagen in de richting van het gezicht van het slachtoffer, wat leidde tot verwondingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging doodslag, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen. Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor winkeldiefstal, waarbij hij samen met anderen goederen had weggenomen uit een supermarkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door een psycholoog, en de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840192-18 en 05/840289-18
Datum uitspraak : 2 juli 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Arnhem Zuid.
raadsman: mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05/840192-18
Primair
hij op of omstreeks 04 maart 2018 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen het gezicht, althans in/tegen het hoofd, heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 04 maart 2018 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen het gezicht, althans in/tegen het hoofd, heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
05/840289-18
hij op of omstreeks 24 januari 2018 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee pakken zalm en/of een doosje eieren en/of een zak chips (Dorito) en/of een of meer ander goederen, in elk geval enig(e) (winkel)goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan supermarkt Jumbo (locatie Achterste Wei nr. 3) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor het onder parketnummer 05/840192-18 primair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft met het mes van boven naar beneden, dicht langs het gezicht van [slachtoffer] en in de nabijheid van de ogen van het slachtoffer geslagen, waardoor er verwondingen zijn ontstaan op de wenkbrauw en de neus van het slachtoffer. Verdachte heeft door zo te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had kunnen toebrengen.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 05/840289-18 tenlastegelegde diefstal in vereniging.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 05/840192-18 heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde poging doodslag en de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft geen opzet gehad op het tenlastegelegde, ook niet in voorwaardelijke zin. Niet gebleken is dat het slaan met het mes op de manier zoals het is gebeurd tot de dood, dan wel tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden. Subsidiair heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer, althans noodweer(exces).
Ten aanzien van de winkeldiefstal, tenlastegelegd onder parketnummer 05/840289-18, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/840192-18 – primair poging doodslag, subsidiair poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en zij spreekt verdachte daarvan vrij.
subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde. Zij overweegt daartoe als volgt.
Getuige [getuige 1] (beveiliger bij het AZC) heeft verklaard dat hij op 4 maart 2018, rond 04.00 uur geschreeuw hoorde en dat hij drie personen zag, te weten [slachtoffer] , [naam 1] en verdachte, die met elkaar aan het vechten waren op de galerij van de eerste verdieping van gebouw A17. [getuige 1] zag verdachte met een mes in zijn handen en hij zag dat verdachte met het mes uithaalde richting het hoofd van [slachtoffer] . [getuige 1] zag dat [slachtoffer] direct begon te bloeden en dat hij naar zijn hoofd greep. [2]
Getuige [getuige 2] (beveiliger bij het AZC) liep samen met [getuige 1] een ronde en heeft verklaard dat zij hoorde dat de mannen steeds harder gingen schreeuwen tegen elkaar. Zij zag dat verdachte een mes omhoog hield en het weer liet zakken en dat [slachtoffer] met zijn hand naar zijn gezicht ging. Zij zag vervolgens dat het gezicht van [slachtoffer] onder het bloed zat. [3]
Uit de verklaring van getuige [getuige 3] komt naar voren dat zij met haar kamergenoten en met verdachte, een film aan het kijken was in haar appartement. Zij hoorde dat de buren op haar deur klopten en ze zag dat verdachte en haar kamergenoten opstonden om naar buiten te gaan. Verdachte ging als eerste naar buiten. Zij zag dat verdachte ineens een mes in zijn hand had en dat hij dat mes in zijn mouw verstopte terwijl hij over de galerij naar de deur van de buren liep. [4]
Getuige [getuige 4] heeft aanvullend verklaard dat hij zag dat verdachte een mes had waarmee hij een slaande beweging maakte van bovenaf. Verdachte heeft daarbij één van de jongens in het gezicht gestoken. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij, toen er op de deur werd geklopt, een mes heeft gepakt en dat hij [slachtoffer] heeft geslagen met dat mes. Hij heeft bij de politie eveneens verklaard dat beide mannen straf verdienden, dat hij de mannen haat en dat hij geen spijt heeft van wat hij heeft gedaan. [6] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij boos was op de twee mannen. Hij deelde een appartement met ze en hij had last van ze. Daarom was hij bij de buren gaan slapen. Vervolgens kwamen de twee mannen hem daar ook lastig vallen en is hij ze achterna gegaan. [7]
Verbalisanten hebben verklaard dat [slachtoffer] meerdere verwondingen in zijn gezicht had en dat hij hevig bloedde uit deze verwondingen. [8]
De rechtbank concludeert dat verdachte bij vrienden in het buurappartement was gaan slapen omdat hij last had van zijn kamerbewoners. Toen er op de deur van het buurappartement werd geklopt en verdachte vermoedde dat het [slachtoffer] en [naam 1] waren die klopten, heeft hij een mes gepakt, de deur naar de galerij open gedaan en heeft hij het mes in zijn mouw verstopt terwijl hij de galerij opliep. Met dit mes heeft verdachte, toen hij vervolgens oog in oog stond met zijn kamerbewoner [slachtoffer] een slaande beweging gemaakt, langs het gezicht van deze [slachtoffer] . Door deze slaande beweging heeft hij het gezicht van [slachtoffer] met het mes geraakt en hem in zijn gezicht verwond. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met dit mes van boven naar beneden dicht langs het gezicht en in de nabijheid van de ogen van het slachtoffer te slaan en verwondingen aan te brengen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had kunnen toebrengen. Verdachte heeft zich daarom schuldig gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde.
Parketnummer 05/840289-18 – winkeldiefstal
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , bedrijfsleider van de Jumbo te Harderwijk;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
05/840192-18
Subsidiair
hij op
of omstreeks 04 maart 2018 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
(met kracht
) meermalen, althanseenmaal, met een
mes,
althans met een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen het
gezicht,
althans in/tegen het hoofd,heeft
gestoken en/ofgeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
05/840289-18
hij op
of omstreeks24 januari 2018 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een
of meerandere
n, althans alleen,twee pakken zalm en
/ofeen doosje eieren en
/ofeen zak chips (Dorito) en
/of een of meerandere
goederen, in elk geval enig(e) (winkel
)goed
(eren
),die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorden, te weten aan supermarkt Jumbo (locatie Achterste Wei nr. 3) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 05/840192-18 subsidiair:
poging zware mishandeling
In de zaak met parketnummer(05/840289-18:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte, bij bewezenverklaring, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geldig beroep op noodweer(exces). De raadsman heeft daartoe betoogd dat [slachtoffer] en [naam 1] de agressors zijn geweest, aangezien zij verdachte hebben aangevallen tegen welke aanval verdachte zich moest verdedigen. Volgens de raadsman heeft de verdachte zich, door het slachtoffer met het mes te slaan, verdedigd tegen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die van het slachtoffer en diens vriend uitging, waarbij verdachte verkeerde in een hevige gemoedsbeweging. Verdachte komt een geldig beroep op noodweer dan wel noodweerexces toe.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat aan verdachte geen beroep op noodweer(exces) toekomt. Verdachte heeft zelf de confrontatie opgezocht en als eerste een wapen gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat aannemelijk wordt dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging tegen deze aanranding noodzakelijk en geboden te zijn. Indien de grenzen van proportionaliteit zijn overschreden, maar sprake was van een noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding, kan noodweerexces in beeld komen.
De rechtbank acht het op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken aannemelijk dat verdachte, toen er door [slachtoffer] en [naam 1] op de deur werd geklopt, een mes heeft gepakt, dit in zijn mouw heeft verstopt en de deur naar de galerij heeft geopend. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van verdachte dat hij op dat moment boos was op [slachtoffer] en [naam 1] omdat zij hem bleven volgen, terwijl hij hen juist uit de weg was gegaan. Maar, door met een mes achter [slachtoffer] en [naam 1] aan te lopen en de confrontatie te zoeken, terwijl verdachte ervoor had kunnen kiezen om de deur dicht te laten en in het appartement te blijven waar hij op dat moment verbleef, heeft verdachte zichzelf in de situatie gebracht waarin een gevecht over en weer ontstond. Onder de gegeven omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van lijf, eerbaarheid of goed en komt verdachte geen beroep op noodweer toe. Daarbij komt dat uit de eerder vermelde verklaringen van de beveiligers [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat, op het moment dat verdachte sloeg met het mes, weliswaar met stemverheffing werd gesproken maar dat van een situatie waarin verdachte zicht moest verdedigen geen sprake was. De verklaring van verdachte ter zitting, dat hij werd vastgehouden en werd bedreigd met het glas van een gebroken fles waarbij zijn kleding beschadigd raakte, strookt eveneens niet met de waarneming van beide beveiligers. Bovendien heeft beveiliger [getuige 1] verklaard dat de fles door [slachtoffer] eerst kapot werd geslagen toen deze [slachtoffer] op [getuige 1] afliep. [9] Dit was echter nádat verdachte met het mes had geslagen.
Ook voor een geslaagd beroep op noodweerexces in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de noodzakelijke verdediging geboden was. Nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake was van een noodweersituatie komt verdachte ook een beroep op noodweerexces niet toe.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Door drs. N. van der Weegen, GZ-psycholoog, is op 3 mei 2018 rapport opgemaakt over verdachte. Verdachte lijdt aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis die heeft geleid tot een onrijpe persoonlijkheid. Hierdoor is verdachte geneigd primair en vijandig te reageren. Bij verdachte is sprake van beperkte probleemoplossende vaardigheden. Ten tijde van het tenlastegelegde heeft dit een aandeel gehad in het gedrag van verdachte. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank zal deze conclusie overnemen en tot de hare maken.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de lastige situatie waarin verdachte zich in het AZC bevindt, alsmede met de richtlijnen die staan voor het slaan met een mes en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 juni 2018;
- een psychologisch Pro Justitia rapport van drs. N. van der Weegen, GZ psycholoog d.d. 3 mei 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte de confrontatie is aangegaan met twee medebewoners in het AZC en geweld niet uit de weg is gegaan. In plaats daarvan heeft hij een mes heeft gepakt om daarmee een medebewoner te verwonden in zijn gezicht.
Verdachte heeft door zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn kamergenoot.
De rechtbank houdt rekening met de door de psycholoog vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten. De psycholoog heeft geconstateerd dat verdachte het best geholpen zou zijn met een intensieve, klinische behandeling voor zijn problematiek. De rechtbank onderschrijft de constatering van de psycholoog dat een dergelijke behandeling moeilijk te effectueren is zolang verdachte geen verblijfsstatus heeft in Nederland.
De rechtbank houdt rekening met de recidive van verdachte, waaruit onder andere blijkt dat hij al eerder diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank houdt tevens rekening met toepassing van art. 63 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is zich bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens bewust van de moeilijke positie waarin verdachte zich in het AZC bevond en de voor verdachte storende houding van zijn kamerbewoners.
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf een passende sanctie is. Bij het bepalen van de duur zal de rechtbank afwijken van de vordering van de officier van justitie, om zodoende meer aan te sluiten bij de oriëntatiepunten van de LOVS ter zake van zware mishandeling.
Alles in aanmerking nemend, komt de rechtbank voor de tenlastegelegde feiten tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair (05/840192-18) tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2018.
mr. S.A. van Hoof en mr. M. van Erp-Noordenbos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, team Veluwe-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2018095531, gesloten op 2 maart 2018 in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring getuige [getuige 1] , p. 31
3.Verklaring getuige [getuige 2] , p. 33 en 34
4.Verklaring getuige [getuige 3] , d.d. 13 april 2018
5.Getuigenverklaring [getuige 4] , 17 april 2018
6.Verklaring verdachte, p. 61
7.Proces-verbaal terechtzitting 18 juni 2018
8.Proces-verbaal verklaring van bevindingen, p. 15
9.Verklaring getuige [getuige 1] , p31