Op 29 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een taxichauffeur op 25 februari 2017 in Lunteren, gemeente Ede. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, waarbij getuigenverklaringen en andere bewijsmaterialen als steunbewijs werden aangedragen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de aangifte geen steun vond in het overige bewijs en dat de lezing van de verdachte niet kon worden uitgesloten.
De rechtbank oordeelde dat zedenzaken zich vaak kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen, waardoor de enkele verklaring van het veronderstelde slachtoffer onvoldoende is voor een bewezenverklaring. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de aangever overstuur was na de rit, dit niet voldoende concreet bewijs opleverde voor de specifieke verweten handelingen. De rechtbank kon de andere lezing van de verdachte niet uitsluiten en oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit, waarbij de beslissing werd genomen door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. H.C. Leemreize, samen met mr. C.N. Dijkstra en mr. Y.H.M. Marijs, en in aanwezigheid van griffier mr. H.L. Miedema.