ECLI:NL:RBGEL:2018:2846

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
05/740165-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met taxichauffeur

Op 29 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een taxichauffeur op 25 februari 2017 in Lunteren, gemeente Ede. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, waarbij getuigenverklaringen en andere bewijsmaterialen als steunbewijs werden aangedragen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de aangifte geen steun vond in het overige bewijs en dat de lezing van de verdachte niet kon worden uitgesloten.

De rechtbank oordeelde dat zedenzaken zich vaak kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen, waardoor de enkele verklaring van het veronderstelde slachtoffer onvoldoende is voor een bewezenverklaring. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de aangever overstuur was na de rit, dit niet voldoende concreet bewijs opleverde voor de specifieke verweten handelingen. De rechtbank kon de andere lezing van de verdachte niet uitsluiten en oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit, waarbij de beslissing werd genomen door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. H.C. Leemreize, samen met mr. C.N. Dijkstra en mr. Y.H.M. Marijs, en in aanwezigheid van griffier mr. H.L. Miedema.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740165-17
Datum uitspraak : 29 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. R. van de Beek, advocaat te Bennekom.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Lunteren, gemeente Ede, in elk geval
in de gemeente Ede, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door onderstaande ontuchtige handelingen op onverhoedse wijze te verrichten en/of aan de door nagenoemde [slachtoffer] geuitte afwijzende signalen (zeggen dat hij het niet wilde en/of het wegduwen van verdachtes hand) voorbij te gaan, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het (over de kleding) betasten van en/of knijpen in en/of wrijven over het geslachtdeel, in elk geval de kruisstreek, van die [slachtoffer] .

2.Vrijspraak voor het ten laste gelegde feit

Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen, het uitgewerkte telefoongesprek, het WhatsApp gesprek en de door meerdere personen geconstateerde gemoedstoestand van aangever direct na het incident zijn voldoende steunbewijs voor de aangifte.
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het ten laste gelegde feit. De aangifte vindt geen steun in het overige bewijs en de lezing van verdachte kan niet worden uitgesloten.
De beoordeling door de rechtbankZedenzaken kenmerken zich door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in de zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In onderhavige zaak worden zowel de ten laste gelegde strafbare gedragingen als het onverhoedse karakter ontkend door verdachte. De rechtbank moet dan ook beoordelen of de aangifte voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen en daaruit moet de rechtbank de overtuiging krijgen dat verdachte het feit begaan heeft.
Hoewel uit de bewijsmiddelen, zoals opgesomd door de officier van justitie, zou kunnen volgen dat verdachte het hem verweten feit heeft gepleegd, kan de rechtbank een andere lezing, zoals verdachte ter zitting schetst, niet geheel uitsluiten.
Noch in de WhatsApp-berichtjes van aangever, noch in het uitgewerkte telefoongesprek van verdachte met de getuige [getuige 2] is gesproken over betastingen door verdachte.
Hoewel meerdere personen hebben gezien dat aangever overstuur was na de rit met verdachte, is ook dit niet voldoende concreet om te dienen als steunbewijs voor de specifieke verweten handelingen. De getuigen noemen in hun verklaringen evenmin deze handelingen.
De rechtbank heeft, gelet op vorenstaande, niet de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.

3.3. De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. C.N. Dijkstra en
mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2018.