ECLI:NL:RBGEL:2018:2822

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6553
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toestemming vrijwilligerswerk met behoud van WW-uitkering bij niet-ANBI organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, die sinds 3 oktober 2016 een WW-uitkering ontvangt, had op 31 augustus 2017 toestemming gevraagd om met behoud van zijn uitkering vrijwilligerswerk te verrichten bij Theater 't Mozaïek. Het UWV weigerde deze toestemming, omdat Theater 't Mozaïek niet de status van een algemeen nut beogende instelling (ANBI), sociaal belang behartigende instelling (SBBI) of steun-SBBI heeft. Eiser stelde dat deze voorwaarde onterecht was, omdat het vrijwilligerswerk geen reguliere arbeidstijden zou verdringen en slechts 6 uur per maand zou beslaan.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 8 van de Werkloosheidswet (WW) er specifieke voorwaarden zijn waaraan voldaan moet worden om werkzaamheden als vrijwilligerswerk aan te merken. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aan deze voorwaarden voldeed en dat het aan de wetgever is om de belangen af te wegen. Eiser voerde ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel aan, maar dit werd verworpen omdat hij geen concrete gevallen kon aandragen ter onderbouwing van zijn claim.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. Y. van Wezel, in aanwezigheid van griffier mr. G.A. Kajim-Panjer. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/6553

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om eiser toestemming te geven om met behoud van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) vrijwilligerswerk te verrichten bij Theater ‘t Mozaïek.
Bij besluit van 2 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw mr. M.S. Winkel.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt sinds 3 oktober 2016 een WW-uitkering. Hij heeft verweerder op
31 augustus 2017 verzocht om toestemming om met behoud van zijn WW-uitkering vrijwilligerswerk te verrichten bij Theater ’t Mozaïek. Het gaat om het zijn van gastheer
voor 6 uur per maand.
2. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Hieraan is ten grondslag gelegd dat eiser alleen vrijwilligerswerk mag doen bij een maatschappelijke organisatie die de status ANBI (algemeen nut beogende instelling), SBBI (sociaal belang behartigende instelling) of steun-SBBI heeft en Theater ’t Mozaïek die status niet heeft.
3. Eiser voert aan dat de voorwaarde dat Theater ’t Mozaïek een ANBI/SBBI- of steun-SBBI-status moet hebben een onjuiste maatstaf is. De functie van gastheer wordt alleen door vrijwilligers verricht, zodat van verdringing van een betaalde functie geen sprake is. Het gaat om slechts 6 uur per maand in de avonduren, zodat het werk niet in reguliere arbeidstijden valt en werkmogelijkheden verdringt. Hij heeft in dit verband verwezen naar het rapport Evaluatie Regeling Vrijwilligerswerk in de WW van Regioplan Beleidsonderzoek waarin de voorwaarde dat sprake moet zijn van een ANBI/SBBI- of steun-SBBI-status ter discussie wordt gesteld.
4.1
Artikel 8, eerste lid, van de WW bepaalt dat een persoon wiens dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk is geëindigd, de hoedanigheid van werknemer behoudt, voor zover hij geen werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd, behalve als die werkzaamheden worden aangemerkt als vrijwilligerswerk.
In artikel 8, zesde lid, van de WW is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere voorwaarden worden gesteld aan het aanmerken van werkzaamheden als vrijwilligerswerk als bedoeld in het eerste lid. Op grond hiervan is Regeling vrijwilligerswerk in de WW (hierna: de Regeling) tot stand gekomen, welke per 1 januari 2015 in werking is getreden.
In artikel 2, aanhef, eerste lid, van de Regeling, is bepaald dat er sprake is van vrijwilligerswerk als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de WW, indien:
a. er sprake is van onbetaalde arbeid;
b. de onbetaalde arbeid bestaat uit gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden als bedoeld in artikel 3; en
c. de onbetaalde arbeid wordt uitgevoerd bij een algemeen nut beogende instelling, een sociaal belang behartigende instelling of een steunstichting SBBI.
4.2
Niet in geschil is dat eiser niet aan deze voorwaarden voldoet. De rechtbank ziet geen ruimte om in het geval van eiser van deze voorwaarden af te wijken. Het is immers aan de materiële wetgever voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen. De rechter moet het resultaat daarvan respecteren. Er bestaat in dit geval geen grond om anders te oordelen.
5. Eiser doet daarnaast een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hij voert in dit verband aan dat andere uitkeringsgerechtigden van het Uwv wel met behoud van uitkering vrijwilligerswerk bij Theater ’t Mozaïek mogen doen.
6. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat eiser dit beroep niet met concrete gevallen heeft kunnen onderbouwen.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. van Wezel, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.