ECLI:NL:RBGEL:2018:2814

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
05/720095-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor inbraak met geweld in Ermelo

Op 25 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 maart 2018 in Ermelo een inbraak heeft gepleegd. De verdachte is op heterdaad aangehouden nadat hij was betrapt door de bewoners van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door een ruit te vernielen en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt tegen een getuige. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de inbraak en het gebruik van geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling van de getuige, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze aantijging. Het in beslag genomen breekijzer en de handschoenen zijn verbeurd verklaard, terwijl de schoenen van de verdachte aan hem zijn teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720095-18
Datum uitspraak : 25 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
Raadsvrouw: mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na door de rechtbank toegestane wijzigingen tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 01 maart 2018 te Ermelo een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , in ieder geval aan een ander of andere dan aan verdachte heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 2] in zijn (rechter)hand te bijten en/of zich (anderszins) ernstig verzetten door te schoppen/trappen tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (die hem hadden vastgegrepen) en/of door te trachten zich los te rukken en/of te trekken;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 maart 2018 te Ermelo een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 primair en subsidiair niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 maart 2018 te Ermelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , in ieder geval aan een ander of andere dan aan verdachte heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, immers heeft verdachte met dat opzet het glas van de (achter)deur verbroken en/of is hij hierdoor naar binnen geklommen en/of heeft hij het doosje met sieraden in de hal bij de voordeur klaar gezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 2] in zijn (rechter)hand te bijten en/of zich (anderszins) ernstig verzetten door te schoppen/trappen tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (die hem hadden vastgegrepen) en/of door te trachten zich los te rukken en/of te trekken;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 maart 2018 te Ermelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , in ieder geval aan een ander of andere dan aan verdachte heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak, verbreking of inklimming, immers heeft verdachte met dat opzet het glas van de (achter)deur verbroken en/of is hij hierdoor naar binnen geklommen en/of heeft hij het doosje met sieraden in de hal bij de voordeur klaar gezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2018 te Ermelo [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] in de (rechter)hand te bijten.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 maart 2018 werd verdachte in Ermelo op heterdaad als verdachte aangehouden vanwege verdenking van een inbraak met geweld. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 meer subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde. Nu verdachte de goederen heeft weggezet in de hal was er nog geen sprake van wegnemen en kan van een voltooide inbraak niet worden gesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte in de woning is geweest om te kijken of er iets aan de hand was. Hij had niet de bedoeling om iets weg te nemen en is ook niet in allerlei ruimtes geweest om spullen te verzamelen. Daarnaast is van gebruik van geweld uit het dossier niet gebleken, er blijkt enkel dat verdachte zich bleef bewegen. Ten slotte heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat van een bijtwond bij [benadeelde 2] geen sprake kan zijn geweest. Uit de foto die van de hand van [benadeelde 2] is gemaakt blijkt dat er schaafwonden op 3 knokkels zitten. Dit kan onmogelijk toegebracht zijn door middel van bijten in een hand.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [benadeelde 1] zag op 1 maart 2018 omstreeks 11.45 uur dat de ruit van zijn achterdeur kapot was. [3] Om 9.45 uur diezelfde dag was de ruit nog intact. [4] Aangever en zijn broer, getuige [benadeelde 2] , zagen dat er een man in de woning was. [5] De man had een breekijzer of koevoet in zijn handen. [6] De man wist via de gebroken ruit van de achterdeur naar buiten te komen. [7] Getuige sprong de man op zijn rug waardoor hij viel. Hierna konden hij en aangever de man in bedwang houden. [8] De man bleef zich verzetten door met zijn benen te bewegen. Getuige had moeite om de man in bedwang te houden. [9] De man droeg blauwe plastic handschoenen. Deze handschoenen waren gescheurd en de man had bloed op zijn handen, handschoenen en vest. De man bleek verdachte te zijn. [10] Het bij de achterdeur onder de inklimruit aangetroffen bloed is afkomstig van verdachte. [11]
Bij de voordeur stond een sieradendoosje. Dit doosje stond normaal in een kamer op de eerste verdieping met daarin een bedelarmband. Naast de bedelarmband zaten er nu ook twee horloges in het doosje, één horloge was van de vrouw van aangever en één horloge was van aangever zelf. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij door een kennis is afgezet bij een benzinestation in Ermelo omdat er werk voor hem zou zijn. Toen er niemand kwam opdagen is verdachte een ommetje gaan maken en is hij uit nieuwsgierigheid via een reeds kapotte ruit een woning binnen gegaan. Toen hij binnen niemand aantrof is hij weer naar buiten gegaan waarop er 2 mannen op hem af kwamen rennen en hem overmeesterden. De plastic handschoentjes droeg hij vanwege de verzorging van zijn handen in verband met een ruwe huid.
Dit door verdachte geschetste alternatieve scenario vindt de rechtbank niet aannemelijk.
Verdachte heeft zijn verklaring niet nader onderbouwd. Hij weet zich niet te herinneren bij welk benzinestation hij is afgezet en het telefoonnummer van de kennis die hem heeft gebracht alsmede het telefoonnummer van de kennis die werk voor hem zou hebben staan niet in de contactenlijst van zijn telefoon. Dat verdachte naar eigen zeggen blauwe handschoentjes droeg met vaseline omdat hij droge handen heeft komt de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk voor. Ook geeft hij geen verklaring voor het feit dat aangever en getuige hem met een breekijzer hebben gezien in de woning.
Aangever en getuige echter hebben een met elkaar overeenkomende verklaring afgelegd die past bij hetgeen is aangetroffen in en om de woning van aangever. Aangever zag dat verdachte, toen hij in de woning liep, een koevoet of breekijzer in zijn handen had en dat hij daarmee verstrikt raakte in de raambekleding toen hij wilde ontsnappen. Getuige heeft gehoord dat verdachte met een koevoet probeerde de voordeur van de woning open te breken. Beide mannen zagen dat verdachte probeerde te vluchten door over een schutting te klimmen. Uit het dossier is gebleken dat er schade is aan zowel de voordeur, de raambekleding als de schutting. De rechtbank gaat derhalve uit van de verklaringen zoals deze door aangever [benadeelde 1] en getuige [benadeelde 2] zijn afgelegd.
Gelet op voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door een ruit van de achterdeur te vernielen, de woning van [benadeelde 1] binnen is gegaan en dat hij een sieradendoosje bij de voordeur heeft neergezet. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen geweld heeft gebruikt. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte zich heeft verzet door zijn benen te blijven bewegen waarbij getuige moeite had om verdachte in bedwang te houden. Dit kan worden aangemerkt als geweld.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of het klaarzetten van het sieradendoosje een voltooide diefstal, of een poging tot diefstal oplevert.
Voor wegneming is beslissend dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden.
Verdachte heeft een sieradendoosje met daarin een bedelarmband gepakt vanuit een kamer op de eerste verdieping en hier twee horloges bij gestopt. Hij heeft het doosje bij de voordeur klaargezet. Door aldus te handelen heeft verdachte het sieradendoosje zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken en er zelf - weliswaar kortdurend - als heer en meester over beschikt dat sprake is van een voltooide wegneming.
Nu wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een voltooide inbraak met geweld heeft gepleegd kan het primair ten laste gelegde onder feit 1 bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd. [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij niet kan terughalen of de verwondingen aan zijn hand schaafwonden zijn of dat verdachte hem heeft gebeten. Nu ook de door [benadeelde 2] bezochte arts niet kon aangeven of het daadwerkelijk om een bijtwond ging, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 2 heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 maart 2018 te Ermelo een hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een andertoebehorende,
te wetenaan [benadeelde 1] , in ieder geval aan een ander
of anderedan aan verdachte heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak,
verbreking of inklimming,welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of ombij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzijde vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
die [benadeelde 2] in zijn (rechter)hand te bijten en/ofzich
(anderszins) ernstigte verzetten
door te schoppen/trappen tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (die hem hadden vastgegrepen) en/ofdoor te trachten zich los te rukken en/of te trekken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal gevolgd door geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft naar voren gebracht dat ze een eis van 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf fors vindt voor een poging tot diefstal. Bij een veroordeling pleit de raadsvrouw voor een gevangenisstraf gelijk aan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit is een periode van 103 dagen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak. Hij is op klaarlichte dag, door vernieling van een ruit van de achterdeur, een woning binnen gegaan en heeft in de eigendommen van een ander zitten rommelen. Het heeft een grote impact op de bewoners als er in hun woning wordt ingebroken, een woning behoort immers een veilige plek te zijn voor haar bewoners. Verdachte heeft zich hier geen rekenschap van gegeven en uit eigen financieel belang de inbraak gepleegd. Daarnaast heeft verdachte, toen hij op heterdaad werd betrapt, geweld tegen aangever en getuige gebruikt om te kunnen ontsnappen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij als oriëntatiepunt voor een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geldt. Dat verdachte verzet heeft gepleegd werkt strafverhogend. De rechtbank legt daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 5 maanden.

8.Inbeslaggenomen goederen

Breekijzer en handschoenen
Het in beslag genomen breekijzer en de handschoenen worden verbeurdverklaard, aangezien dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het strafbare feit is begaan.
Schoenen
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de schoenen aan verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
- beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

gelast de teruggave van:
- de telefoon van verdachte.

verklaart verbeurd:
  • het breekijzer
  • de handschoenen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. E. Stevens (rechters) in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2018.
mr. Van Hoof en mr. Stevens zijn buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door hoofdagent [verbalisant] van de politie Oost Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 201803130847, gesloten op 18 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 24.
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 58.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117.
5.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 58 en proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] , p. 91.
6.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 59.
7.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 59 en proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] , p. 91.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] , p. 91.
9.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 59.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 87.
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 85 en rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Ermelo op 1 maart 2018 zaaknummer 2018.04.09.086.
12.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 59.