ECLI:NL:RBGEL:2018:2776

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
05/800005-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstig huiselijk geweld met vrijspraak voor vrijheidsberoving

Op 20 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man uit Elst, die werd beschuldigd van ernstig huiselijk geweld tegen zijn levensgezel en stiefkinderen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De man werd beschuldigd van meerdere mishandelingen van zijn levensgezel, [slachtoffer 1], en zijn stiefkinderen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gedurende een periode van bijna tien jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meermalen mishandeling van [slachtoffer 1], waarbij hij haar onder andere had geslagen en haar keel had dichtgeknepen. De rechtbank achtte ook bewezen dat hij zijn stiefkinderen had mishandeld door hen te slaan en te beledigen met kwetsende woorden. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldiging van vrijheidsberoving van zijn stiefkinderen, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze aantijging. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het geweld structureel was en dat de slachtoffers ernstige psychische en fysieke schade hadden opgelopen door het gedrag van de verdachte. De rechtbank legde ook een contactverbod op voor de duur van drie jaar, om herhaling van geweld te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/800005-18
Datum uitspraak : 20 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1973 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid,
raadsman: mr. S. Ketelaar, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 mei 2018 en 6 juni 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
een poging zware mishandeling dan wel mishandeling van zijn partner [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 2008 tot en met juni 2017;
de mishandeling van zijn twee stiefkinderen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , in dezelfde periode, dan wel indien bij de mishandeling het uitschelden niet kan worden bewezen, de belediging van deze kinderen;
de (opzettelijke) mishandeling van [slachtoffer 2] op of omstreeks 6 april 2015 door tegen [slachtoffer 2] te schreeuwen, hem te achtervolgen en een daaropvolgende aanval van de honden te laten voortduren dan wel geen poging te doen de aanval van de honden te staken, terwijl dit alles zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig ernstig letsel heeft veroorzaakt dat hierdoor een tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van zijn bezigheden is ontstaan.
Indien dit niet kan worden bewezen, wordt verdachte verweten dat het gelet op het voorgaande aan zijn schuld is te wijten dat [slachtoffer 2] dit letsel heeft opgelopen. Als dit ook niet kan worden bewezen, wordt aan verdachte het aanhitsen van de honden door dit voorgaande gedrag (als overtreding) verweten;
4. de vrijheidsberoving van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in of omstreeks de periode van 2008 tot en met juni 2017.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Met betrekking tot de feiten 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangeefster [slachtoffer 1] en verdachte hebben in de periode van 2008 tot en met juni 2017 een relatie gehad. Verdachte is in deze periode de stiefvader van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2003, en [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 3] 2000, geweest. Voorafgaand aan de verhuizing in september 2009, heeft verdachte in de woning aan de [adres 2] in Elst [slachtoffer 1] driemaal geslagen. Nadat zij zijn verhuisd naar de woning aan [adres 3] in Elst, heeft verdachte [slachtoffer 1] eenmaal geslagen. In 2014 heeft verdachte thuis [slachtoffer 2] op zijn hoofd geslagen, als gevolg waarvan hij met zijn hoofd een bord heeft geraakt. Tot slot heeft verdachte in juni 2017 [slachtoffer 3] (in de woning) meermalen met de vuist geslagen. Hij heeft [slachtoffer 2] daar ook wel eens “eierhoofd” genoemd en [slachtoffer 3] wel eens “vettie”. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling door [slachtoffer 1] , telkens meermalen, in het gezicht en tegen het lichaam te slaan, tegen haar benen te schoppen en de keel dicht te knijpen. Door de keel dicht te knijpen, zeker voor langere tijd (tot bewusteloosheid), heeft verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard (feit 1). Verder kan, aldus de officier van justitie, het tweede feit – met uitzondering van het uitschelden van de kinderen – worden bewezen. Het uitschelden levert juridisch geen mishandeling op.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de poging zware mishandeling en van het trappen/schoppen en (dicht)knijpen van de keel van [slachtoffer 1] , zoals verweten bij feit 1. Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer 1] in totaal 4 keer tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen. Voor wat betreft de overige mishandelingen is er onvoldoende bewijs. Met uitzondering van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] – die hierover summier en wisselend verklaren – zijn er geen getuigen van eventuele mishandelingen. Er is geen letsel waargenomen. Verder betwist verdachte het trappen/schoppen en het (dicht)knijpen van de keel.
Verdachte heeft ontkend dat hij verder geweld, behalve de incidenten in juni 2017 en in 2014 (met het bord), tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gebruikt. Van het verdere geweld zijn er geen getuigen, noch personen die letsel hebben gezien.
Beoordeling door de rechtbank
Mishandeling van [slachtoffer 1]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het agressieve gedrag van verdachte in de periode van 2007 en 2008 steeds erger werd. Zij verklaart daarbij onder meer over een incident in de zomer van 2008, waarbij zij een trap op haar bovenbenen kreeg. Aangeefster verklaart hierover: “Die trap was zo hard dat ik door de pijn even verdoofd raakte”.
Aangeefster werd de afgelopen vier-vijf jaar op zijn minst iedere week mishandeld. Daarbij ging verdachte vaak op haar zitten en kneep hij haar keel dicht. Zij werd hier regelmatig heel benauwd van. Dit was, aldus aangeefster, een “standaard ritueel”. De kinderen waren hier ook regelmatig getuige van.
Aangeefster verklaart verder over het regelmatig door verdachte met kracht stompen tegen haar hoofd, altijd op een plaats waar geen letsel zichtbaar was. Verder schopte hij haar vaak tegen haar bovenbenen en knieholtes. Zij had hierdoor regelmatig bloeduitstortingen op haar bovenbenen. In juni 2017 mishandelde verdachte aangeefster voor het laatst. Nadat zij zag hoe verdachte [slachtoffer 3] meermalen op het hoofd sloeg en zij riep dat verdachte op moest houden, richtte verdachte zijn woede op haar. Ze zag en voelde dat verdachte haar met kracht (met zijn vuist) op haar hoofd sloeg. Vervolgens ging hij weer op haar zitten en kneep hij haar keel dicht. [4]
[slachtoffer 3] bevestigt dat verdachte – als zijn moeder het niet met verdachte eens was – boven op zijn moeder ging zitten, haar polsen vastpakte en haar kneep of tegen de muur zette. Vooral ’s avonds als zij er niet bij waren, gaf hij haar stompen, zette haar tegen de muur en kneep hij haar keel dicht, aldus [slachtoffer 3] . Hij hoorde zijn moeder dan namelijk schreeuwen dat verdachte van haar af moest gaan. Verder hoorde [slachtoffer 3] de honden blaffen als er wat gebeurde. Verdachte deed dit ook wel eens als zijn broer [slachtoffer 2] en hij erbij waren. [slachtoffer 3] verklaart dat hij wel eens plekken bij haar keel en een blauw oog zag. [5] [slachtoffer 2] verklaart ook dat verdachte heel vaak de keel van zijn moeder, [slachtoffer 1] , dicht kneep. Hij zag bij zijn moeder ook “blauwe plekken en dat soort dingen”. Verdachte sloeg op het achterhoofd en de bovenarmen van zijn moeder, aldus [slachtoffer 2] . [6]
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] vindt niet alleen steun in de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , maar ook in de waarnemingen van de getuige [getuige 1] .
[getuige 1] (
rechtbank: [getuige 1]) heeft namelijk verklaard dat [slachtoffer 1] (
rechtbank: [slachtoffer 1]) vaak blauwe plekken liet zien. Dat was al in de tijd dat [naam 1] net geboren was (
rechtbank: [geboortedag 4] 2007). Deze plekken van mishandeling zag zij wekelijks, aldus de getuige. [7]
Tot slot heeft niet alleen de getuige [getuige 1] letsel gezien, maar heeft ook de getuige [getuige 2] – de voormalige buurvrouw – geluiden duidend op geweld aan de [adres 2] in Elst (
rechtbank: het adres tot september 2009) gehoord. De getuige is in 2008 in de woning aan de [adres 4] komen wonen. Zij heeft verklaard hoe zij ’s avonds hoorde dat de vrouw (
rechtbank: aangeefster [slachtoffer 1]) door “de tent gegooid werd”. Ze hoorde de vrouw gillen “au, au, au” en hoorde haar dan vallen. Het was twee tot drie keer per maand “echt menens”, aldus de getuige. Tot slot heeft de getuige verklaard dat zij wel eens een blauw oog (
de rechtbank begrijpt: bij aangeefster) heeft gezien. Verdachte heeft het geweld daarna ook aan haar toegegeven. [8]
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank niet alleen het door verdachte erkende enkele malen slaan van aangeefster, maar ook het overige geweld – waaronder het verdere slaan en/of stompen, schoppen en/of trappen en dichtknijpen van de keel – bewezen.
Dit geldt niet voor het incident in de zomer 2016 waarbij verdachte, aldus de verklaring van aangeefster, hard op haar hoofd sloeg, tegen haar hoofd trapte (tot zij bewusteloos was) en vervolgens – nadat zij was bijgekomen – haar keel dicht kneep (p. 29). Nu door de verschillende getuigen wisselend over dit incident is verklaard – bijvoorbeeld niet over het knijpen in de keel – is de rechtbank van oordeel dat hiervoor onvoldoende bewijs aanwezig is. Zij acht verder ook het dichtknijpen van de keel tot aan bewusteloosheid niet bewezen.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aan te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken op welke concrete wijze en met welke kracht het geweld is uitgeoefend. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de poging zware mishandeling op [slachtoffer 1] . Zij acht gelet op al het voorgaande – waaronder ook de waarnemingen van [getuige 1] ( [getuige 1] ) en de getuige [getuige 2] – wel de (meermalen gepleegde) mishandeling bewezen.
Mishandeling en belediging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Over de incidenten met de kinderen verklaart aangeefster [slachtoffer 1] dat verdachte, sinds de geboorte van [naam 1] (
rechtbank: [geboortedag 4] 2007), [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] uitschold, kleineerde en pijn deed. Aangeefster was vaak getuige van de mishandelingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
Over [slachtoffer 3] verklaart zij dat hij regelmatig stompen en trappen boven op zijn hoofd kreeg van verdachte, zodat het letsel niet zichtbaar was. Verdachte kneep ook regelmatig de keel van [slachtoffer 3] dicht. Aangeefster heeft verder nog over een aantal specifieke incidenten verklaard.
Zo belde verdachte haar in december 2014 en zei: “Jouw kankerkinderen hebben mij tot het uiterste gedreven. Ik heb [slachtoffer 2] met zijn hoofd door een bord geslagen. [slachtoffer 2] is gewond aan zijn hoofd (…)”. Aangeefster heeft toen haar vriendin [getuige 1] (
rechtbank: getuige [getuige 1]) gebeld en zij is naar de woning gegaan. Verdachte heeft [slachtoffer 2] sindsdien regelmatig “eihoofd” genoemd, aldus aangeefster. Verder heeft verdachte op eerste paasdag in 2014 of 2015 – voorafgaand aan het incident met de honden – [slachtoffer 2] met kracht op zijn hoofd geslagen. [9] [slachtoffer 2] is op 6 april 2015 door een arts onderzocht. [10] Nu het verder een feit van algemene bekendheid is dat het op 6 april 2015 eerste paasdag is geweest, acht de rechtbank bewezen dat het incident in 2015 heeft plaatsgevonden.
Tot slot heeft aangeefster over een incident in 2016 verklaard. Nadat [slachtoffer 3] verdachte smeekte om hem niet langer te straffen, sloeg verdachte hem met gebalde vuist boven op het hoofd. Ze zag dat verdachte [slachtoffer 3] verschillende keren sloeg, hij sloeg [slachtoffer 3] als het ware de trap op naar boven. Boven gaf verdachte [slachtoffer 3] een trap, waardoor hij op de grond viel. Eenmaal op de grond, gaf verdachte [slachtoffer 3] nogmaals een trap tegen het lichaam, aldus aangeefster. [11]
[slachtoffer 3] verklaart zelf dat verdachte hem bijna tien jaar lang, vier tot vijf keer per week, sloeg. Het schelden was elke dag. Hij werd uitgescholden voor “vettie”, “kankermongool”, “kankerautist” en “varken”. Hij voelde zich hierdoor minderwaardig en waardeloos, aldus [slachtoffer 3] .
Verder trapte verdachte hem soms. Het geweld vond plaats vanaf één-twee jaar nadat verdachte hun stiefvader was. Door het geweld had hij niet alleen pijn, maar ook wel eens een bloedneus, blauwe plekken (bloeduitstortingen) en bulten. Na de geboorte van [naam 1] werd het erger, aldus [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] heeft hierbij ook over een aantal (dezelfde) incidenten verklaard.
Zo verklaart [slachtoffer 3] dat twee-drie jaar geleden verdachte zijn broertje (
rechtbank: [slachtoffer 2]) hard aan het slaan was en hij probeerde verdachte van [slachtoffer 2] af te krijgen. Daarop duwde, trapte en stompte verdachte vervolgens [slachtoffer 3] naar boven. Op zijn kamer trapte verdachte de benen onder hem vandaan. Terwijl hij op de grond lag, ging verdachte verder met trappen en slaan, aldus [slachtoffer 3] . [12] [slachtoffer 2] bevestigt dat verdachte bleef slaan tot [slachtoffer 3] boven was. [slachtoffer 3] had wel eens bulten en blauwe plekken, aldus [slachtoffer 2] . [13] [slachtoffer 3] verklaart verder over de laatste keer – zoals aangeefster [slachtoffer 1] ook heeft verklaard – in juni 2017. Verdachte werd boos en hij begon te slaan. Hij sloeg eerst met zijn vuisten op het hoofd van [slachtoffer 3] en daarna op het lichaam en de armen van [slachtoffer 3] . Hij had er bulten op zijn armen van. Toen [slachtoffer 3] , aldus zijn verklaring, tegen verdachte zei dat verdachte laf was, deed hij het nog een keer. [14]
[slachtoffer 2] verklaart dat verdachte, hun stiefvader, hem en [slachtoffer 3] al jaren slaat, schopt en uitscheldt. Over hoe vaak het is gebeurd, verklaart [slachtoffer 2] : “zes keer per week” “maar vaak meerdere keren op de dag vooral mijn broer”. Verdachte werd vaak boos en begon te slaan. Het deed pijn, aldus [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verklaart vervolgens ook over een aantal specifieke incidenten.
Zo kreeg verdachte een keer slecht nieuws en sloeg hem op zijn achterhoofd. [slachtoffer 2] schoot daarop door een bord heen. [slachtoffer 2] had hierdoor een (bloedende) snee en een bult op zijn hoofd. Verdachte noemde hem daarna alleen nog maar “eierhoofd”. Hij zei ook de hele tijd “kankermongolen” tegen hem en [slachtoffer 3] . Hij vond dit niet leuk, maar hij kon er niets tegen doen. Verdachte zou anders gaan slaan en schoppen, aldus [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] verklaart verder over het incident op eerste paasdag 2015, waarbij hij – voorafgaand aan het (hierna te bespreken) bijtincident – door verdachte werd geslagen. Als je tegen verdachte in ging, werd je geslagen. Het ging het hele jaar door, aldus [slachtoffer 2] . [15] [slachtoffer 3] bevestigt dat verdachte [slachtoffer 2] heel veel sloeg. [16]
De voorgaande verklaringen vinden steun in de verklaring van de getuige [getuige 1] . Zij
heeft verklaard dat verdachte heel grof in de mond was tegen de kinderen. “Kankermongool en eierhoofd” zei hij tegen de kinderen. Ze zag verder de verwondingen na de mishandelingen. Ze verklaart hierbij in het bijzonder over een incident met [slachtoffer 2] . Ze kwam in de woning en zag dat [slachtoffer 2] een flinke bult op zijn voorhoofd had. Ze hoorde [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) vertellen dat verdachte [slachtoffer 2] met zijn hoofd tegen een bord geslagen had. De kinderen hadden vaak bulten. Verdachte sloeg ze altijd op hun hoofden, aldus de getuige. [17]
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte gedurende de verweten periode [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen en/of gestompt en geschopt en/of getrapt. Verder heeft hij [slachtoffer 3] in de keel geknepen. De omstandigheid dat bij de (huis)arts geen letsel is vastgesteld doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
De rechtbank overweegt tot slot dat in de gedachtestreepjes onder 2 afzonderlijke mishandelingen ten laste zijn gelegd. Zij beschouwt de belediging dan ook als een subsidiaire variant van de laatste tenlastegelegde mishandeling: het uitschelden van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat dit juridisch geen mishandeling (primair), maar wel de verweten belediging (subsidiair) oplevert.
Met betrekking tot feit 3:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte is in de periode van 2008 tot en met juni 2017 de stiefvader van [slachtoffer 2] geweest.
Op eerste paasdag 2015 (
rechtbank: zie feiten 1 en 2) zijn de herdershonden, [naam 2] en [naam 3] , in de woning te Elst op [slachtoffer 2] afgevlogen en hebben hem gebeten. Op deze dag, 6 april 2015, is bij [slachtoffer 2] – geboren op [geboortedag 2] 2003 – onder meer het volgende letsel geconstateerd: vier scheurwonden aan de voorzijde van de rechter schouder, een wond aan de achterzijde van de rechter schouder en vijf prikgaatjes in de rechter flank. [18] [slachtoffer 2] is d.d. 28 mei 2018 tweemaal aan zijn verwondingen geopereerd. Er is sprake van blijvende littekens. [19]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (opzettelijke) mishandeling van [slachtoffer 2] met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Door zowel [slachtoffer 1] als de kinderen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is niet over het op- dan wel aanhitsen van de honden verklaard. Nu van op- dan wel aanhitsen door verdachte geen sprake is geweest – en hij dit gedrag van de honden ook niet heeft kunnen voorzien –, ontbreekt de opzet op de mishandeling. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte het bijten heeft laten voortduren. Het letsel dat [slachtoffer 2] door het incident heeft opgelopen is dan ook niet aan verdachte te wijten. Nu zoals genoemd het op- dan wel aanhitsen van de honden niet kan worden bewezen en het voortduren van het incident niet aan verdachte is toe te rekenen, kan ook de overtreding niet worden bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de honden niet heeft op- dan wel aangehitst. De honden waren ten tijde van het incident nog niet afgericht en ze hadden de kinderen niet eerder aangevlogen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart dat op eerste paasdag (
rechtbank: 6 april 2015) [slachtoffer 2] in de keuken was en wat drinken knoeide. Verdachte vloog van de bank af en liep al schreeuwend naar [slachtoffer 2] toe. Hij sloeg [slachtoffer 2] op zijn hoofd. Vervolgens doken de honden [naam 2] en [naam 3] op [slachtoffer 2] . Eén van de honden greep [slachtoffer 2] bij zijn schouder/bovenarm. De andere hond greep op hetzelfde moment [slachtoffer 2] in zijn zij. De honden hingen allebei aan één kant van [slachtoffer 2] . Verdachte bleef maar schreeuwen, de honden lieten hierdoor niet los. Verdachte schreeuwde alleen maar dat het [slachtoffer 2] ’s eigen schuld was en hielp niet mee. Aangeefster verklaart dat ze uiteindelijk zelf de hond [naam 2] van [slachtoffer 2] af kreeg. Daarna lukte het haar om de bek van de hond [naam 3] open te trekken, er viel een stuk ‘vlees’ van [slachtoffer 2] uit. [slachtoffer 2] had diepe wonden en bloedde heel erg. [20]
[slachtoffer 2] verklaart zelf dat de honden hem na de klap van verdachte hebben gebeten en hij hierdoor onder de littekens zit. Verdachte schreeuwde alleen maar dat het zijn ( [slachtoffer 2] ’s) schuld was. Hij stond gewoon te kijken, aldus [slachtoffer 2] . [21]
Deze verklaringen vinden steun in de verklaring van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] verklaart dat [slachtoffer 2] , nadat verdachte [slachtoffer 2] sloeg, door de twee honden van verdachte werd gebeten. Verdachte stond [slachtoffer 2] uit te schelden en deed niets. Het was volgens verdachte [slachtoffer 2] ’s eigen schuld, aldus [slachtoffer 3] . [22] De getuige [getuige 3] verklaart ook dat verdachte achteraf zei dat het de schuld van [slachtoffer 2] zelf was. [slachtoffer 2] moest volgens hem niet zo raar doen, aldus de getuige. [23]
Tot slot verklaart de getuige [getuige 1] dat verdachte na het bijtincident zei: “dat heb je zelf veroorzaakt”. [24]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat het gedrag van verdachte – hij vloog van de bank af, schreeuwde naar [slachtoffer 2] en sloeg hem – aan de aanval van de honden ten grondslag heeft gelegen. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte vervolgens
alleen maar bleef schreeuwen en niets deed om de aanval van de honden tot een einde te brengen en hen van [slachtoffer 2] weg te krijgen. Hij liet de aanval voortduren, met uiteindelijk ernstig letsel bij [slachtoffer 2] tot gevolg.
Opzet?
De vervolgvraag is of ook kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de mishandeling van [slachtoffer 2] .
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte twee herdershonden, [naam 2] en [naam 3] , kocht, ze africhtte en ze opleidde tot PH1 honden. Het was zijn hobby om politiehonden af te richten, aldus aangeefster. Aangeefster verklaart echter ook over een eerder incident.
Toen [naam 1] vijf jaar was (
rechtbank: geboren [geboortedag 4] 2007), werd zij door een hond van verdachte gebeten. Aangeefster verklaart hierover dat toen [naam 1] niet snel genoeg naar boven ging, verdachte achter haar aan rende en tegen haar schreeuwde. Toen [naam 1] ook begon te rennen, greep de hond [naam 1] tussen haar schouderbladen. De hond was op dat moment nog geen jaar oud, aldus aangeefster. [25]
Verdachte heeft verklaard dat hij honden trainde tot politiehond. Een hond leert [getuige 1] na een jaar commando’s, aldus verdachte. [26]
Gelet op het eerdere bijtincident – ten aanzien waarvan de rechtbank geen enkele aanleiding heeft om hieraan te twijfelen – en nog te meer gelet op de ervaring van verdachte als trainer van deze (en soortgelijke) honden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte weet hoe deze honden op bepaalde omstandigheden (zoals geschreeuw en rumoer) kunnen reageren. Verdachte was hun trainer en ‘baas’. Het is een feit van algemene bekendheid dat honden reageren op menselijk gedrag en in voorkomend geval voor hun baas in de bres springen. Als die baas begint te schreeuwen en agressief gedrag vertoont tegen iemand, zal een hond die ander beschouwen als een vijand voor de baas en bestaat de aanmerkelijke kans dat zij zich tegen die ander keren. Door van de bank op te vliegen, te schreeuwen, [slachtoffer 2] te slaan en vervolgens te blijven schreeuwen, heeft verdachte een aanmerkelijke kans op het bijten – zoals ook eerder bij [naam 1] is gebeurd – en het voortduren van het bijten van [slachtoffer 2] in het leven geroepen. Door als trainer met kennis van dit voorzienbare gevolg toch zo te handelen en vooral door te blijven schreeuwen en niet in te grijpen, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans naar het oordeel van de rechtbank ook bewust aanvaard. De rechtbank acht dan ook het opzet (in voorwaardelijke zin) op de mishandeling aanwezig.
Gelet op de ernst van de verwondingen van [slachtoffer 2] , de lange behandelduur (met diverse operatieve ingrepen) en de blijvende littekens, acht de rechtbank bewezen dat het hierbij gaat om een mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Zij acht daarmee het primaire feit bewezen.
Feit 4:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit kan worden bewezen. Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volgt dat de kinderen voor langere tijd op hun kamer zijn opgesloten. Verdachte had slotjes op de deuren aangebracht. De kinderen mochten hun kamer niet uit. Verder werd met geweld (dan wel de dreiging hiervan) gezorgd dat zij in hun kamer bleven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent het opsluiten van de kinderen op de kamers, al dan niet met gebruik van de schuifjes. Voor zover het naar de kamer sturen een opzettelijke vrijheidsberoving oplevert, kan dit niet als in strijd met het recht (wederrechtelijk) worden aangemerkt. Verdachte heeft de jongens enkel bij ongehoorzaamheid enige tijd – in verhouding tot het gepleegde vergrijp – naar hun kamer gestuurd.
Verdachte heeft verklaard dat hij de kinderen enkel straf heeft gegeven. Hij heeft ze niet opgesloten. Het was niet zo dat ze weken op hun kamer moesten blijven en alleen voor school en het eten naar beneden mochten. Er was hierbij ook geen sprake van geweld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken op welke wijze en met welke duur sprake is geweest van vrijheidsberoving(en) en of dit in strijd is geweest met de algemeen aanvaarde maatschappelijke normen en opvattingen inzake het opvoeden van kinderen. Immers, wanneer een opvoeder een kind naar zijn of haar kamer stuurt als reactie op ongewenst gedrag, is dat niet zonder meer te kwalificeren als wederrechtelijke vrijheidsberoving, Of dat zo is, hangt af van allerlei concrete omstandigheden van het geval.
Uit de verklaringen van (onder meer) aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] volgt dat de kinderen op deze dagen bijvoorbeeld wel naar school zijn gegaan en beneden diverse keren hebben gegeten dan wel wat gedronken.
Verder is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet gebleken op welke wijze verdachte (in zijn aan- dan wel afwezigheid) de kinderen onder een zodanige druk heeft gezet dat zij de open kamer(s) redelijkerwijs niet hebben kunnen verlaten. Gelet op al dit voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het feit niet kan worden bewezen. Zij zal verdachte van dit feit vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de volgende feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op of omstreeksin de periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst
, althans in Nederland,zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemd slachtoffer meermalen,
- in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
-
in/op/tegen de benen
/romp, althans het lichaamte schoppen en/of te trappen;
- in de keel te knijpen en/of deze dicht te knijpen
(tot aan bewusteloosheid toe);
2.
hij in
of omstreeksde periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst
, althans in Nederland, een
of meerderekind
erendat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 3] 2000)
en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 2] 2003),heeft mishandeld door genoemd kind (meermalen)
- (met een bord)in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
-
in/op/tegen de benen/romp, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen (terwijl voornoemd kind op de grond lag);
- in de keel te knijpen en/of deze dicht te knijpen;
- uit te schelden met de bewoordingen "eihoofd", ""kankermongool", "vettie", "varken", "kankerautist";
en
hij in
of omstreeksde periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst
, althans in Nederland,opzettelijk beledigend [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 2] ,in diens
/diertegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"eihoofd","kankermongool", "vettie", "varken", "kankerautist",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
en
hij in
of omstreeksde periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst
, althans in Nederland,een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten
[slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 3] 2000) en/of[slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 2] 2003), heeft mishandeld door genoemd kind (meermalen)
- in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen (tegen een bord);
-
in/op/tegen de benen/romp
, althans het lichaamte schoppen en/of te trappen
(terwijl voornoemde kinderen op de grond lagen);
- in de keel te knijpen en/of deze dicht te knijpen;
- uit te schelden met de bewoordingen "eihoofd", ""kankermongool", "vettie", "varken", "kankerautist";
en
hij in
of omstreeksde periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst
, althans in Nederland,opzettelijk beledigend
[slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 2] , in diens
/diertegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "eierhoofd" en "kankermongool"
, "vettie", "varken", "kankerautist", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op
of omstreeks6 april 2015 te Elst
, althans in Nederland,een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 2] 2003), heeft mishandeld door tegen hem te schreeuwen
en hem te achtervolgenen een daaropvolgende agressieve aanval van de honden op het kind voort te laten duren door tegen het kind te
blijven schreeuwen,
althans niet te pogen om de agressieve aanval op het kind
te doen staken,welk feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, te weten grote bijtwonden in de rechterschouder
/armen rechterkant van de romp,
althans ontsierende littekens op het lichaam,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsheden van deze was ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, en
eenvoudige belediging,
telkens meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 primair:
Mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] , de mishandeling van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , de mishandeling van [slachtoffer 2] met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg en de vrijheidsberoving wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan dit voorwaardelijk deel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden: een meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod. Verder heeft de officier van justitie oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als maatregel (artikel 38v Wetboek van Strafrecht) voor de duur van drie jaar gevorderd. Bij elke overtreding van het verbod dient één week vervangende hechtenis te worden toegepast. De officier van justitie vordert daarbij de onmiddellijke ingang van de maatregel (dadelijke uitvoerbaarheid).
Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het gaat om ernstige feiten gedurende een zeer lange periode. Verder is rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Tot slot is meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft en een deels voorwaardelijk kader met hulpverlening is geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gedeeltelijk voorwaardelijke straf – zoals door de reclassering geadviseerd – op te leggen met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest. Hiertoe is aangevoerd dat naar de mening van de verdediging sprake is geweest van een veel beperktere omvang van het geweld.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn dochter graag weer wil zien. Hij heeft geen problemen met agressie of alcohol, wel op zijn werk. Hierbij zou hij wel hulp willen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 april 2018;
- voorlichtingsrapportage van Reclassering IrisZorg, gedateerd 24 januari 2018;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 15 februari 2018, 19 maart 2018 en 26 april 2018;
- een psychologische rapportage van drs. [naam 4] , gedateerd 13 april 2018.
Verdachte heeft zich in een periode van bijna tien jaar schuldig gemaakt aan ernstig huiselijk
geweld tegen zowel aangeefster [slachtoffer 1] als haar kinderen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . In deze periode heeft
hij niet alleen regelmatig [slachtoffer 1] en haar kinderen, onder meer vaak op het hoofd, geslagen, maar
ook geschopt en zelfs de keel van aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] dichtgeknepen. Bij [slachtoffer 1] was dit
een “standaard ritueel”. Het gaat hierbij om geweld dat structureel gedurende jaren heeft
plaatsgevonden. Aangezien het voor de rechtbank niet mogelijk is op alle afzonderlijke
incidenten in te gaan, zal zij zich hier beperken tot enkele incidenten.
Zij noemt hier onder meer een incident met [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] is tijdens dit incident door verdachte naar
boven geduwd, geslagen en getrapt. Eenmaal op de grond is verdachte op [slachtoffer 3] door blijven
trappen. Verder heeft verdachte onder meer [slachtoffer 2] een keer zo hard tegen het hoofd geslagen
dat hij met zijn hoofd door een bord is gegaan (met een forse snee en bult tot gevolg).
Tijdens deze periode heeft zich onder meer ook het volgende incident voorgedaan. Nadat [slachtoffer 2] op eerste paasdag 2015 wat drinken knoeide, vloog verdachte van de bank af, schreeuwde en sloeg [slachtoffer 2] . Als gevolg van dit gedrag van verdachte vlogen zijn honden op [slachtoffer 2] af. Zij grepen hem in zijn schouder en zij. Doordat verdachte, als trainer met ervaring van het gedrag van deze honden en na ook een eerder bijtincident onder soortgelijke omstandigheden, bleef schreeuwen, lieten de honden niet los. Verdachte deed echter niets en bleef schreeuwen dat het [slachtoffer 2] ’s eigen schuld was. Nadat aangeefster uiteindelijk de bek van de tweede hond open kon trekken, viel er een stuk vlees van [slachtoffer 2] op de grond. [slachtoffer 2] had diepe wonden en moest naar het ziekenhuis. Inmiddels is [slachtoffer 2] twee keer aan zijn verwondingen geopereerd. Er is sprake van blijvende littekens.
Het structurele geweld en met name deze laatste incidenten hebben veel impact op aangeefster en haar kinderen gemaakt. De kinderen hebben vanaf jonge leeftijd niets anders gezien dan agressie en geweld. Als zij niet zelf werden geslagen of geschopt, zagen zij hoe verdachte hun moeder mishandelde. Dit alles speelde zich af in hun eigen huis en soms zelfs in hun eigen kamer, waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Inmiddels zijn aangeefster en de kinderen ook in behandeling (dan wel gaan zij in behandeling) voor hun trauma’s.
Wat de rechtbank tot slot bij de ernst van de feiten nog zal meewegen, is dat verdachte naast de uitoefening van al dat geweld, de kinderen heel vaak heeft uitgescholden. Zo werden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] structureel uitgescholden voor bijvoorbeeld “kankermongolen, “vettie” en/of “kankerautist”. [slachtoffer 3] verklaart dat hij dit nog wel het ergste vond. Hij voelde zich hierdoor waardeloos, minderwaardig.
Naast de ernst van de feiten zal de rechtbank rekening houden met de proceshouding van verdachte. Hoewel verdachte enkele (beperkte) incidenten heeft erkend, heeft hij hiervoor nauwelijks verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft telkens de schuld grotendeels bij aangeefster en haar zoons gelegd. Voor wat betreft het overige geweld heeft verdachte alles ten stelligste ontkend.
Gelet op al dit voorgaande, acht de rechtbank met de officier van justitie een forse gevangenisstraf (met voorwaardelijk deel) op zijn plaats. Zij zal hierbij, aangezien zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, een gevangenisstraf van dertig maanden tot uitgangspunt nemen.
De rechtbank zal verder rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit de rapportages volgt dat bij verdachte in 2013 een persoonlijkheidsstoornis (niet anderszins omschreven) is geconstateerd. Dergelijke problematiek kenmerkt zich door een langdurig gedragspatroon en het is, aldus de psycholoog, dan ook voorstelbaar dat daar mogelijk nog sprake van is. Er zijn aanwijzingen gevonden voor psychische problematiek. De eerdere diagnose kan echter als gevolg van de weigering van verdachte om aan het onderzoek mee te werken – hoewel hij eerder verklaarde hiertoe wel bereid te zijn – niet bevestigd of verworpen worden. Verdachte wilde zich tijdens de gesprekken alleen uitlaten over de relatie met aangeefster, waarbij hij – aldus de psycholoog – zichzelf neerzette als slachtoffer.
Door deze houding van verdachte heeft de psycholoog geen verdere risicoanalyse kunnen maken, noch een behandeladvies kunnen geven.
Er is ook geen sprake van enig ziekte-inzicht of ziektebesef. Verdachte vindt namelijk niet dat hij een probleem met bijvoorbeeld agressie heeft. Al dit voorgaande roept naar mening van de reclassering ook vragen op inzake de mogelijkheid en – gelet op de beperkte motivatie – het nut van een behandeling. De reclassering adviseert desalniettemin toch een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande echter onvoldoende aanleiding om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op de houding van verdachte acht de rechtbank echter een forse stok achter de deur – nog stringenter dan de officier van justitie – noodzakelijk.
Gelet op het jarenlange ernstige geweld, de agressieproblematiek die uit het dossier lijkt te volgen en de ontkennende en bagatelliserende houding van verdachte, ziet de rechtbank wel aanleiding om aan verdachte ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten een contactverbod met aangeefster en haar zoons op te leggen. Zij zal dit – als extra stok achter deur – in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van drie jaar doen. Per overtreding van het verbod zal een week hechtenis worden toegepast. Een eventuele vervangende hechtenis heft de verplichtingen uit het contactverbod niet op. Om te voorkomen dat de nieuwe adresgegevens van aangeefster en haar zoons bekend zullen worden, zal de rechtbank deze gegevens niet bij het contactverbod noemen.
Gelet op al dit voorgaande en nu tegen de achtergrond van het jarenlange geweld ook ernstig voor herhaling (in de vorm van een misdrijf tegen de onaantastbaarheid van het lichaam) dan wel voor belastend gedrag van verdachte mag worden gevreesd, ziet de rechtbank aanleiding om van deze maatregel de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Verder zal de rechtbank aan verdachte een contactverbod voor de duur van drie jaar in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen onder de voorwaarden zoals genoemd. Dit verbod zal direct ingaan.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
- [slachtoffer 1] (feit 1 subsidiair): € 32.317,95;
- [slachtoffer 3] (feiten 2 en 4): € 45.350,00;
- [slachtoffer 2] (feiten 2, 3 primair en 4): € 40.121,40.
Er is verzocht om de vorderingen tot deze hoogte toe te wijzen, deze bedragen met de wettelijke rente te vermeerderen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de reiskosten (€ 37,56), de verhuiskosten (€ 318,45) en de kosten zonder nut (€ 961,94) kan worden toegewezen. Voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 2] komen, aldus de officier van justitie, de reiskosten (€ 271,40) voor toewijzing in aanmerking. Voor wat betreft de hoogte van het smartengeld heeft de officier van justitie zich met betrekking tot zowel de vordering van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot is verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partijen dienen voor het overige niet-ontvankelijk in de vorderingen te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen dan wel hen niet-ontvankelijk in de vorderingen te verklaren.
Hiertoe is aangevoerd dat een gedeeltelijke vrijspraak is bepleit en de gevorderde schade in verband met deze onderdelen niet als rechtstreeks gevolg van verdachtes handelen kan worden aangemerkt. Verder is gelet op de omvang en complexiteit van de vorderingen sprake van een onevenredige belasting van het strafproces. De verdediging is van mening dat bij vorderingen van een dergelijke omvang in civiele procedures conclusies worden uitgewisseld en onder meer getuigen dan wel deskundigen worden gehoord. De verdediging acht zich gelet op de aard van het strafproces – nog te meer gelet op het late tijdstip van indiening – onvoldoende in staat om hiertegen voldoende verweer te voeren. Het beginsel van equality of arms is geschonden.
Tot slot is opgemerkt dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde kosten van de verhuizing, de studievertraging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de trauma’s van de benadeelde partijen met de feiten. Verder is sprake van eigen schuld aan de zijde van [slachtoffer 1] .
Beoordeling door de rechtbank
Voorafgaand overweegt de rechtbank dat de wet slachtoffers (die rechtstreeks schade lijden door een bewezenverklaard strafbaar feit) een voor wat betreft de hoogte van de vordering onbegrensde mogelijkheid biedt om binnen het strafproces – zelfs op de zitting – een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De wet laat daarbij de mogelijkheid open dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in een vordering verklaart als de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Hierbij dient onder meer te worden meegewogen of de verdediging redelijkerwijs voldoende in staat is geweest verweer tegen de vordering te voeren. Hoewel er geen (valide) reden is aangevoerd waarom de vorderingen [getuige 1] enkele dagen voor de terechtzitting zijn ingediend en voorstelbaar is dat de verdediging zich overvallen voelt, biedt de wet geen mogelijkheden om op die grond de vorderingen niet in behandeling te nemen.
Aangezien de schadeposten naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate op basis van de overlegde stukken kunnen worden beoordeeld, ziet zij in de omvang geen aanleiding om de vorderingen als onevenredig belastend voor het strafproces te beschouwen. De vorderingen, die ook niet bijzonder complex zijn, kunnen dan ook inhoudelijk worden besproken.
Door de verdediging is verder een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van aangeefster [slachtoffer 1] , omdat zij in al die tijd waarin de mishandelingen zouden hebben plaatsgevonden, nooit aanleiding zag de relatie te beëindigen.
Bij huiselijk geweld tussen partners en tussen (stief)ouders en kinderen is doorgaans sprake van een ingewikkelde psychologische dynamiek, die het voor de onderliggende partij vaak moeilijk maakt banden te verbreken. Wat er ook zij van een eventuele bijdrage van aangeefster, dit kan in het onderhavige geval niet tot de conclusie leiden dat de aansprakelijkheid van verdachte moet worden verminderd wegens eigen schuld van aangeefster.
Extra bedragen
Voor wat betreft de toekomstige kosten: medische kosten (€ 2.500,- bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ), reis- en parkeerkosten (€ 1.000,- bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ), verhuiskosten (€ 1.500,- [slachtoffer 1] ) en de kosten zonder nut (€ 1.000,- [slachtoffer 1] ) is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat deze specifieke kosten in de toekomst daadwerkelijk als gevolg van dit feit/deze feiten zullen worden gemaakt.
Zij zal de benadeelde partijen voor wat betreft deze posten niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren.
Studievertraging ( [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] )
Voor wat betreft de gevorderde kosten in verband met studievertraging acht de rechtbank in verband met ook het eerdere huiselijk geweld in hun levens en de overige problematiek van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] onvoldoende aannemelijk geworden dat deze vertraging in rechtstreeks verband staat tot de bewezenverklaarde feiten. Zij zal om deze reden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in deze post van de vorderingen verklaren.
Materiële posten
Voor wat betreft de al gemaakte reis- en parkeerkosten (€ 19,30 – [slachtoffer 1] , € 271,40 - [slachtoffer 2] ), verhuiskosten (€ 318,45 [slachtoffer 1] ) en kosten zonder nut (€ 961,94 [slachtoffer 1] ) is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot de feiten (onder meer jarenlang huiselijk geweld in de voormalige woning in Elst). Aangezien deze schadeposten naar het oordeel van de rechtbank verder ook voldoende zijn onderbouwd, zal zij deze schadeposten voor toewijzing in aanmerking laten komen.
Voor wat betreft de resterende reis- en parkeerkosten van [slachtoffer 1] ten behoeve van de zitting (€ 18,26) overweegt de rechtbank dat deze kosten zijn aan te merken als proceskosten. Zij komt hier nog op terug.
Smartengeld
Met betrekking tot [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat zij als gevolg van alle klappen en trappen onder meer vele bloeduitstortingen (blauwe plekken) en/of kneuzingen heeft opgelopen. Verder heeft verdachte gedurende bijna tien jaar veelvoudig haar keel dichtgeknepen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat de benadeelde partij, begrijpelijk, nog altijd in angst voor verdachte leeft. Gelet op de frequentie en de lange periode van het geweld in haar eigen huis, acht de rechtbank aannemelijk dat het feit veel impact op benadeelde heeft gehad en zij als gevolg hiervan geestelijk letsel heeft geleden. De omvang hiervan is op dit moment nog niet vast te stellen. Gelet op al dit voorgaande zal de rechtbank het smartengeld in verband met de bewezenverklaarde feiten naar billijkheid begroten op € 3.000,-.
Voor wat betreft [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 3] gedurende een lange periode veelvuldig door verdachte, in zijn eigen woning (en kamer), is geslagen en geschopt met diverse blauwe plekken en bulten tot gevolg. Verder heeft verdachte in zijn keel geknepen en hem dusdanig vaak uitgescholden dat hij zich minderwaardig en waardeloos is gaan voelen. Hij heeft hierdoor, aldus de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] , het vertrouwen in mensen verloren. Ondanks dat verdachte hem nu niets meer kan doen, is hij nog altijd bang voor hem. Hij voelt zich ook nog steeds lelijk, een “vettie” en een “kankerautist”. Gelet op het gebruikte geweld, het letsel en de vele beledigingen, die voor een opgroeiend kind met alle onzekerheden die bij die leeftijd horen, bijzonder fnuikend moeten worden geacht, acht de rechtbank aannemelijk geworden dat de feiten veel impact op [slachtoffer 3] hebben gehad. Alles overziend zal zij het smartengeld naar billijkheid begroten op een bedrag van € 1.500,-.
Tot slot is door [slachtoffer 2] een bedrag aan smartengeld gevorderd.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] tijdens zijn jeugd vele jaren door verdachte in zijn eigen huis is geslagen en getrapt met letsel tot gevolg. In deze periode is hij door verdachte onder meer ook zo hard geslagen dat hij met zijn hoofd door een bord is gegaan. Verdachte scheldt hem sinds dit incident – naast ook eerder voor “kankermongolen” – ook uit voor “eierhoofd”. Verder is [slachtoffer 2] op eerste paasdag 2015 door de twee herdershonden van verdachte gebeten. Zij hebben hem aangevallen en zijn in hem gaan hangen met bloedende wonden tot gevolg. Uit het dossier volgt dat er zelfs een stuk vlees van [slachtoffer 2] uit de bek van de hond is gekomen. Verdachte heeft hierbij alleen staan schreeuwen en helemaal niets gedaan om te helpen. [slachtoffer 2] is in het ziekenhuis aan zijn vele wonden behandeld. Inmiddels is [slachtoffer 2] hiervoor twee keer geopereerd. Een derde operatie is op korte termijn gepland. [slachtoffer 2] heeft als gevolg van dit bijtincident (veel) blijvende littekens opgelopen, die hem deze avond ook doen herbeleven.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] volgt dat hij dagelijks in angst leeft. Hij durft onder andere niet meer naar buiten. Hij is in behandeling bij een psycholoog voor onder meer ernstige en chronische traumatisering en hechtingsproblematiek. Er hebben inmiddels ongeveer tien sessies plaatsgevonden en de behandeling zal nog geruime tijd in beslag nemen. Gelet op dit voorgaande zal de rechtbank het smartengeld voor [slachtoffer 2] naar billijkheid begroten op een bedrag van € 10.000,-.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard worden in de vorderingen, nu de behandeling van dit overige deel van de vorderingen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen derhalve voor dit overige deel de vorderingen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Concluderend
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot € 4.299,69 ( [slachtoffer 1] ), € 1.500,00 ( [slachtoffer 3] ) en € 10.271,40 ( [slachtoffer 2] ) schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorderingen dienen tot deze bedrag te worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de toe te wijzen bedragen vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals dit is gevorderd.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de onderstaande data:
- reis -en parkeerkosten [slachtoffer 1] (over een bedrag van € 19,30): vanaf 6 juni 2018 (laatste kosten);
- kosten verhuizing [slachtoffer 1] (over een bedrag van € 318,45): vanaf 20 maart 2018 (betaaldatum);
- kosten zonder nut [slachtoffer 1] (over een bedrag van € 320,65): vanaf 1 april 2018;
- kosten zonder nut [slachtoffer 1] (over een bedrag van € 641,29): vanaf 1 mei 2018;
- reis -en parkeerkosten [slachtoffer 2] (over een bedrag van € 271,40): vanaf 8 juni 2018 (laatste kosten);
- smartengeld [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (over bedragen van € 3.000,-, € 1.500,- en € 10.000,-): vanaf 1 oktober 2012 (halverwege de bewezenverklaarde periode).
Proceskosten
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert tevens vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding, bestaande uit reis- en parkeerkosten in verband met het bijwonen van de zitting. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten (€ 18,26) voor toewijzing in aanmerking komen.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 38w, 57, 266, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 4 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
o dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
En voorts:
de maatregel dat de veroordeeldevoor de duur van
3 (drie) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, of zoeken met de slachtoffers die ten tijde van dit vonnis op een voor verdachte geheim adres verblijven:
- [slachtoffer 1] , geboren op [slachtoffer 3] 1976 te [slachtoffer 3] ;
- [slachtoffer 3] Michael [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2000 te [geboorteplaats 2] ;
- [slachtoffer 2] Jay [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2003 te [geboorteplaats 3] .
Beveeltdat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in 38v Sr dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 subsidiair)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 en 3 primair)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 primair tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen-van Leeuwen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. F.J.H. Hovens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2018.
BIJLAGE
Aan verdachte is, na een toegestane vordering wijziging tenlastelegging, verweten dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen voornoemde [slachtoffer 1] ,
- in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam heeft geslagen en/of gestompt;
- in/op/tegen de benen/romp, althans het lichaam heeft te geschopt en/of getrapt;
- in de keel heeft geknepen en/of deze dicht heeft geknepen (tot aan bewusteloosheid toe),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks de periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst, althans in Nederland, zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemd slachtoffer meermalen,
- in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
- in/op/tegen de benen/romp, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen;
- in de keel te knijpen en/of deze dicht te knijpen (tot aan bewusteloosheid toe);
2.
hij in of omstreeks de periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst, althans in Nederland, een of meerdere kinderen die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 3] 2000) en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 2] 2003), heeft mishandeld door genoemde kinderen meermalen
- ( met een bord) in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
- in/op/tegen de benen/romp, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen (terwijl voornoemde kinderen op de grond lagen);
- in de keel te knijpen en/of deze dicht te knijpen;
- uit te schelden met de bewoordingen "eihoofd", ""kankermongool", "vettie", "varken", "kankerautist";
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst, althans in Nederland, opzettelijk beledigend [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "eihoofd", "kankermongool", "vettie", "varken", "kankerautist", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 6 april 2015 te Elst, althans in Nederland, een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 2] 2003), heeft mishandeld door tegen hem te schreeuwen en hem te achtervolgen en een daaropvolgende agressieve aanval van die honden op het kind voort te laten duren door tegen het kind te
blijven schreeuwen, althans niet te pogen om de agressieve aanval op het kind
te doen staken, welk feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, te
weten grote bijtwonden in de rechterschouder/arm en rechterkant van de romp,
althans ontsierende littekens op het lichaam, althans zodanig lichamelijk
letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van
de ambts- of beroepsheden van deze was ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 06 april 2015 te Elst, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig herdershonden welke onder zijn opvoeding vielen heeft opgehitst tegen een kind dat onder zijn opvoeding viel, te weten [slachtoffer 2] , door tegen hem te
schreeuwen en hem te achtervolgen en een agressieve aanval van die honden op
het kind voort heeft laten duren door tegen het kind te blijven schreeuwen,
althans niet te pogen om de agressieve aanval op het kind te doen staken, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer 2] zwaar
lichamelijk letsel, te weten grote bijtwonden in rechterschouder/arm en
rechterkant van de romp heeft bekomen, althans ontsierende littekens op het lichaam althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 6 april 2015 te Elst, gemeente Overbetuwe, een of meerdere dieren, zijnde zijn hond(en), op een mens heeft aangehitst door schreeuwend met die honden in een woning achter een kind (te weten [slachtoffer 2] ) aan te rennen en/of een of meer onder zijn hoede staande hond(en), die dat kind aanvielen niet heeft teruggehouden, immers is hij, verdachte,
toen voormelde honden dat kind aanvielen en/of dat kind in de arm en/of de romp beten, tegen dat kind blijven schreeuwen en/of heeft hij, verdachte niet die honden bij dat kind weggetrokken;
4.
hij in of omstreeks de periode van 2008 tot en met juni 2017 te Elst, althans in Nederland, meermalen opzettelijk [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, door
- hen gedurende langere tijd (en met gebruik van een schuifslot) op te sluiten in hun slaapkamer en/of
- tegen hen te zeggen dat zij niet van hun kamer af mochten komen, omdat zij anders een langere of ernstiger straf zouden krijgen en/of
- hen als zij van hun slaapkamer kwamen, te slaan en/of trappen totdat zij terug gingen naar hun kamer.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in de bijlage opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017565781 gesloten op 24 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 27 (alinea 1: regel 8 en 9, alinea 2: regel 1 en 2 en alinea 5: regel 1 en 2), p. 29 (alinea 2: regel 1) en p. 30 (laatste alinea: regel 1), het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 103 (alinea 11) en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 juni 2018.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 28 (alinea 2, 3 en 4), 29 (alinea 2), p. 30 (alinea 2, 3 inzake het incident in juni 2017).
5.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 55 (alinea 12 t/m 15) en p. 56 (alinea 1).
6.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 63 (alinea 8, 10 en 11).
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 74 (alinea 6) en het proces-verbaal van aangifte, p. 27 (alinea 2: regel 3).
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 80-81.
9.Het proces-verbaal van aangifte, p. 31 (alinea 3 en 4 inzake het slaan), 32 (alinea 2 en 3 inzake het schelden en de mishandelingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ).
10.De geneeskundige verklaring, p. 41.
11.Het proces-verbaal van aangifte, p. 32 (alinea 3 inzake de mishandeling van [slachtoffer 3] ) en p. 33 (alinea 1).
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 53 t/m 55 (met uitzondering van het opsluiten en het geweld richting [slachtoffer 1] ).
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 62 (alinea 15) en 63 (alinea 9)
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 53 inzake het incident in juni 2017.
15.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 61-62 (met uitzondering van het opsluiten).
16.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 56 (alinea 9).
17.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 72 (inzake het schelden), 73 (alinea 2 en 3) en p. 74 (alinea 3, regel 1).
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 juni 2018 en de geneeskundige verklaring, p. 41.
19.De stukken van de afdeling plastische chirurgie zoals bijgevoegd bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
20.Het proces-verbaal van aangifte, p. 31 (alinea 4) en 32 (alinea 1).
21.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 62 (alinea 10 en 11).
22.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 56 (alinea 7 en 8).
23.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , p. 69 (alinea 2: regel 6 t/m 9).
24.Het proces-verbaal verhoor [getuige 1] , p. 73 (alinea 4: regel 5-6).
25.Het proces-verbaal van aangifte, p. 31 (alinea 2).
26.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 juni 2018.