ECLI:NL:RBGEL:2018:2775

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
05/880067-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gijzeling, poging tot doodslag, afpersing en bedreiging in Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van gijzeling, poging tot doodslag, afpersing en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een incident op 25 november 2014 in Arnhem, waar de verdachte en zijn mededaders de aangever zouden hebben bedreigd en mishandeld in de kelder van een koffiehuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de getuigen en de medische rapporten gaven geen sluitend bewijs dat de verdachte betrokken was bij de beschuldigingen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdediging van de verdachte niet onterecht was geschaad, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten en heeft hij de vrijspraak uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880067-15
Datum uitspraak : 9 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
15 december 2016, 9 februari 2017 en 26 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2014 in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) - zakelijk
weergegeven- die [slachtoffer] opzettelijk wederrechtelijk heeft/hebben bedreigd
en/of mishandeld door die [slachtoffer] (in de kelder van een koffiehuis)
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of voor te houden en/of
- de slede van het pistool over te halen en/of (vervolgens) het pistool op de borst, althans het lichaam, te richten en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de be(e)n(en) te slaan en/of te stompen en/of (met geschoeide voet(en)) trappen en/of te schoppen en/of
- de woorden toe te voegen: "Je mag geen aangifte doen. Als je dit wel doet dan zou [naam] wel weten wat hij zou moeten doen!" en/of "Je moet iemand bellen om geld te brengen!" en/of "Pak je portemonnee!" en/of "Als mij of mijn broer iets overkomt, wij zijn niet alleen. Zij weten dan wat zij met jou moeten doen!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
primair
hij op of omstreeks 25 november 2014 in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd hen/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt, waardoor die [slachtoffer] van zijn stoel viel en/of
- ( vervolgens) (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de be(e)n(en) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet(en)) getrapt en/of geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 november 2014 in de gemeente Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt, waardoor die [slachtoffer] van zijn stoel viel en/of
- ( vervolgens) (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de be(e)n(en) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet(en)) getrapt en/of geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 november 2014 in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) - meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan, waardoor die [slachtoffer] van zijn stoel viel en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de be(e)n(en) te slaan en/of te stompen en/of (met geschoeide voet(en)) te trappen en/of te schoppen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
3.
hij op of omstreeks 25 november 2014 in de gemeente Arnhem tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een
portemonnee en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- de slede van het pistool heeft/hebben overgehaald en/of (vervolgens) het pistool op de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] , heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, waardoor die [slachtoffer] van zijn stoel viel en/of die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de be(e)n(en) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet(en)) getrapt en/of geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toe gevoegd: "Je mag geen aangifte doen. Als je dit wel doet dan zou [naam] wel weten wat hij zou moeten doen!" en/of "Je moet iemand bellen om geld te brengen!" en/of "Pak je portemonnee!" en/of "Als mij of mijn broer iets overkomt, wij zijn niet alleen. Zij weten dan wat zij met jou moeten doen!"
en/of
hij op of omstreeks 25 november 2014 in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en/of een geldbedrag, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- de slede van het pistool heeft/hebben overgehaald en/of (vervolgens) het pistool op de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] , heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, waardoor die [slachtoffer] van zijn stoel viel en/of die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de be(e)n(en) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet(en)) getrapt en/of geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toe gevoegd: "Je mag geen aangifte doen. Als je dit wel doet dan zou [naam] wel weten wat hij zou moeten doen!" en/of "Je moet iemand bellen om geld te brengen!" en/of "Pak je portemonnee!" en/of "Als mij of mijn broer iets overkomt, wij zijn niet alleen. Zij weten dan wat zij met jou moeten doen!";
4.
hij op of omstreeks 25 november 2014 in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- de slede van het pistool heeft/hebben overgehaald en/of (vervolgens) het pistool op de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] , heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toe gevoegd: "Je mag geen aangifte doen. Als je dit wel doet dan zou [naam] wel weten wat hij zou moeten doen!" en/of "Je moet iemand bellen om geld te brengen!" en/of "Pak je portemonnee!" en/of "Als mij of mijn broer iets overkomt, wij zijn niet alleen. Zij weten dan wat zij met jou moeten doen!".

2.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat hij zich op 13 april 2015 heeft gesteld als raadsman van verdachte en heeft verzocht hem met spoed een afschrift van het dossier te verstrekken omdat op 21 april 2015 een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris zou plaatsvinden. De raadsman heeft de stukken niet ontvangen en hem werd op 21 april 2015 de toegang tot het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris geweigerd. De raadsman heeft de officier van justitie herhaaldelijk om de stukken verzocht, waarop werd geantwoord dat in verband met het opsporingsbelang geen stukken werden verstrekt en dat het
eindproces-verbaal nog niet gereed was. In een later stadium is hem door de officier van justitie verteld dat het eindproces-verbaal spoedig verstrekt zou worden maar dit is niet gebeurd. De raadsman heeft overwogen een klaagschrift in te dienen, maar heeft dat niet gedaan omdat hem was verteld dat hij de stukken spoedig zou ontvangen. Volgens de raadsman heeft hij daarnaast geen dagvaardingen voor de zittingen van 15 december 2016 en 9 februari 2017 ontvangen. Hij is uiteindelijk via de rechter-commissaris op 1 maart 2017 als raadsman toegevoegd en toen pas in het bezit gekomen van de stukken.
De raadsman was er niet van op de hoogte dat de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) op
1 december 2015 werd gehoord. Hij had daarbij aanwezig willen zijn. [slachtoffer] is hoogstwaarschijnlijk in 2017 uit Nederland vertrokken waardoor de verdediging niet in de gelegenheid is geweest hem vragen te stellen.
Volgens de raadsman is hij buiten de zaak gehouden en is verdachte onherstelbaar in zijn verdediging geschaad. Hij heeft zijn rechten niet kunnen uitoefenen en door onnodig tijdsverloop zijn de getuigen vertrokken of kunnen zij zich weinig meer herinneren.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte dermate ernstig is geschaad in zijn verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om alle bewijsmiddelen, verkregen na 13 of 21 april 2015, uit te sluiten van het bewijs omdat verdachte in zijn verdediging is belemmerd doordat hij niet in staat is gesteld bij het getuigenverhoor aanwezig te zijn.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de verhoren van getuigen in april 2015 door de
rechter-commissaris hebben plaatsgevonden vóór de aanhouding van verdachte op basis van een vordering van de officier van justitie ex artikel 181 Wetboek van Strafvordering. Voor deze verhoren hoefde de raadsman van verdachte niet in kennis gesteld te worden.
De rechtbank is verder van oordeel dat het valt te betreuren dat het openbaar ministerie niet direct heeft gereageerd op de stelbrief van de raadsman en dat er geruime tijd overheen is gegaan voordat hij de beschikking over de stukken heeft gekregen.
Dit levert echter geen dusdanig ernstig inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde op, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan dat
niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te volgen.
De rechtbank ziet evenmin reden voor bewijsuitsluiting en neemt hierbij in aanmerking dat de raadsman een klaagschrift had kunnen indienen tegen het uitblijven van de stukken en bovendien nieuwe verzoeken had kunnen doen getuigen te doen horen, hetgeen hij niet heeft gedaan. De raadsman heeft er zelf voor gekozen geen onderzoekswensen in te dienen, hoewel hij daarvoor voldoende gelegenheid heeft gehad, waardoor de mogelijkheid om bijvoorbeeld aangever opnieuw te horen, mogelijkerwijs door middel van een rechtshulpverzoek, niet is onderzocht. Bovendien is de raadsman bij de getuigenverhoren door de rechter-commissaris in 2017 en bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak aanwezig geweest.
Het verweer wordt daarom in al zijn onderdelen verworpen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 meer subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij moet worden vrijgesproken.
In het geval de rechtbank overweegt om tot een bewezenverklaring te komen, heeft de verdediging verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde aangever [slachtoffer] als getuige te horen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de stukken in het dossier en de behandeling ter terechtzitting is het volgende gebleken.
Aangever heeft – kort gezegd – verklaard dat hij op 25 november 2014 rond 8 of 9 uur ‘s avonds door verdachte en zijn broer is meegenomen naar de kelder van [naam café] in Arnhem, waar hij door hen tegen zijn zin is vastgehouden, mishandeld, bedreigd (onder meer met een pistool) en afgeperst.
Getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat hij aangever die avond naar [naam café] heeft gebracht, waar hij drie Turkse mannen heeft gezien. Ook heeft hij gezien dat aangever later op de avond bij een man in de auto stapte en in de richting van zijn woning reed. Om één uur ’s nachts heeft aangever hem opgebeld en heeft hij deze getuige verteld dat hij in het café in elkaar was geslagen en een pistool tegen zijn hoofd heeft gehad.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in [naam café] was en dat aangever vroeg hem naar het ziekenhuis te brengen. Hij heeft geen letsel of bloed bij aangever gezien. In het ziekenhuis zei aangever dat hij van de trap was gevallen. Daarna heeft hij aangever naar huis gebracht.
Getuige [getuige 3] , de eigenaar van [naam café] , heeft verklaard dat aangever regelmatig kwam kaarten in de kelder van [naam café] . Hij heeft van het personeel gehoord dat er iemand van de trap was gevallen. De getuige heeft verdachte en zijn broer nooit in de kelder zien gokken. Aangever bezorgde ook eten in de kelder van het café.
Uit het proces-verbaal analyse historische telecom gegevens blijkt dat op 25 november 2014 veelvuldig telefonisch contact is geweest tussen verdachte en aangever en dat verdachte ook vijf maal met getuige [getuige 2] heeft gebeld.
Daarnaast is gebleken dat de telefoons van verdachte en zijn broer op 25 november 2014 in de avonduren onder het bereik van de zendmasten aan de Velperweg en de Eusebiusbuitensingel in Arnhem vielen, waar ook [naam café] onder valt.
Uit de geneeskundige verklaring van de Eerste Hulp-arts blijkt dat aangever op 25 november 2014 schaafwonden op het aangezicht en op de kin had en dat sprake was van gering uitwendig bloedverlies. De geneeskundige verklaring van de huisarts vermeldt dat aangever op
26 november 2014 oppervlakkige schaafwondjes in het aangezicht had en dat sprake was van scheefstand van de neus.
Uit het luminolonderzoek volgt dat er in de kelder van [naam café] op zes plaatsen bloed is aangetroffen, dat op die plaatsen stukjes uit het tapijt zijn gesneden en zijn veiliggesteld voor nader onderzoek.
Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat er op een van die plaatsen een match is gevonden tussen het DNA-profiel van aangever en het bloed dat is aangetroffen op een stukje vloerbedekking uit de kelder van [naam café] . Ter terechtzitting heeft de officier van justitie hierover verklaard dat slechts één van de zes bebloede stukjes vloerbedekking is getest en dat is gekozen voor het stukje vloerbedekking dat zich het dichtst bij de keldertrap bevond.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier sterke aanwijzingen bevat dat aangever op
25 november 2014 in [naam café] in Arnhem is geweest. Daarnaast staat vast dat hij op enig moment in de kelder van [naam café] bloed heeft verloren. Uit de letselverklaringen blijkt dat aangever op 24 november 2014 lichte schaafwonden in het gezicht heeft opgelopen, waarbij gering bloedverlies is opgetreden. De rechtbank stelt vast dat het door artsen bij aangever geconstateerde letsel niet past bij de door hem beschreven mishandeling. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat aangever inderdaad van de keldertrap is gevallen en daarbij gewond is geraakt, wat eveneens de aanwezigheid van bloed van aangever in de buurt van de keldertrap zou kunnen verklaren. Niet kan worden vastgesteld wanneer dat is geweest.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en zijn broer zich op het door aangever genoemde tijdstip in de omgeving van [naam café] hebben bevonden.
Hoewel het procesdossier aanknopingspunten bevat voor de aangifte van [slachtoffer] , kan de rechtbank op grond van de omschreven bewijsmiddelen echter niet vaststellen dat verdachte en zijn broer die avond in [naam café] zijn geweest en daar de tenlastegelegde feiten hebben begaan. De rechtbank acht daarom geen wettig bewijs aanwezig voor hetgeen verdachte is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Gelet op het gegeven dat verdachte wordt vrijgesproken, wordt het voorwaardelijke verzoek van de raadsman tot het horen van [slachtoffer] als getuige verworpen.

4.De beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van de hem tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Welbergen (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. E. Stevens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Berk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2018.
Mr. Klep en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.