ECLI:NL:RBGEL:2018:2771

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
05/840036-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en klinische behandeling voor bedreiging, belediging, vernieling en (gekwalificeerde) diefstal

Op 19 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, belediging, diefstal en vernieling. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van verschillende slachtoffers met de dood en het stelen van goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 januari 2018 een vrouw heeft bedreigd door te dreigen haar dood te steken, en op 19 juli 2017 een man met een mes heeft bedreigd. Daarnaast heeft hij op 11 november 2017 een mobiele telefoon van een ander gestolen en op 28 november 2017 een geldbedrag van €250,- van een vriend ontvreemd door gebruik te maken van diens bankapplicatie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de heling van de telefoon, omdat deze afkomstig was van een eigen gepleegd misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische behandeling en urinecontroles. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedde. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van €750,- geëist voor immateriële schade, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de rechtsbijstand van de benadeelde partij te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840036-18 + 05/240788-17 (gev. ttz) + 05/171667-16 (gev. ttz) + 05/065870-15 (TUL) + 05/067620-16 (TUL)
Datum uitspraak : 19 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere
raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 05/840036-18
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je dood" en/of "Ik steek je verrot", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2017 te Nijmegen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (dreigens) een mes in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik
steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Arnhem uit een woning (gelegen aan
[adres 2] ) een mobiele telefoon ( [merk 1] ), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Arnhem, een goed te weten een mobiele telefoon ( [merk 1] ) heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Arnhem
opzettelijk [slachtoffer 1] , in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling, heeft beledigd door hem/haar/hun één of meerdere malen de woorden
toe te voegen: "Hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking.
In de zaak met parketnummer 05/240788-17
hij op of omstreeks 28 november 2017 te Rheden
een geldbedrag van Euro 250,00, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg
te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel, door met de applicatie van de ING bank op de telefoon van die [slachtoffer 4]
geld over te maken naar bankrekeningnummer [X] (ten name van
[verdachte] ).
In de zaak met parketnummer 05/71667-16
hij op of omstreeks 9 maart 2016 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn opzettelijk
en wederrechtelijk een of meerdere auto's (te weten een [merk 2] ,
kenteken [kentekennummer] en/of een [merk 3] , kenteken [kentekennummer] en/of een
[merk 4] , kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

In de zaak met parketnummer 05/840036-18 [1]
Feit 1 en 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 17-18;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 29-30;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van [slachtoffer 3] , p. 45-46;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 4
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde heling van de telefoon. Verdachte heeft bekend de telefoon te hebben gestolen. Een goed dat afkomstig is van een eigen gepleegd misdrijf valt niet onder artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (heling). Verdachte zal dan ook van het onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 05/240788-17 [2]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 12;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
In de zaak met parketnummer 05/171667-16 [3]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 16;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 19;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , namens [slachtoffer 6] , p. 22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/840036-18 onder 1, 2, 3 en 5 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/240788-17 en 05/171667-16 heeft begaan, te weten dat:
In de zaak met parketnummer 05/840036-18
1.
hij op
of omstreeks10 januari 2018 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je dood" en/of "Ik steek je verrot",
althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks19 juli 2017 te Nijmegen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door (dreigend) een mes in de richting van die [slachtoffer 2] te houden en
/of (daarbij)die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik
steek je kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks11 november 2017 te Arnhem uit een woning (gelegen aan
[adres 2] ) een mobiele telefoon ( [merk 1] ),
in elk geval enig
goed, dat geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op
of omstreeks10 januari 2018 te Arnhem
opzettelijk [slachtoffer 1] , in
zijn/haar
/huntegenwoordigheid,
mondeling, heeft beledigd door
hem/haar
/hun één of meerdere malende woorden
toe te voegen: "Hoer",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking.
In de zaak met parketnummer 05/240788-17
hij op
of omstreeks28 november 2017 te Rheden
een geldbedrag van Euro 250,00, i
n elk geval enig geldbedrag, dat geheel of
ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg
te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel, door met de applicatie van de ING bank op de telefoon van die [slachtoffer 4]
geld over te maken naar bankrekeningnummer [X] (ten name van
[verdachte] ).
In de zaak met parketnummer 05/71667-16
hij op
of omstreeks9 maart 2016 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn opzettelijk
en wederrechtelijk
een ofmeerdere auto's (te weten een [merk 2] ,
kenteken [kentekennummer] en
/ofeen [merk 3] , kenteken [kentekennummer] en
/ofeen
[merk 4] , kenteken [kentekennummer] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan [slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 05/840036-18:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 3:
diefstal
Ten aanzien van feit 5:
eenvoudige belediging
In de zaak met parketnummer 05/240788-17:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
In de zaak met parketnummer 05/71667-16:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/840036-18 onder 1, 2, 3 en 5 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 05/240788-17 en 05/171667-16 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een opname in een zorginstelling met een klinische behandeling en urinecontroles, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling in plaats van een klinische behandeling. Verdachte heeft aangegeven geen klinische behandeling te willen en daaraan geen medewerking te willen verlenen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 april 2018;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 3 november 2016, 8 mei 2018, 9 april 2018 en 23 mei 2018;
- een rapport van drs. [naam 2] , psycholoog, gedateerd 4 april 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten. Verdachte heeft een man en een vrouw bedreigd met de dood en de vrouw daarnaast ook nog beledigd. De bedreiging heeft op de vrouw een enorme impact gehad omdat zij jarenlang in oorlogsgebied heeft geleefd. Daarnaast heeft verdachte van een vriend van hem geld gestolen door via de telefoon van die vriend geld naar zichzelf over te maken. Tevens heeft verdachte van een vrouw een telefoon gestolen. Verdachte heeft bij de vrouw aangebeld en is naar binnen gegaan. Verdachte heeft daar even met de bewoners gepraat en zelfs eten van hen gekregen. Toen de man en de vrouw even weg waren, heeft verdachte een telefoon gepakt en meegenomen. Verdachte heeft daarbij alleen gehandeld vanuit zijn geldelijk gewin, zonder maar op enig moment stil te staan bij de gevolgen voor anderen. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen mensen. Tot slot heeft verdachte drie auto’s vernield.
Verdachte is al eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Bovendien liep verdachte in een proeftijd. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen.
De rechtbank houdt daarnaast ook rekening met de over verdachte opgestelde rapporten. In het rapport van de psycholoog is te lezen dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau, heeft reactieve hechtingsstoornis waardoor hij acting out/norm overschrijdend gedragsproblemen laat zien en vermoedelijk kampt verdachte met de gevolgen van ADHD. Daarnaast is ook sprake van een lichte stoornis in de vorm van cannabisgebruik dat thans is vroege remissie is door gereguleerde omgeving. Deze stoornissen waren volgens de psycholoog ook aanwezig ten tijde ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes.
De identiteits- en gewetensontwikkeling van verdachte zijn nog onrijp en gebrekkig ontwikkeld. Daardoor heeft verdachte problemen op gebied van emotieregulatie, sociale en copingsvaardigheden. Vanwege de chronische complexe problematiek en chronische overprikkeling en overvraging de afgelopen twee jaren, is aannemelijk dat verdachte zijn handelingsalternatieven onvoldoende overzag, zijn emoties onvoldoende kon reguleren, zijn copingvaardigheden tekort schoten en hij vermoedelijk vanuit impuls reageerde. De psycholoog adviseert om de feiten verdachte in verminderde mate aan te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie uit de rapportage over en houdt daarmee rekening dat het feit verdachte in verminderde mate kan worden aangerekend.
De psycholoog heeft aangegeven dat het recidive risico hoog is. Verdachte dient intensief behandeld en begeleid te worden. Een behandeling in een open instelling is daarvoor ontoereikend. De psycholoog heeft dan ook een klinische behandeling geadviseerd.
De reclassering heeft in november 2016 gelet op verdachtes problematiek geadviseerd om aan verdachte een ambulante behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde. In mei 2018 heeft de reclassering gerapporteerd dat het toezicht in het kader van de schorsingsvoorwaarden vroegtijdig is beëindigd omdat verdachte zich niet telefonisch heeft gemeld en niet aanwezig was op afspraken bij de Reclassering. Daarnaast kwam verdachte zijn afspraken bij Stichting [naam 3] niet na en was hij onder invloed van alcohol en drugs. De reclassering heeft dan ook geadviseerd om aan verdachte op te leggen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een klinische behandeling en urinecontroles. Verdachte is op 9 april 2018 aangemeld bij het [naam 4] . Op 11 april 2018 is een indicatiestelling afgegeven. Verdachte is aangemeld en geaccepteerd door Stichting [naam 5] . Een exacte plaatsingsdatum is nog niet bekend.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank is zal daarbij een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte behandeld wordt voor zijn problematiek. Ondanks dat verdachte heeft aangegeven geen klinische behandeling te willen, zal de rechtbank een klinische behandeling opleggen als bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht het van belang dat verdachte behandeld wordt en gelet op de rapporten van de psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat dit enkel mogelijk is in het kader van een klinische opname. Verdachte heeft verklaard – door zijn verblijf in de PI – niet meer aan drugs verslaafd te zijn en dat hij daardoor in staat is om zich ambulant te laten behandelen. De rechtbank heeft daar echter geen vertrouwen in. Verdachte heeft in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis de kans gekregen om zich ambulant te laten behandelen en begeleiden en verdachte heeft zich daarbij niet gehouden aan de voorwaarden en weer strafbare feiten gepleegd. Verdachte heeft geen woonruimte of dagbesteding. De rechtbank is dan ook van oordeel dat enkel een klinische behandeling een kans van slagen heeft. Verdachte heeft aangegeven niet aan deze behandeling mee te willen werken. De rechtbank hoopt dat verdachte deze kans aangrijpt en zo zijn leven weer op de rit kan krijgen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een opname in een zorginstelling voor de duur van de proeftijd en urinecontroles.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 5 bewezenverklaarde feit in de zaak met parketnummer 05/840036-18. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.849,42.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de advocaatkosten (materiële schade) toe te wijzen. Ten aanzien van hoogte de immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich gerefereerd naar aan oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat advocaatkosten worden berekend aan de hand van het liquidatietarief waardoor enkel een bedrag van € 416,- kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd van de advocaatkosten. Dit zijn echter geen kosten die rechtstreeks door het strafbare feit zijn veroorzaakt. Deze kosten zullen dan ook worden behandeld in het kader van ‘proceskosten’.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek onder andere recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of indien de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank begrijpt dat de bedreiging en belediging zeer veel impact heeft gehad op de benadeelde partij. Met name nu de benadeelde partij zelf jarenlang in oorlog en in doodsangst heeft geleefd. De benadeelde partij heeft aangeven dat deze bedreiging daarom zeer veel angst en paniek voor haar heeft veroorzaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij in haar eer in en goede naam is geschaad en op andere wijze in de persoon is aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal een smartengeld van € 750,- worden toegekend. De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 januari 2018.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert een vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Bij de bepaling van de hoogte van deze kosten dient te worden aangesloten bij het liquidatietarief in kantonzaken indien de vordering beneden de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter blijft. De hoofdsom van de toegewezen vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, betreft een bedrag tussen de € 500,- en € 1.250 waardoor een tarief van € 100,- per punt geldt. Gezien de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering (1 punt) en de mondelinge toelichting ter terechtzitting (1 punt), komt daarmee de hoogte van de vergoeding van de kosten van de rechtsbijstand op een bedrag van € 200,-.
De rechtbank zal dit bedrag toekennen en het verzoek voor het overige afwijzen.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de ter griffie van deze rechtbank op 24 april 2018 ontvangen vorderingen van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland in de zaak met de parketnummers 05/065870-15 en 05/067620-16.
05/065870-15
In de zaak met parketnummer 05/065870-15 is verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 5 oktober 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 3 jaren.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter Gelderland te Zutphen op 5 oktober 2016, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
05/067620-16
In de zaak met parketnummer 05/067620-16 is verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 22 augustus 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren.
Nu deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf reeds ten uitvoer is gelegd bij een vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 23 januari 2018, zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 266, 285, 350 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 05/840036-18 onder 4 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 48 uur na het onherroepelijk worden van het vonnis tussen 9.00 uur en 12.00 uur telefonisch (088-8041504) zal melden bij de Reclassering, en zich zal blijven melden bij deze instelling zolang en zo frequent de instelling dat noodzakelijk acht en zich daarbij houdt aan de aanwijzingen die de instelling hem geeft;
- medewerking zal verlenen urinecontroles, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich voor de duur van maximaal 24 (vierentwintig) maanden of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, zal laten opnemen in Stichting [naam 5] of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het DIZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1] , te betalen € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden vooralsnog begroot op € 200,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze betreft € 250 (tweehonderdvijftig euro)
  • Wijst de vordering van de benadeelde voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
 Gelast de
tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) wekenvoorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter Gelderland, locatie Zutphen op 5 oktober 2016, onder parketnummer
05/065870-15.
 Verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van politierechter Gelderland te Zutphen van 22 augustus 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, onder parketnummer 05/067620-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. E. Stevens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juni 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Arnhem-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018017275, gesloten op 11 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam IJsselwaarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017548485, gesloten op 29 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016119640, gesloten op 10 maart 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.