ECLI:NL:RBGEL:2018:2663

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
05/004851-17 en 05/171718-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex art. 591a Wetboek van Strafvordering in gevoegde strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die was veroordeeld in een gevoegde strafzaak, verzocht om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 2.976,27. De behandeling van het verzoekschrift vond plaats op 6 juni 2018 in openbare raadkamer, waar de advocaat van de verzoeker en de officier van justitie, mr. M. Haan, aanwezig waren. De verzoeker was echter niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

De officier van justitie concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, omdat de gevoegde strafzaak tegen de verzoeker niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De advocaat van de verzoeker verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin wel een schadevergoeding was toegewezen in een vergelijkbare zaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Hoge Raad in zijn jurisprudentie duidelijk heeft gemaakt dat de term 'zaak' in dit geval niet kan worden opgevat als beëindigd zonder straf of maatregel, aangezien de verzoeker voor een van de feiten was veroordeeld.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot schadevergoeding, omdat de gevoegde behandeling ter terechtzitting niet heeft geleid tot een uitspraak zonder oplegging van straf. De beslissing werd genomen door de meervoudige militaire raadkamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken in openbare raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/004851-17 en 05/171718-17
Rechtbanknummer : 18/2371
Beschikking van de meervoudige militaire raadkamer naar aanleiding van het op 19 maart 2018 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift ex 591a van het Wetboek van Strafvordering, van:

naam: [verzoeker] , hierna: verzoeker,

geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
,
woonplaats kiezende te Assen aan de Stationsstraat 29a, ten kantore van zijn advocaat mr. R.P. Eefting.

De behandeling in raadkamer

Het verzoekschrift is op 6 juni 2018 in openbare raadkamer behandeld.
Aldaar zijn gehoord de advocaat van verzoeker voornoemd en de officier van justitie mr. M. Haan.
Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

De standpunten

Het verzoekschrift strekt tot vergoeding van de kosten wegens rechtsbijstand ad € 2.976,27, alsmede de forfaitaire kosten voor het indienen en behandelen van het onderhavige verzoekschrift.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker nu de (gevoegde) strafzaak tegen verzoeker niet is geëindigd zonder oplegging van straf- en/of maatregel.
De advocaat heeft ter zitting, in reactie op het standpunt van de officier van justitie, het volgende aangevoerd.
De rechtbank Leeuwarden heeft op 2 oktober 2017 wel een vergoeding toegewezen wegens kosten rechtsbijstand in een gevoegde strafzaak die om die reden vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. Gelet op deze omstandigheden persisteert de advocaat namens verzoeker bij het verzoek.

De ontvankelijkheid

Indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan aan verzoeker een vergoeding worden toegekend voor schade bestaande in de kosten rechtsbijstand van een advocaat. [1]
Onder “de zaak” moet volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sedert in elk geval 1989 worden verstaan: al datgene waarop het rechtsgeding betrekking had. [2]
De term “zaak” heeft, nu er sprake was van een onderzoek ter terechtzitting, dezelfde betekenis als in artikel 258 lid 1 Wetboek van Strafvordering, met dien verstande dat na de inleidende dagvaarding de grenzen nadien nader kunnen worden bepaald door wijziging en/of voeging onderscheidenlijk splitsing. Indien meer feiten op de dagvaarding staan, dan vormen die feiten “de zaak”, ook al bestaat tussen die feiten onderling geen verband. Wanneer verdachte voor één feit is veroordeeld, is verzoeker niet van de gehele tenlastelegging vrijgesproken en derhalve niet-ontvankelijk.
Uit het stempelvonnis d.d. 25 januari 2018 blijkt dat de feiten vermeld op de dagvaardingen met parketnummers 05/004851-17 en 05/171718-17 ter terechtzitting gevoegd zijn behandeld. De militaire politierechter heeft verzoeker voor het feit vermeld op de dagvaarding met parketnummer 05/171718-17 vrijgesproken, maar heeft verzoeker veroordeeld voor het feit vermeld op de dagvaarding met parketnummer 05/004851-17.
Nu sprake was een gevoegde behandeling ter terechtzitting, is “de zaak” zoals hiervoor overwogen, niet geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Dat de rechtbank Leeuwarden in de door de advocaat genoemde zaak kennelijk afwijkend van bestendige rechtspraak heeft beslist, maakt dit niet anders. Immers, de lijn van de Hoge Raad in dezen is duidelijk en bepalend.

De beslissing

De meervoudige militaire raadkamer:
verklaartverzoeker niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. P.C. Quak, voorzitter, en mr. J.B.J. Driessen, rechters, alsmede kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van 13 juni 2018.

Voetnoten

1.Artikel 591a Wetboek van Strafvordering
2.Bijvoorbeeld HR 14 november 1989, NJ 1990/274 en HR 8 mei 2001, NJ 2001/509; zie ook het jaarverslag 2005-2006 van de Hoge Raad