ECLI:NL:RBGEL:2018:2618

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
C/05/337639 / JE RK 18-639
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige door de kinderrechter

Op 29 mei 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De zaak is gestart met een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Gelderland, om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], woont sinds begin [jaartal] bij zijn opa en oma, die als pleegouders fungeren. Tijdens de zitting waren de moeder van de minderjarige, de opa en oma, hun advocaat mr. G.C. van Oussoren, en verschillende hulpverleners aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder het gezag over de minderjarige heeft en dat er zorgen zijn over de opvoeding door de opa en oma. De Raad heeft aangegeven dat de minderjarige in een gezinshuis moet worden geplaatst, omdat er zorgen zijn over de opvoedingssituatie en de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de hulpverleners serieus genomen en besloten dat de minderjarige voorlopig onder toezicht wordt gesteld en uit huis geplaatst in een gezinshuis. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct effect heeft, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de minderjarige in het verleden al veel heeft meegemaakt en dat er extra zorg nodig is. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er spanningen zijn binnen de familie, wat de situatie voor de minderjarige bemoeilijkt. De beslissing van de kinderrechter is genomen met het oog op het welzijn van de minderjarige, die in een veilige en ondersteunende omgeving moet kunnen opgroeien.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

De kinderrechter van het team Jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
zaakgegevens : C/05/337639 / JE RK 18-639
datum uitspraak: 29 mei 2018
verslag van de mondelinge uitspraak voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing door de kinderrechter

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

Regio Gelderland, locatie Arnhem,
die de kinderrechter hierna ook noemt: de Raad,
over

[minderjarige] [achternaam] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .

Belanghebbenden in deze zaak zijn:
[naam] ,de moeder van [minderjarige] ,
die woont in [woonplaats] ,
[naam] ,de opa en oma (moederszijde) van [minderjarige] ,
die ook wonen in [woonplaats] .

Het verloop van deze zaak

Deze zaak is begonnen met het verzoek met bijlagen van de Raad van 24 mei 2018, bij de griffie van de rechtbank binnengekomen op 24 mei 2018 (per e-mail) en daarna nog per post.
De kinderrechter heeft in deze zaak daarna op 29 mei 2018 een zitting gehouden, zonder publiek. Nadat de kinderrechter zich even heeft teruggetrokken om na te denken, heeft hij meteen mondeling een beslissing genomen en die aan iedereen die aanwezig was, verteld. Dit is het verslag hiervan.
Tijdens de zitting hebben de volgende personen iets gezegd:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart van de anderen heeft gepraat met de kinderrechter. Juffrouw [naam] van de [school] te [vestigingsplaats] was daar bij om [minderjarige] te ondersteunen,
- de moeder van [minderjarige] ,
- opa en oma, samen met mr. G.C. van Oussoren, hun advocaat uit Nijkerk,
- mw. M. Ingels, die werkt bij William Schrikker Pleegzorg,
- mw. C. van de Groep, die werkt als gezinsbegeleidster bij ’s Heerenloo en opa en oma ondersteunt in de opvoeding,
- mw. R. Versteeg, die werkt als opvoedondersteuner van de moeder bij ’s Heerenloo,
- iemand van de Raad,
- iemand van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd in Amsterdam.
Verder was nog aanwezig, maar zij heeft niets gezegd:
- mw. M. van Stoffelen, die werkt als gezinsbegeleidster bij Lindenhout.

De beoordeling

De moeder heeft het gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont sinds begin [jaartal] bij zijn opa en oma, zijn pleegouders.
De Raad heeft de kinderrechter gevraagd om [minderjarige] voorlopig drie maanden onder toezicht te stellen. Ook wil de Raad dat [minderjarige] in een gezinshuis gaat wonen, in ieder geval zo lang als [minderjarige] onder toezicht staat. In het verzoek en tijdens de zitting heeft de Raad uitgelegd waarom de Raad vindt dat [minderjarige] onder toezicht moet worden gesteld en waarom hij in een gezinshuis moet gaan wonen. Omdat er nog geen plaats voor [minderjarige] is in een gezinshuis van ’s Heerenloo, vindt de Raad het nodig dat [minderjarige] eerst tijdelijk ergens anders gaat wonen, namelijk op een crisisplek van ’s Heerenloo.
De moeder heeft aan de kinderrechter verteld dat zij het ermee eens is dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld. Ook vindt zij dat [minderjarige] niet meer bij opa en oma kan wonen.
Opa en oma en hun advocaat zijn het er ook mee eens dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld. Zij willen alleen niet dat [minderjarige] in een gezinshuis gaat wonen. Opa en oma willen graag zelf voor [minderjarige] blijven zorgen en willen dus dat [minderjarige] bij hen blijft wonen.
Voorlopige ondertoezichtstelling
Oma en opa en ook moeder zijn het ermee eens dat [minderjarige] voorlopig onder toezicht wordt gesteld. De kinderrechter ziet ook dat er in het leven van [minderjarige] veel dingen spelen die (nog) niet helemaal goed gaan (De kinderrechter zal dat hieronder verder uitleggen). De kinderrechter zal daarom beslissen dat [minderjarige] voor drie maanden voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
Machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter vindt ook dat [minderjarige] niet meer bij zijn opa en oma kan wonen, en dat [minderjarige] in een gezinshuis beter op zijn plek is. De kinderrechter heeft voor deze beslissing een aantal redenen, die de kinderrechter hieronder zal noemen.
[minderjarige] heeft in zijn leven al heel veel meegemaakt, vooral toen hij nog jong was en bij zijn moeder woonde. De kinderrechter heeft gelezen dat [minderjarige] vroeger thuis ‘klappen heeft gehad’ en dat hij ook heeft gezien dat dit met zijn moeder gebeurde. Zoals iedereen zich kan voorstellen, heeft [minderjarige] aan die ervaringen wel wat overgehouden. [minderjarige] is onderzocht door mensen die hier verstand van hebben. Zij hebben opgeschreven dat wat er met [minderjarige] aan de hand is lijkt op ADHD en ODD, dat [minderjarige] een ‘reactieve hechtingsstoornis’ heeft en een ernstig trauma. Natuurlijk kan [minderjarige] daar zelf niets aan doen en dat is ook allemaal niet zijn schuld. De kinderrechter vindt alleen wel dat de mensen die [minderjarige] (verder) gaan opvoeden, extra goed met zijn problemen moeten kunnen omgaan. Dat is nu nog veel belangrijker omdat [minderjarige] bijna in de puberteit komt. Die mensen die hem hierbij extra goed kunnen helpen, zijn er voor [minderjarige] in een gezinshuis.
Vanaf begin [jaartal] is [minderjarige] bij opa en oma gaan wonen. De kinderrechter heeft gezien dat zij heel erg hun best hebben gedaan en dat zij veel van [minderjarige] houden. De kinderrechter vindt alleen dat het nu niet meer gaat om goed voor [minderjarige] te zorgen. Opa en oma hebben altijd heel veel hulp gekregen bij de opvoeding van [minderjarige] , bijvoorbeeld van William Schrikker Pleegzorg en van ’s Heerenloo. Ook hoeven opa en oma niet altijd voor [minderjarige] te zorgen; hij gaat namelijk twee weekenden per maand uit logeren en vier keer per week uit school naar de zorgboerderij. Hier eet hij twee keer per week ’s avonds. [minderjarige] heeft al eerder onder toezicht gestaan, van eind [jaartal] tot juni [jaartal] . Ook toen al maakten de pleegzorgbegeleiders zich grote zorgen of opa en oma [minderjarige] wel goed konden opvoeden. De pleegzorgbegeleiders hebben opgeschreven dat dit nu echt niet meer gaat en zij oma en opa niet verder kunnen begeleiden. Aan de ene kant komt dit doordat [minderjarige] meer zorg nodig heeft dan andere kinderen en omdat hij in de puberteit komt. Aan de andere kant komt dit doordat het opa en oma niet goed genoeg lukt om de tips, die zij al vanaf [jaartal] krijgen over de opvoeding van [minderjarige] , ook echt te gebruiken. Ook ziet de pleegzorgbegeleiding dat [minderjarige] opa en oma af en toe ‘de baas is’ en zij hem, om dan maar geen ruzie te hoeven maken, te veel zijn zin geven. Als de pleegzorgbegeleiders dit allemaal met opa en oma willen bespreken, dan lukt dat niet goed. Ook [minderjarige] zelf heeft tegen de kinderrechter gezegd dat het niet zo goed gaat en hij niet altijd luistert naar opa en oma.
Al deze moeilijkheden zorgen ook voor spanningen tussen de familieleden van [minderjarige] . Bijvoorbeeld tussen de moeder van [minderjarige] en opa en oma, maar ook tussen andere familieleden die een mening over hebben hoe het met [minderjarige] gaat. Dit is erger geworden sinds de moeder van [minderjarige] in de familie heeft gezegd dat zij het ermee eens is dat [minderjarige] in een gezinshuis gaat wonen. [minderjarige] heeft ook een aantal van de ruzies hierover in zijn familie meegemaakt. Hij heeft tegen de kinderrechter gezegd dat het niet goed gaat tussen de grote mensen en dat dat is omdat zijn opa en oma ruzie hebben met zijn moeder over hem. De kinderrechter heeft tijdens de zitting van oma ook begrepen dat [minderjarige] tegen haar heeft gezegd dat het ‘allemaal niet haar schuld is’. De kinderrechter merkt door dit alles dat [minderjarige] met dingen bezig is waar een kind zich eigenlijk niet mee moet bezighouden. De kinderrechter maakt zich hierover dan ook zorgen.
Om al deze redenen vindt de kinderrechter het nodig dat [minderjarige] in een gezinshuis gaat wonen en niet meer bij opa en oma, ook als hij daarvoor tijdelijk op een andere groep moet zijn. De kinderrechter vindt dat [minderjarige] niet per vandaag uit huis geplaatst hoeft te worden, maar wel dat het niet te lang moet duren voordat [minderjarige] bij opa en oma uit huis gaat. Dat is ook de reden dat de kinderrechter zal beslissen dat zijn beslissingen directe werking zullen hebben, ook als iemand het er niet mee eens is en hoger beroep instelt.
De kinderrechter zal daarom beslissen zoals de Raad aan hem heeft gevraagd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd in Amsterdam, vanaf [datum] tot [datum] ;
plaatst [minderjarige] uit huis in een gezinshuis, vanaf [datum] tot [datum] ;
verklaart deze twee beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing heeft mr. M. Rietveld, de kinderrechter, op 29 mei 2018 in het openbaar uitgesproken, waarbij M.L. Waanders als griffier aanwezig was.
Hoger beroep tegen deze uitspraak kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de uitspraak aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden