ECLI:NL:RBGEL:2018:2600

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
05/720037-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en mishandeling met ontoerekeningsvatbaarheid

Op 13 juni 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 18 januari 2018 in Wageningen, waar de verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, betrokken raakte bij een vechtpartij met twee medestudenten. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan slachtoffer 1 met een kam, en dat hij ook slachtoffer 2 had mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, tijdens de vechtpartij, slachtoffer 1 in het oog heeft gestoken met de kam, wat leidde tot een scheur in het bindvlies van het oog van het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde en dat hij de kam in zijn hand had, maar niet de intentie had om te verwonden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie en verwierp het verweer van de verdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, waardoor hij niet volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan slachtoffer 1, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720037-18
Datum uitspraak : 13 juni 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Colombia),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande.
Raadsman: mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2018, in de gemeente Wageningen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal en/of meerma(a)l(en) met een (klap)mes(je) en/of een schroevendraaier en/of (de achterkant van) een kam, althans enig scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of in de buurt van een oog en/of de ogen heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 januari 2018, in de gemeente Wageningen, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal en/of meerma(a)l(en) met een (klap)mes(je) en/of een schroevendraaier en/of (de achterkant van) een kam, althans enig scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of in de buurt van een oog en/of de ogen te steken en/of te prikken;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2018, in de gemeente Wageningen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] eenmaal en/of meerma(a)l(en) (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het gezicht/ en/of het gelaat, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Volgens de officier van justitie komt verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toe.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Niet kan worden bewezen dat verdachte aangever met een kam in het oog heeft gestoken. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt, zodat hij om die reden moet worden vrijgesproken. Meer subsidiair kan volgens de verdediging enkel de eenvoudige mishandeling worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat er op 18 januari 2018 in het Forumgebouw van de Universiteit Wageningen een vechtpartij heeft plaatsgevonden, waarbij aangever [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen aan zijn oog, bestaande uit een scheur in het bindvlies van zijn rechteroog. [2]
Toegepaste geweld
Aangever [slachtoffer 1] , medestudent van verdachte, heeft verklaard dat hij verdachte sleutels had geleend van zijn kamer. Verdachte had deze sleutels nog niet teruggegeven en [slachtoffer 1] sprak verdachte hier op 18 januari 2018 op de campus van de universiteit Wageningen op aan. Verdachte reageerde vervolgens heel raar. Hij maakte mystieke bewegingen en een soort dans met een kam in zijn hand. Vervolgens pakte verdachte [slachtoffer 1] heel hard bij zijn kraag, waarop [slachtoffer 1] verdachte probeerde te kalmeren. Op dat moment stak verdachte hem met de kam in zijn rechteroog. Volgens [slachtoffer 1] ging verdachte recht op het oog af met de kam. Op dat moment kwam er een andere man aan. Deze man werd uiteindelijk ook door verdachte gestoken. [slachtoffer 1] was aan het bloeden en had veel pijn. [3] [slachtoffer 1] heeft aan het incident een scheur in het bindvlies van zijn rechteroog opgelopen, waarvoor een hersteloperatie noodzakelijk was. [4]
Getuige [slachtoffer 2] , wetenschapsdirecteur aan de Wageningen Universiteit, heeft verklaard dat hij op 18 januari 2018 rond 10.50 uur naar buiten liep. Hij zag bij de draaideur twee jongens met elkaar stoeien. Hij zag dat één van de jongens iets zwarts in zijn hand had en dat hij er op een dreigende manier mee stond. Hij zag dat de jongen de andere jongen om zijn nek vast had en de hand met het zwarte ding had opgeheven. [slachtoffer 2] probeerde tussenbeide te komen. Het volgende moment had hij een enorme oplawaai te pakken van de jongen met het zwarte ding in zijn hand. [slachtoffer 2] weet niet wat het zwarte ding was. Het was in ieder geval geen telefoon. [5]
Getuige [getuige 2] , studente aan de Wageningen Universiteit, heeft verklaard dat zij op 18 januari 2018 omstreeks 10.50 uur in het Forumgebouw van de universiteit aanwezig was. Zij zag twee jongens bij het podium staan. Eén van de jongens maakte een kungfu-achtige beweging. Zij zag dat er onenigheid was en dat één van de jongens aan het slaan en stompen was. [6]
Getuige [getuige 1] , studente aan de Wageningen Universiteit, heeft verklaard dat zij op 18 januari 2018 tussen 10.30 en 10.45 uur aanwezig was in het Forumgebouw. Zij zag drie mannen de hal binnenkomen. Eén van de mannen droeg een pak. De twee andere mannen, vermoedelijk van Zuid-Amerikaanse afkomst, droegen vrijetijdskleding. Zij zag dat er een handgemeen was tussen deze mannen. [7]
De camerabeelden van (een deel van) het incident zijn ter terechtzitting getoond. De rechtbank stelt vast dat hetgeen op de beelden is te zien, overeenkomt met hetgeen beschreven is door verbalisant [verbalisant] . Zij beschrijft dat zij op de beelden een worsteling ziet tussen drie mannen en dat zij verdachte herkent. [8]
Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij een kam in zijn hand heeft gehad en dat het zou kunnen dat hij het slachtoffer met die kam in het oog heeft geraakt. Het was echter niet zijn bedoeling om het slachtoffer te verwonden. [9]
(Voorwaardelijk) opzet
Het is een feit van algemene bekendheid dat het oog een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Door iemand in het oog te steken, is de kans aanmerkelijk dat diegene als gevolg hiervan blind raakt. Hierbij merkt de rechtbank op dat niet enkel het achteraf vastgestelde letsel aangeeft of sprake is van een aanmerkelijke kans, maar dat dit moet worden beoordeeld aan de hand van de aard van de gedragingen en algemene ervaringsregels. Verdachte heeft het slachtoffer met een kam in het oog gestoken, op 3 millimeter afstand van de pupil. Het handelen van verdachte was zeer gevaarlijk en het letsel had mogelijk heel anders kunnen uitvallen als verdachte aangever net op een andere plek had geraakt of als de snee net iets dieper was geweest. Door op een dergelijke wijze te handelen, was de kans naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Door ondanks de wetenschap dat het oog een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, met een kam in het oog te steken, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Noodweer
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem vasthield en hem vervolgens duwde. Verdachte voelde zich hierdoor bedreigd en wilde zich losrukken. Daarbij heeft hij [slachtoffer 1] geraakt.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet ten eerste sprake zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast moet sprake zijn van een geboden en noodzakelijke verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit niets dat verdachte is aangevallen door [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat sprake was van een noodweersituatie en dat verdachte zichzelf moest verdedigen. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 27;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2018.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks18 januari 2018, in de gemeente Wageningen,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal
en/of meerma(a)l(en)met
(klap)mes(je) en/of een schroevendraaier en/of (de achterkant van)een kam,
althans enig scherp en/of puntig voorwerpin het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/ofin
de buurt vaneen oog
en/of de ogenheeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks18 januari 2018, in de gemeente Wageningen,
althans in
Nederland,[slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] eenmaal
en/of
meerma(a)l(en) (met kracht
)tegen
/op het hoofd en/ofhet gezicht
/ en/of het
gelaat, althans het lichaam, te slaan
en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van feit 2
Putatief noodweer
Door de verdediging is een beroep gedaan op putatief noodweer. Daartoe is aangevoerd dat verdachte gerechtvaardigd in de veronderstelling verkeerde dat aangever [slachtoffer 2] hem wilde aanvallen. Daarop heeft verdachte [slachtoffer 2] in het gezicht geslagen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Op basis van het dossier, hetgeen ter terechtzitting is besproken en de camerabeelden van het incident, die ter terechtzitting zijn getoond, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er een omstandigheid was die de verdachte redelijkerwijs aanleiding kon geven te veronderstellen dat hij dreigde te worden aangevallen. Slachtoffer [slachtoffer 2] wilde, nadat hij zag dat verdachte de andere jongen vasthad, tussen beide komen. Het volgende moment werd hij geslagen door verdachte.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Toerekeningsvatbaarheid
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, overeenkomstig het advies van de deskundige, volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden geacht en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot verdachte is een Pro Justitia rapportage opgemaakt door dr. [naam] , psychiater/psychoanalyticus, gedateerd 24 mei 2018. Psychiater [naam] (verder: [naam] ) heeft zijn advies mede gebaseerd op informatie van een psychiater uit Colombia waarmee verdachte in Colombia in totaal drie maal heeft gesproken.
[naam] is bij zijn onderzoek uitgegaan van een tweetal hypotheses. De eerste hypothese is dat de druk die gepaard ging met het afronden van de scriptie van verdachte, de financiële stress en zijn angst voor een lichamelijke ziekte heeft geleid tot een psychotische doorbraak. De tweede hypothese, dat de psychose is uitgelokt door een combinatie van stress en het gebruik van een middel, kan niet worden aangetoond noch worden uitgesloten.
Volgens [naam] was er bij verdachte voorafgaand en ten tijde van hetgeen hem ten laste wordt gelegd sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een kortdurende paranoïde psychose met wanen en gedesoriënteerd gedrag. Deze stoornis heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. [naam] adviseert om verdachte het hem ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank merkt daarover het volgende op.
Volgens verdachte zouden middelen geen rol hebben gespeeld voorafgaande aan en rond het hem ten laste gelegde.
Opmerkelijk is echter dat volgens aangever [slachtoffer 1] verdachte al langere tijd drugs gebruikte, voornamelijk cocaïne, en alcohol, al dan niet gecombineerd met elkaar. De laatste tijd werd het drugsgebruik erger en begon verdachte zichzelf te verwaarlozen.
Daarnaast heeft getuige [getuige 3] , de begeleider van verdachte op de Universiteit Wageningen, verklaard dat verdachte op 17 januari 2018, na een afwezigheid van enkele weken ineens weer voor haar neus stond in Utrecht. Hij zag er verwilderd uit, stonk en keek eng uit zijn ogen. Verdachte vertelde op dat moment een onnavolgbaar verhaal over bitcoins. [getuige 3] raakte in paniek van verdachte en dacht dat hij in een psychose zat of drugs had gebruikt. In overleg met haar hoogleraar is zelfs besloten om de toegangspas van verdachte te blokkeren.
De rechtbank acht het daarnaast opmerkelijk dat verdachte ter terechtzitting desgevraagd heeft geantwoord dat de psychiater in Colombia hem heeft aangeraden om, ter voorkoming van dit soort incidenten in de toekomst, geen drugs meer te gebruiken.
Uitgebreide toxiciteitsscreening toonde echter geen intoxicatie, behoudens een piek van een onbekend molecuul, welke eventueel zou kunnen duiden op een nog onbekende designer drug.
Hoewel er sprake is van een zweem van twijfel met betrekking tot het drugsgebruik van verdachte, heeft de rechtbank onvoldoende aanwijzingen daartoe om af te wijken van het advies van de psychiater, zodat de rechtbank bovengenoemde conclusie overneemt. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld wat nu precies de oorzaak van de psychose is geweest.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte de feiten, gelet op zijn stoornis ten tijde van het delict, niet kan worden toegerekend.
Verdachte is dan ook niet strafbaar, zodat de rechtbank verdachte ontslaat van alle rechtsvervolging.
7a. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Nu de rechtbank van oordeel is dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, zal de rechtbank verdachte geen straf opleggen.
Volgens psychiater [naam] kan op basis van de klinische indrukken in relatie tot de analyse van de gebruikte instrumenten worden vastgesteld dat het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst als laag worden ingeschat. Een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden wordt niet geadviseerd. De psychische klachten worden beschouwd als eenmalig en zijn thans niet meer aan de orde, aldus [naam] .
De reclassering heeft zich in haar advies van 28 mei 2018 aangesloten bij de conclusie van [naam] en geadviseerd om de zaak af te doen zonder reclasseringsbemoeienis.
De rechtbank zal daarom aan verdachte geen maatregel opleggen.
Ten aanzien van het beslag
Nu zowel de officier van justitie als de raadsman zich niet heeft uitgelaten over de inbeslaggenomen multitool en de rechtbank van oordeel is dat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de rechtbank overgaan tot teruggave van de inbeslaggenomen multitool aan de rechthebbende. De rechtbank is verder van oordeel dat de inbeslaggenomen kam moet worden verbeurd verklaard, nu het een voorwerp betreft waarmee het onder 1 primair ten laste gelegde feit is begaan.
7b. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.045,91.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 2.734,91, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 dagen hechtenis, en daarnaast de wettelijke rente. Voor het overige dient te benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 48,75 en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Het verzoek om immateriële schade moet worden afgewezen, nu de vordering op dit punt in het geheel niet is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 2.045,91 wegens materiële schade overweegt de rechtbank dat dit bedrag voldoende is onderbouwd en daarom voor toewijzing vatbaar is, met uitzondering van een bedrag van € 18,00 aan uitgaven in verband met diefstal sleutels en € 25,00 wettelijke rente.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Aan de wettelijke vereisten voor toekenning van smartengeld is voldaan. Gelet op de aard en de ernst van verdachtes schadeveroorzakende gedragingen en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, getuige hetgeen in de vordering met bijlagen is vermeld, acht de rechtbank naar billijkheid in elk geval een bedrag van € 1.000,00 aan smartengeld toewijsbaar. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen en zich beperkt tot (voor zover thans in te schatten) het deel van de schade dat in elk geval aan verdachte valt toe te rekenen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde aan immateriële schade acht de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen om het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij aan de Staat te voldoen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 18 januari 2018, zijnde de datum van het bewezenverklaarde feit.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de zakkam;
 gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, aan de rechthebbende, te weten: de multitool.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Wijst de vordering ten dele toe
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • verklaart de
Maatregel tot schadevergoeding
  • legt aan verdachte
  • bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. M.A. Jansen-van Leeuwen en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.J.A. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juni 2018.
Mr. R.S. Croll en mr. J. Wiersma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018027930, gesloten op 30 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 39-40; geneeskundige verklaring, p. 49; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2018.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 39-40.
4.Geneeskundige verklaring, p. 49.
5.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , p. 26-28.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 92.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 95.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2018.