ECLI:NL:RBGEL:2018:2569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
05/050797-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring zonder strafoplegging voor vernieling door militair

Op 28 mei 2018 heeft de Militaire Kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige militair uit Almere, die werd beschuldigd van vernieling en bedreiging. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een deurkozijn, toebehorende aan [benadeelde 1], en voor bedreiging van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2016 te Almere met zijn lichaam tegen de deur heeft geduwd, waardoor het kozijn beschadigd raakte. De verdachte erkende dit, maar ontkende dat hij dit met opzet of met kracht deed. De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten, en sprak de verdachte daarvan vrij. De officier van justitie had een geldboete geëist, maar de militaire kamer besloot tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, rekening houdend met de ouderdom van de zaak en de omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hadden schadevergoeding gevorderd, maar de militaire kamer verklaarde de vorderingen voor een deel niet-ontvankelijk en wees de overige vorderingen af, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/050797-17
Datum uitspraak : 28 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
raadsman: mr. A. Van 't Hek, advocaat te Dordrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur en/of een deurkozijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door tegen die deur en/of het kozijn te duwen en/of te trappen of met kracht met het lichaam en/of de heup tegen die deur en/of het kozijn te duwen en/of te
beuken;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Almere [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kom binnen" en/of "Ik maak je kapot" en/of "ik maak jullie kapot" en/of "Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking waarbij verdachte getracht heeft zich met geweld de toegang tot de woning van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te verschaffen;
3.
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Almere [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] met een paraplu te slaan en/of te steken en/of die [benadeelde 2] (met kracht op de hand(en) te slaan en/of te stompen terwijl verdachte getracht heeft zich met geweld de toegang tot de woning van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te verschaffen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten 2 en 3:
De militaire kamer heeft, conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.,
Feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 april 2016 heeft verdachte te Almere een deurkozijn, toebehorende aan [benadeelde 1] , beschadigd door met het lichaam en/of heup tegen de deur te duwen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt beschadiging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de militaire kamer.
Verdachte erkent dat hij op 24 april 2016 tegen een deur, toebehorende aan [benadeelde 1] heeft geduwd met zijn lichaam en/of heup. Verdachte ontkent echter dat hij dit met kracht deed en met het opzet het kozijn van die deur te beschadigen.
Toen de politiemensen ter plaatse kwamen, zagen zij dat verdachte meermalen met flinke kracht tegen de voordeur aanduwde, waarbij de voordeur een klein stukje open ging. [3] [betrokkene] , die samen met verdachte naar de woning van [benadeelde 1] ging om te praten, zag dat verdachte met zijn rechter zij de deur inbeukte. [4]
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen is de militaire kamer van oordeel dat verdachte opzettelijk en met kracht tegen de voordeur van de woning van [benadeelde 1] heeft geduwd waardoor het kozijn van die deur is beschadigd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 april 2016 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een
(voor)deur en/of eendeurkozijn,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaaktdoor
tegen de deur en/of het kozijn te duwen en/of te trappen ofmet kracht met het lichaam en/of de heup tegen de deur
en/of het kozijnte duwen en/of te
beuken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan en ander toebehoort beschadigen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd één jaar.
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 april 2018.
De militaire kamer overweegt nog als volgt.
Verdachte had uit hoofde van zijn functie bij Defensie, gelet op zijn training die is gericht op geweldsbeheersing, zich meer moeten beheersen. Anderzijds is sprake van een oud feit.
Het proces-verbaal van politie is op 19 augustus 2016 bij het arrondissementsparket ontvangen en eerst op 8 mei 2018 werd een dagvaarding uitgevaardigd tegen verdachte. Op grond van het voorgaande, alsmede de voorgeschiedenis in aanloop naar het bewezen verklaarde feit, is de militaire kamer van oordeel dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.250,00 aan materiële schade en een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 729,00 aan materiële schade en een bedrag van € 537,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] voor zover het betreft de materiële schade ten gevolge van feit 1 niet-ontvankelijk te verklaren nu deze onvoldoende is onderbouwd. De immateriële schade kan, aldus de officier van justitie, worden toegewezen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] voor wat betreft het materiele deel niet-ontvankelijk te verklaren nu de vordering voor wat betreft dat deel onvoldoende is onderbouwd. De immateriële schade kan, aldus de officier van justitie, worden toegewezen tot een bedrag gelijk aan de toewijzing aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , en wel tot een bedrag van € 300,00, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Voor het overige voor wat betreft de immateriële schade dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
Wat betreft de materiële schade van [benadeelde 1] ad € 3.250,00 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte bereid is enige schade te vergoeden maar dat de hoogte van de schadebegroting wordt betwist nu deze is opgesteld door een partijdige aannemer. Voor het overige is de verdediging van oordeel dat, nu vrijspraak bepleit is, de vordering van de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, subsidiair deels te worden afgewezen, deels te worden gematigd.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, nu vrijspraak is bepleit, de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade van de benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1) is de militaire kamer met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat deze in onvoldoende mate is onderbouwd, temeer nu schade aan de deur wordt opgevoerd, terwijl de rechtbank slechts beschadiging van de deurpost bewezen heeft verklaard. De militaire kamer is van oordeel dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het betreft deze materiële schade. De benadeelde partij kan zijn vordering voor wat betreft deze materiële schade slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor wat betreft de immateriële schade van de benadeelde partij [benadeelde 1] alsmede de materiële en immateriële schade van de benadeelde partij [benadeelde 2] , is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van enig rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit. Voorts is de militaire kamer van oordeel dat dit deel van de vorderingen in onvoldoende mate aannemelijk is gemaakt en onderbouwd. De militaire kamer zal daarom de vorderingen in zoverre afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9a en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 2 en 3 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .
 verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering voor zover het betreft de materiële schade.
wijst de vordering voor het overige af.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .
wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, en mr. P.C. Quak, rechters,
en kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, District Noord-Oost, Brigade Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27NV/16-002165, gesloten op 13 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van de aangever [benadeelde 1] (pag. 29/30); de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 mei 2018;
3.Een proces-verbaal van aanhouding (pag. 17 voorlaatste alinea);
4.Een proces-verbaal verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [betrokkene] (pag. 45 tweede alinea);