In deze zaak vordert [Eiser] betaling van VGZ Zorgverzekeraar N.V. voor zorgkosten die zijn gemaakt door patiënten die onder behandeling waren bij Europsyche, een erkende GGZ-instelling. [Eiser] stelt dat de curator van Europsyche de vordering op VGZ heeft gecedeerd aan hem, maar VGZ betwist de rechtsgeldigheid van deze cessie. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden, omdat niet aan de wettelijke vereisten van artikel 3:94 BW is voldaan. De rechtbank stelt vast dat er geen akten van cessie zijn ondertekend door de patiënten en Europsyche, waardoor de vordering van [Eiser] niet kan worden toegewezen.
Daarnaast baseert [Eiser] zijn vordering op een vermeende schuldoverneming door VGZ, maar ook deze wordt door de rechtbank afgewezen. VGZ heeft betwist dat zij de schulden van de patiënten heeft overgenomen en er is geen bewijs geleverd dat er een overeenkomst tot schuldoverneming is gesloten. De rechtbank concludeert dat [Eiser] niet kan aantonen dat VGZ gehouden is tot betaling van de zorgkosten.
De rechtbank wijst de vordering van [Eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans op 30 mei 2018.