4.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de woning van eiser – door de ligging op de hoek van de [locatie] en de [locatie] – beschikt over twee voorgevels. Door de langgerektheid van het perceel is de afstand tot de [locatie] weliswaar aanzienlijk (ongeveer 39 meter). Dit maakt echter niet dat de naar de [locatie] gekeerde gevel niet aan een straatkant is gelegen. De afstand is niet bepalend, maar de omstandigheid dat de woning op de hoek van meer dan één straat ligt. De gevel aan de zijde van de [locatie] moet daarom (ook) worden aangemerkt als voorgevel. Het tuinhuis is vóór deze voorgevel gelegen.
Tussen het perceel van eiser en de [locatie] bevindt zich een klein, driehoekig perceel (kadastraal nr. [kenmerk]), dat door eiser is aangekocht.
Dit perceeltje verandert echter niets aan de omstandigheid dat de gevel naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd. Direct naast dit perceeltje ligt immers de [locatie] . De feitelijke situatie – namelijk dat op het perceel struiken en een grote boom staan – is voor de vraag of het tuinhuis in voor- of achtererfgebied ligt voorts niet van belang.
Omdat het tuinhuis niet in achtererfgebied ligt, is het bouwwerk niet vergunningvrij.
De beroepsgrond faalt.
5. Omdat het bouwwerk niet vergunningvrij is, en door verweerder ook geen omgevingsvergunning is verleend, is sprake van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.3a van de Wabo. Verweerder was daarom bevoegd om handhavend op te treden.
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het onwenselijk is om op deze hoeksituatie een tuinhuis toe te staan. Volgens verweerder is de [locatie] een cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuur, waar karakteristieke bebouwing direct gelegen aan het smalle straatprofiel het straatbeeld bepaalt. Toe te voegen of te vergunnen bebouwingselementen dienen daarom, zeker wanneer deze voor de voorgevelrooilijn worden gesitueerd, zorgvuldig beoordeeld en ingepast te worden om de bestaande kwaliteiten te waarborgen. De overkapping met luifel is kort op de straat voor de voorgevel gesitueerd en duidelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte, en maakt zodoende duidelijk deel uit van het straatbeeld. Aangezien de locatie op de hoek met de [locatie] ligt, vormt het bovendien mede de entree tot de [locatie] . Het is daarom stedenbouwkundig niet wenselijk een bijgebouw in deze waardevolle en kwalitatief hoogwaardige context toe te staan, waardoor het bouwwerk niet voldoet aan de toepassingsvereisten van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid uit artikel 54.19, sub d, van het bestemmingsplan “Kernen Buren”, aldus verweerder.
Concreet zicht op legalisatie