ECLI:NL:RBGEL:2018:2517

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
C/05/335651/KG RK 18-344
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 28 mei 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door Network Business Events BV, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Krabben-Tmim. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. J.R. Veerman, de rechter die betrokken was bij een civiele procedure tussen Network Business Events BV en een andere partij. Verzoekster stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat hij een verzoek tot aanhouding van de zitting had afgewezen en ook een verzoek om een akte in te dienen na de comparitie had geweigerd.

De wrakingskamer oordeelde dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De kamer stelde vast dat de beslissing van de rechter om de behandeling van de zaak niet aan te houden en de afwijzing van het verzoek om een akte in te dienen, procedurele beslissingen waren. De wrakingskamer benadrukte dat de juistheid van deze beslissingen alleen kan worden beoordeeld via een rechtsmiddel, zoals hoger beroep, en dat wraking niet bedoeld is als een middel om tegen procedurele beslissingen op te komen.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechter en dat de argumenten van verzoekster niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig had gehandeld. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/335651/ KG RK 18/344
Beschikking van 28 mei 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
Network Business Events BV,
kantoorhoudende te Lunteren,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Krabben-Tmim
strekkende tot de wraking van
mr. J.R. Veerman,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Bij e-mailbericht van 31 maart 2018 van mr. M. Krabben-Tmim heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter. Bij faxbericht van 3 april 2018 heeft mr. M. Krabben-Tmim namens verzoekers het wrakingsverzoek aangevuld. De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft een verweerschrift ingediend.
1.2
Op 14 mei 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoekster is daarbij niet verschenen. Namens verzoekster was haar advocaat mr. M. Krabben-Tmim aanwezig, die het verzoek mondeling heeft toegelicht. De rechter is verschenen en heeft verweer gevoerd.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter als rechter in de zaak met nummer
6453153 CV EXPL 17-14075 betreffende een procedure tussen Network Business Events BV en [naam 1].
2.2
Verzoekster heeft, kort samengevat, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De comparitie stond van 14:00 uur tot 14:45 uur gepland. De rechter was om 14:00 uur niet aanwezig en het was onduidelijk op welk moment hij aanwezig zou zijn. Om 14:27 uur is verzoekster weggegaan. Om 14:30 uur was de rechter aanwezig op de rechtbank. De advocaat van verzoekster heeft een verzoek tot aanhouding gedaan nu verzoekster niet aanwezig was en zij wel graag haar vordering wilde toelichten. De rechter heeft dit verzoek afgewezen. De advocaat van verzoekster heeft daarna verzocht alsnog akte te mogen indienen. Dit verzoek heeft de rechter afgewezen. Alles overziend is volgens verzoekster sprake van vooringenomenheid.
2.3
De rechter heeft aan de wrakingskamer laten weten dat hij niet in de wraking berust en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer stelt allereerst vast dat het wrakingsverzoek tijdig is ontvangen en dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking.
3.2
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.3
De wrakingskamer stelt vast dat het verzoek om wraking zich toespitst op de beslissing van de rechter om de behandeling van de zaak niet aan te houden en de weigering om toe te staan dat verzoeker na de comparitie nog een akte zou indienen. Dit zijn procedurele beslissingen.
3.4
De juistheid van de rechterlijke beslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking.
3.5
De wrakingskamer is van oordeel dat niet gebleken is dat daarvan in dit geval sprake is. Het niet voldoen aan het verzoek de zaak aan te houden, omdat de bestuurder van verzoekster vanwege de te late aanvang van de zitting, maar nog voordat de geplande zittingstijd was verstreken, vanwege andere verplichtingen was weggegaan, is op zichzelf beoordeeld niet zonder meer een beslissing die getuigt van partijdigheid. Hetzelfde geldt voor de beslissing om na afloop van een comparitie van partijen niet nog het nemen van een akte toe te staan, ook niet in combinatie met het afwijzen van het aanhoudingsverzoek. Het is immers de taak van de rechter om de goede procesorde te bewaken en de regie te voeren, waarbij de belangen van partijen worden afgewogen. Uit hetgeen daarover voorts door verzoekster is aangevoerd en hetgeen daarover door de rechter bij de behandeling van het wrakingsverzoek is toegelicht blijkt evenmin dat zijn motivering van deze beslissingen de vrees voor partijdigheid rechtvaardigde. Uit de beslissing noch uit de motivering blijkt dat de rechter de belangen van verzoekster niet heeft meegewogen. De enkele omstandigheid dat de beslissingen uiteindelijk voor verzoekster, in ieder geval in haar optiek, nadelig uitpakten maakt dat niet anders.
3.6
Hetgeen verzoekster verder heeft aangevoerd bevat geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden.
3.7
Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), A.M.F. Geerling en F.M.T. Quaadvliet, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] en in openbaar uitgesproken op 28 mei 2018
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.