Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiseres] en [eiser] , te [woonplaats] , eisers
Procesverloop
mr. M. Huisman.
Overwegingen
Eisers woonden ten tijde van de bestuursdwang op 13 december 2016 bij [betrokkene] in de woning aan [adres] te [woonplaats] . Deze woning betreft een huurwoning en is in eigendom van woningcorporatie Uwoon (hierna te noemen: Uwoon). De situatie in de woning is voor Uwoon aanleiding geweest om op 14 november 2016 met [betrokkene] en eisers af te spreken dat zij de woning zouden opruimen. Uwoon zou de woning vervolgens op 23 januari 2017 komen inspecteren.
Verweerder heeft op 13 december 2016 bedrijf [bedrijf] ingeschakeld om op te ruimen en schoon te maken. Op 15 december 2016 zijn de opruimwerkzaamheden begonnen en op 21 december 2016 zijn deze afgerond. Buiten de “standaard huisraad” om is er 105 m3 spullen uit de woning gehaald. Daarna is begonnen met de schoonmaakwerkzaamheden. Het bedrijf [bedrijf] is ingeschakeld voor het bewaren van spullen die nog bruikbaar zijn.
Van de gang van zaken met betrekking tot de sluiting, ontruiming en schoonmaak van de woning aan [adres] te [woonplaats] heeft M. Huisman, medewerker bij verweerder, een ongedateerd verslag met foto’s opgemaakt.
28 december 2016 heeft verweerder brandgevaar, te weten overtreding van artikel 7:10 van het Bouwbesluit 2012, en gevaar voor de gezondheid van eisers en omwonenden, te weten overtreding van de artikelen 7:21 en 7:22 van het Bouwbesluit 2012, ten grondslag gelegd.
15 december 2016, twee dagen na sluiting van de woning op 13 december 2016. In de tijd tussen de sluiting en de ontruiming van de woning zijn de sloten vervangen, maar is nog niet begonnen met de ontruiming.
Verweerder heeft aangenomen dat eiser niet in staat zou zijn de woning op te (laten) opruimen. Verweerder heeft echter niet met de bewoners gesproken over mogelijke alternatieven voor de ontruiming. Alleen met eiser is uitsluitend gesproken over de mogelijkheden van bewaring en bergruimte voor hun spullen. Niet gebleken is dat eisers zijn gewezen op de ingrijpende gevolgen van de ontruiming op basis van bestuursdwang, namelijk de vervanging van de sloten van de woning en de afvoer van hun huisdieren en inboedel waarbij de inschatting en selectie van bruikbare- of onbruikbare spullen door een ander wordt gemaakt. Dit betekent dat eisers de mogelijkheid is ontnomen de voor hen waardevolle spullen veilig te stellen. Tekenend is de verklaring van eisers op zitting dat zij daardoor bijvoorbeeld het verstopte spaargeld van moeder en de urn met as van de overleden vader achteraf niet hebben kunnen terugvinden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat zowel eiseres als haar moeder door hun opnames, op diezelfde dag, geheel buitenspel stonden en de besluitvorming geen blijk ervan geeft dat hun positie danwel de belastende situatie waarin eiser zich op dat moment bevond, in de belangenafweging is betrokken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 1.002;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168 aan eisers te vergoeden.
mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier.