ECLI:NL:RBGEL:2018:2371

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
05/760053-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van veiligheidsvoorschriften bij wapenonderhoud door militair met gemeen gevaar voor personen

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair die beschuldigd werd van het niet opvolgen van veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van een vuurwapen, wat leidde tot gemeen gevaar voor andere personen. De verdachte, een sergeant, was op uitzending in Irak en had op 30 mei 2016 wapenonderhoud uitgevoerd aan zijn Colt C8. Tijdens deze handelingen heeft hij de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen niet in acht genomen, wat resulteerde in een ongewild afgevuurd schot. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk de veiligheidsregels heeft overtreden, maar dat hij wel in ernstige mate nalatig is geweest. De officier van justitie eiste een werkstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de zwaarste beschuldiging. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de zwaarste aanklacht, maar wel schuldig bevonden aan nalatigheid, wat resulteerde in een werkstraf van 20 uur. De militaire kamer overwoog dat de verdachte zich bewust was van de veiligheidsvoorschriften en dat zijn nalatigheid ernstige gevolgen had kunnen hebben voor zijn medemilitairen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van veiligheidsvoorschriften in militaire contexten, vooral bij het omgaan met vuurwapens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760053-16
Datum uitspraak : 28 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
[geboortedatum] te [geboorteplaats]
[adres] .
raadsman: mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Baarn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij als militair, op of omstreeks 30 mei 2016, te of nabij militaire trainingslocatie Atrush, in elk geval in Irak,
opzettelijk het dienstvoorschrift Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair), waarin in hoofdstuk 5 onder 5.1 (Colt C7 & C8) onder 5.1.1 Veiligheidsregels bij het gebruik van het geweer Colt C7 en Colt C8 onder andere was voorgeschreven dat :
- Personeel, dat het wapen in gebruik of beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe dient te zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd.
- Voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen behandeld moet worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is.
- Bij het ter hand nemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheids- maatregelen moet nemen.
- Wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, half geladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen.
- Een geladen wapen altijd in een veilige richting moet wijzen.
en met betrekking tot De Veiligheidsmaatregelen (onder 5.1.1 onder 2) onder andere was voorgeschreven dat :
- Het wapen in een veilige richting gehouden dient te worden, met de linkerhand om de handbeschermers en de rechterhand om de pistoolgreep, met de rechterwijsvinger gestrekt langs de trekker en tegen het patroonmagazijnhuis.
- Met de linkerhand het patroonmagazijn uit het wapen genomen dient te worden en gecontroleerd dient te worden of zich hierin munitie bevindt. Het patroonmagazijn opgeborgen dient te worden.
- De linkerhand om de handbeschermers geplaatst dient te worden.
- Met de rechterwijs- en middelvinger de spangreep naar achteren dient te worden getrokken tot deze stuit.
- De kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos op aanwezigheid van munitie gecontroleerd dient te worden en eventuele aanwezige munitie verwijderd dient te worden.
- De afsluitergroep onder geleide naar voren dient te worden gelaten.
- Met de handpalm van de rechterhand de aandrukplunjer ingedrukt moet worden.
- Gecontroleerd dient te worden of de vuurregelaar op 'R' staat.
– De hamerveer ontspannen dient te worden door de trekker over te halen.
niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij, verdachte, toen aldaar bij/na het plegen van wapenonderhoud aan het geweer, Colt C8, en/althans bij/tijdens/na de controle van de werking van het wapen,
nadat een patroonmagazijn (met een of meer scherpe patronen) in het wapen was geplaatst en/of hij, verdachte, dat wapen (opnieuw) ter hand heeft genomen (om een of meer wapenhandelingen voor te doen voor een andere militair) en/of de veiligheidsmaatregelen niet (opnieuw) heeft genomen, althans niet alle veiligheidsmaatregelen op de juiste wijze heeft genomen, hierin bestaande dat hij, verdachte, dat patroonmagazijn niet heeft verwijderd uit het wapen en/of zich niet/onvoldoende heeft overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en/of
de kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos van het wapen niet, althans in onvoldoende mate, heeft gecontroleerd op de aanwezigheid van munitie en/of
de spangreep naar achteren heeft gehaald en/of de trekker van het wapen heeft overgehaald/afgedrukt, althans heeft beroerd, en/of daarbij de loop van het wapen niet in een veilige richting heeft gehouden waarbij/waarna hij, verdachte, een schot met dat geweer heeft gelost terwijl daarvan/daardoor levensgevaar, in elk geval gemeen gevaar, voor (een) ander(en), te weten de zich in de (direkte) nabijheid bevindende perso(o)n(en), [betrokkene 1] en/of
[betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] te duchten is geweest;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij als militair, op of omstreeks 30 mei 2016, te of nabij militaire trainingslocatie Atrush, in elk geval in Irak, in ernstige mate nalatig het dienstvoorschrift Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair), waarin in hoofdstuk 5 onder 5.1 (Colt C7 & C8) onder 5.1.1 Veiligheidsregels bij het gebruik van het geweer Colt C7 en Colt C8 onder andere was voorgeschreven dat:
- Personeel, dat het wapen in gebruik of beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe dient te zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd.
- Voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen behandeld moet worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is.
- Bij het ter hand nemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheids- maatregelen moet nemen.
- Wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, half geladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen.
- Een geladen wapen altijd in een veilige richting moet wijzen.
en met betrekking tot De Veiligheidsmaatregelen (onder 5.1.1 onder 2.) onder andere was voorgeschreven dat :
- Het wapen in een veilige richting gehouden dient te worden, met de linkerhand om de handbeschermers en de rechterhand om de pistoolgreep, met de rechterwijsvinger gestrekt langs de trekker en tegen het patroonmagazijnhuis.
- Met de linkerhand het patroonmagazijn uit het wapen genomen dient te worden en gecontroleerd dient te worden of zich hierin munitie bevindt. Het patroonmagazijn opgeborgen dient te worden.
- De linkerhand om de handbeschermers geplaatst dient te worden.
- Met de rechterwijs- en middelvinger de spangreep naar achteren dient te worden getrokken tot deze stuit.
- De kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos op aanwezigheid van munitie gecontroleerd dient te worden en eventuele aanwezige munitie verwijderd dient te worden.
- De afsluitergroep onder geleide naar voren dient te worden gelaten.
- Met de handpalm van de rechterhand de aandrukplunjer ingedrukt moet worden.
- Gecontroleerd dient te worden of de vuurregelaar op 'R' staat.
- De hamerveer ontspannen dient te worden door de trekker over te halen.
niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij, verdachte, toen aldaar bij/na het plegen van wapenonderhoud aan het geweer, Colt C8, en/althans bij/tijdens/na de controle van de werking van het wapen,
nadat een patroonmagazijn (met een of meer scherpe patronen) in het wapen was geplaatst en/of hij, verdachte, dat wapen (opnieuw) ter hand heeft genomen (om een of meer wapenhandelingen voor te doen voor een andere militair) en/of de veiligheidsmaatregelen niet (opnieuw) heeft genomen, althans niet alle veiligheidsmaatregelen op de juiste wijze heeft genomen, hierin bestaande dat hij, verdachte, dat patroonmagazijn niet heeft verwijderd uit het wapen en/of zich niet/onvoldoende heeft overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en/of
de kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos van het wapen niet, althans in onvoldoende mate, heeft gecontroleerd op de aanwezigheid van munitie
en/of de spangreep naar achteren heeft gehaald en/of de trekker van het wapen heeft overgehaald/afgedrukt, althans heeft beroerd, en/of daarbij de loop van het wapen niet in een veilige richting heeft gehouden waarbij/waarna hij, verdachte, een schot met dat geweer heeft gelost terwijl daarvan/daardoor levensgevaar, althans gemeen gevaar, voor (een) ander(en), te weten de zich in de (direkte) nabijheid bevindende perso(o)n(en), [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2]
en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] , is ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is als militair aangesteld bij de Koninklijke Landmacht. [2] Op 30 mei 2016 bevond hij zich op uitzending in Irak. Hij was die dag op de base in Atrush voor onder andere een schietoefening. [3] Deze schietoefening heeft hij uitgevoerd met een Colt C8, hetgeen zijn persoonlijke wapen was. Na de oefening moest er wapenonderhoud plaatsvinden. Met de rest van zijn groep is hij toen naar een plek achter de ontspanningsruimte gegaan, waar hij op een bankje is gaan zitten. [4] Ze zaten hier met 14 of 15 collega’s op stoelen en banken en zaten in een kring om elkaar heen. [5]
Verdachte heeft daar het onderhoud aan zijn wapen uitgevoerd, en na het onderhoud de werking van zijn wapen gecontroleerd en zijn wapen voor hem weggezet op de voorsteunen van het wapen. Vervolgens zag verdachte dat zijn collega [betrokkene 6] de controle aan zijn wapen niet goed deed. Verdachte heeft toen zijn eigen wapen ter hand genomen, en is aan de controle werking van zijn wapen begonnen. [6] Hij heeft hieraan voorafgaand niet de voorgeschreven veiligheids-maatregelen genomen. Hij heeft immers niet het patroonmagazijn verwijderd uit het wapen. Ook heeft hij zich niet voldoende overtuigd van de toestand waarin het wapen verkeerde, en heeft hij de kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos van het wapen niet gecontroleerd op de aanwezigheid van munitie. [7] Verdachte heeft de controlewerking gedaan door het wapen richting de grond te houden en vervolgens de spangreep van het wapen naar achteren te halen. Daarna heeft verdachte het wapen op safe gezet [8] en afgedrukt. Vervolgens is er met dit wapen een schot gelost. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk niet opvolgen van een dienst-voorschrift, waardoor er gemeen gevaar voor personen is ontstaan. Volgens de officier van justitie heeft verdachte door een aantal veiligheidshandelingen niet goed uit te voeren bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat daardoor een schot zou afgaan en medemilitairen gewond konden raken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu verdachte het dienstvoorschrift niet willens en wetens heeft overtreden, en zich ook niet willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het desbetreffende dienstvoorschrift zou schenden. De verdediging acht wel voldoende bewijs aanwezig voor het subsidiair ten laste gelegde feit, zijnde de lichtere schuldvariant. Hiertoe heeft de verdediging onder meer naar voren gebracht dat verdachte het wapen nogmaals ter hand heeft genomen uitsluitend om een collega te helpen, dat de geldende veiligheids-voorschriften in Irak niet overal uniform zijn, en dat er geen ontlaadpunt voor de wapens was op de basis van Atrush.
Beoordeling door de militaire kamer
Overtreden dienstvoorschrift
In het Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair), staan in hoofdstuk 5, onder 5.1 (Colt C7 & C8) onder andere de volgende veiligheidsregels beschreven:
5.1.1 Veiligheidsregels
2. Veiligheidsmaatregelen
Wapen
 Houdt het wapen in veilige richting, met de linkerhand om de handbeschermers en de rechterhand om de pistoolgreep, met rechterwijsvinger gestrekt langs de trekker en tegen het patroonmagazijnhuis;
 Neem met de linkerhand het patroonmagazijn uit het wapen en controleer of zich hierin munitie bevindt. Berg het patroonmagazijn op;
 Trek met de rechter- of linkerhand de spangreep naar achteren tot deze stuit;
 Controleer de kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos op aanwezigheid van munitie. Laat de afsluiter onder geleide naar voren gaan. Druk met de handpalm de aandrukplunjer in.
 Sluit het hulzengatdeksel;
 Controleer of de vuurregelaar op ‘R’ staat;
 Ontspan de hamerveer (haal de trekker over).
3. Algemene veiligheidsregels
 Personeel dat het geweer in gebruik of beheer heeft, moet op de hoogte zijn van de veiligheidsregels en er op toe zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd;
 Bij het ter hand nemen van het wapen dient de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen te nemen;
 Voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen, moet het wapen behandeld worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is;
 Wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, half geladen of ontladen), moet hij de veiligheidsmaatregelen nemen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de hoogte is van de veiligheidsregels van het Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair). Ook heeft hij verklaard dat hij een geoefend schutter is voor de Colt C8. [10]
De militaire kamer stelt vast dat bovenstaande regels uit het Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair) telkens een dienstvoorschrift betreffen als bedoeld in artikel 135 van het Wetboek van Militair Strafrecht. De regels vormen een schriftelijk besluit van algemene strekking en hebben betrekking op een militair dienstbelang, namelijk de veilige omgang met wapens, en betreffen een tot de militair gericht gebod. Voorts zijn de regels duidelijk, ook voor verdachte.
Sergeant eerste klas [betrokkene 7] , wiens dagelijkse taak het is om onderhoud en reparaties aan klein kaliber vuurwapens zoals de Colt te verrichten, heeft onderzoek gedaan naar de Colt C8 van verdachte. Hij heeft geconcludeerd dat de werking van het mechaniek, van het draagstuk en van de afsluiter in orde waren. Het wapen verkeerde in uitstekende conditie, was goed onderhouden en had geen technische mankementen. [11]
De militaire kamer overweegt dat verdachte voorafgaand aan het uitvoeren van de controle werking van zijn Colt, anders dan is voorgeschreven in de bovengenoemde dienstvoorschriften, de veiligheidsmaatregelen niet heeft getroffen. Hij heeft het patroonmagazijn niet verwijderd, het wapen niet gecontroleerd op de aanwezigheid van munitie en zich niet voldoende overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde. Aldus heeft verdachte Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair) betreffende het pistool Colt C8 niet opgevolgd.
Opzet en schuld
De militaire kamer dient vervolgens te beoordelen of verdachte opzet had op het overtreden van het dienstvoorschrift, zoals primair ten laste is gelegd. Hiertoe overweegt de militaire kamer allereerst dat bij verdachte niet van ‘boos opzet’ is gebleken. De militaire kamer is daarnaast van oordeel dat er ook geen sprake was van opzet in voorwaardelijke zin. Hoewel er op het moment dat verdachte zijn wapen pakte en hij niet de veiligheidsmaatregelen nam, misschien wel een aanmerkelijke kans bestond dat hij een dienstvoorschrift zou overtreden, oordeelt de militaire kamer dat verdachte deze aanmerkelijke kans niet bewust heeft aanvaard. Verdachte wilde in een onbewaakt moment zijn collega helpen met het uitvoeren van de controle aan het wapen en hij heeft op dat moment gewoonweg niet het besef gehad dat hij de veiligheidsmaatregelen moest nemen. De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
De vraag die de militaire kamer - gelet op de tekst van de tenlastelegging - vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte bij het niet opvolgen van verschillende veiligheidsregels en
-maatregelen uit het Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair) “in ernstige mate nalatig” heeft gehandeld. De militaire kamer begrijpt deze formulering als een vorm van schuld in de gradaties “aanmerkelijke schuld” dan wel “grove schuld” en concludeert dat de opsteller van de tenlastelegging niet heeft beoogd de zwaarste schuldvorm “roekeloosheid” ten laste te leggen.
Om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ in de zin van artikel 137 Wetboek van Militair Strafrecht te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het incident kan worden afgeleid dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 137 Wetboek van Militair Strafrecht.
Bij de beoordeling van de mate van schuld in deze strafzaak gaat de militaire kamer uit van het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat er op de base in Atrush geen vaste plek was voor wapen-onderhoud, en dat dit daarom op verschillende plekken plaatsvond. Toen verdachte zijn wapen pakte om de controlewerking aan zijn collega [betrokkene 6] voor te doen, besefte hij niet dat zijn wapen geladen was. Zijn wapen was op dat moment wel al klaar, en de stofdop was er al opgezet. Verdachte heeft niet goed naar zijn wapen gekeken toen hij hem weer ter hand nam omdat hij ervan uitging dat hij niet geladen was. Als hij wel had gekeken, dan had hij direct gezien dat er een patroonmagazijn was geplaatst. Dit is namelijk goed zichtbaar. Over het algemeen hadden de militairen in Atrush hun wapen halfgeladen. [12]
Getuige [betrokkene 1] , getuige [betrokkene 2] , getuige [betrokkene 5] en getuige [betrokkene 4] hebben verklaard dat de militairen op de base in Atrush altijd halfgeladen rondlopen. [13]
Zoals al eerder overwogen heeft verdachte in strijd met het dienstvoorschrift de veiligheids-maatregelen niet genomen op het moment dat hij het wapen ter hand nam en hij de onderhouds-handelingen wilde voordoen aan [betrokkene 6] . Ook heeft hij zijn wapen niet gecontroleerd op de aanwezigheid van munitie en heeft hij het wapen niet behandeld alsof het geladen was voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen.
Verdachte wist dat ze op de base in Atrush halfgeladen rond moesten lopen. Gelet hierop, en op het feit dat nergens uit blijkt dat iemand anders patronen in het patroonmagazijn van verdachte heeft gedaan, gaat de militaire kamer ervan uit dat verdachte zelf zijn wapen weer heeft halfgeladen toen hij klaar was met de controle van zijn wapen. Nu hij dat zelf had gedaan, had hij ook moeten beseffen dat zijn wapen halfgeladen was toen hij het wapen opnieuw oppakte. Ook had hij dit kunnen zien als hij naar het wapen had gekeken. Verdachte is aldus aanmerkelijk onoplettend geweest. Gelet op deze omstandigheden komt de militaire kamer tot het oordeel dat verdachte nalatig is geweest, en dat er hiermee is sprake is van aanmerkelijke schuld.
De militaire kamer is niet van oordeel dat verdachte zijn wapen niet in een veilige richting heeft gehouden. De grond voor hem was – zoals verdachte heeft verklaard – op dat moment naar zijn idee de meest veilige richting en de militaire kamer heeft geen aanleiding hier anders over te oordelen.
Gevaar
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij de laatste in de rij was van de kring waar ze in zaten. Hij zat met zijn rug naar een betonnen muur. Plotseling hoorde hij een harde knal en voelde hij stenen tegen zijn been aanspatten. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen richting de grond vlak voor hem heeft gehouden. [15]
De militaire kamer overweegt dat verdachte en verschillende collega’s buiten in een half open cirkel zaten. Verdachte heeft het wapen voor zich gehouden richting de grond toen het schot afging. Op dat moment was er een aanmerkelijke kans dat de kogel zou ricocheren en een van de personen in de kring zou raken. Aldus was er door het schot gemeen gevaar voor personen ontstaan. De militaire kamer is van oordeel dat er onvoldoende informatie aanwezig is om te concluderen dat dit gevaar kan worden aangemerkt als levensgevaar.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij als militair, op
of omstreeks30 mei 2016, op een
of nabijmilitaire trainingslocatie te Atrush,
in elk geval in Irak, in ernstige matenalatig is geweest door het dienstvoorschrift Handboek Militair Land-E&T-02.1 (De KL militair), waarin in hoofdstuk 5 onder 5.1 (Colt C7 & C8) onder 5.1.1 Veiligheidsregels bij het gebruik van het geweer Colt C7 en Colt C8 onder andere was voorgeschreven dat:
  • Personeel, dat het wapen in gebruik of beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe dient te zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd;
  • Voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen behandeld moet worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is;
  • Bij het ter hand nemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen;
  • Wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, half geladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen;
  • Een geladen wapen altijd in een veilige richting moet wijzen.
en met betrekking tot De Veiligheidsmaatregelen (onder 5.1.1 onder 2.) onder andere was voorgeschreven dat:
  • Het wapen in een veilige richting gehouden dient te worden, met de linkerhand om de handbeschermers en de rechterhand om de pistoolgreep, met de rechterwijsvinger gestrekt langs de trekker en tegen het patroonmagazijnhuis.
  • Met de linkerhand het patroonmagazijn uit het wapen genomen dient te worden en gecontroleerd dient te worden of zich hierin munitie bevindt. Het patroonmagazijn opgeborgen dient te worden;
  • De linkerhand om de handbeschermers geplaatst dient te worden
  • Met de rechterwijs- en middelvinger de spangreep naar achteren dient te worden getrokken tot deze stuit;
  • De kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos op aanwezigheid van munitie gecontroleerd dient te worden en eventuele aanwezige munitie verwijderd dient te worden;
  • De afsluitergroep onder geleide naar voren dient te worden gelaten;
  • Met de handpalm van de rechterhand de aandrukplunjer ingedrukt moet worden;
  • Gecontroleerd dient te worden of de vuurregelaar op 'R' staat;
  • De hamerveer ontspannen dient te worden door de trekker over te halen.
niet op te volgen, hierin bestaande dat hij, verdachte, toen aldaar bij/na het plegen van wapenonderhoud aan het geweer, Colt C8, en
/althans bij/tijdens/na de controle van de werking van het wapen,
nadat een patroonmagazijn (met een of meer scherpe patronen) in het wapen was geplaatst en
/ofhij, verdachte, dat wapen (opnieuw) ter hand heeft genomen (om een of meer wapenhandelingen voor te doen voor een andere militair) en
/ofde veiligheidsmaatregelen niet (opnieuw) heeft genomen,
althans niet alle veiligheidsmaatregelen op de juiste wijze heeft genomen,hierin bestaande dat hij, verdachte, dat patroonmagazijn niet heeft verwijderd uit het wapen en
/ofzich niet
/onvoldoendeheeft overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en
/of
de kamer, de afsluiter en de binnenzijde van de doos van het wapen niet
, althans in onvoldoende mate,heeft gecontroleerd op de aanwezigheid van munitie
en
/ofde spangreep naar achteren heeft gehaald en
/ofde trekker van het wapen heeft overgehaald/afgedrukt
, althans heeft beroerd, en/of daarbij de loop van het wapen niet in een veilige richting heeft gehoudenwaarbij/waarna hij, verdachte, een schot met dat geweer heeft gelost terwijl
daarvan/daardoor
levensgevaar, althansgemeen gevaar, voor
(een)ander
(en
), te weten de zich in de (direkte) nabijheid bevindende perso
(o)n
(en
),
[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2]
en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] ,is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Als militair aan zijn schuld te wijten zijn dat hij een dienstvoorschrift niet opvolgt, terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen of goederen ontstaat.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet strafbaar is. Volgens de verdediging heeft verdachte het dienstbevel, zijnde een ambtelijk bevel, van zijn commandant uitgevoerd om het wapenonderhoud in de buitenlucht naast de ontspanningsruimte uit te voeren. Doordat het wapenonderhoud hier heeft plaatsgevonden, is volgens de verdediging de gevaarzetting ontstaan. Zonder deze gevaarzetting zou er geen strafbaar feit hebben plaatsgevonden. Gelet op deze omstandigheden zou volgens de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging moeten volgen.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie blijkt niet uit het dossier dat er een ambtelijk bevel is gegeven dat afwijkt van de veiligheidsvoorschriften. Het feit is dus wel strafbaar.
Beoordeling door de militaire kamer
Het wapenonderhoud vond op 30 mei 2016 plaats in de buitenlucht naast de ontspannings-ruimte. De militaire kamer overweegt dat verdachte niet wordt verweten dat hij het wapenonderhoud op deze plek heeft uitgevoerd. Hem wordt verweten dat hij in deze situatie niet de vereiste veiligheidsmaatregelen heeft genomen. Het feit dat hij van de commandant een opdracht zou hebben gekregen om op deze plek het wapenonderhoud uit te voeren, heeft derhalve geen invloed op de strafbaarheid van het feit. Hierbij overweegt de militaire kamer ook nog dat wanneer het wapenonderhoud wel op een daarvoor ingerichte plek had plaatsgevonden, het achterwege laten van de veiligheidsmaatregelen door verdachte nog steeds gevaar had kunnen veroorzaken.
De militaire kamer oordeelt dat het feit strafbaar is.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 38 uren werkstraf, te vervangen door 19 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, en subsidiair om aan verdachte geen werkstraf op te leggen die hoger is dan 40 uren. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte zich bewust is van de gevaren die zijn handelen hebben veroorzaakt, verdachte ten gevolge van het feit is gerepatrieerd en er al veel tijd is verstreken sinds het tenlastegelegde.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 5 april 2018.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte had de controle van de werking zelf al uitgevoerd, zijn wapen halfgeladen en toen weer weggelegd. Vervolgens zag hij dat een collega zijn controle niet goed uitvoerde, en wilde hij hem helpen. Hij heeft toen zijn wapen nogmaals gepakt en de controle uitgevoerd, zonder toen de veiligheidsmaatregelen te nemen of zelfs maar naar het wapen te kijken. Vervolgens heeft verdachte de trekker overgehaald en een ongewild schot gelost, terwijl hij buiten in een kring zat met andere militairen.
Verdachte heeft hiermee ernstige fouten gemaakt. Hij was op de hoogte van de veiligheids-voorschriften voor de Colt C8, welke verdachte als militair verplicht op diende te volgen. Door deze veiligheidsvoorschriften niet op te volgen op het moment dat hij aan een wapen dat hij zojuist nog half had geladen de controle uit te voeren, heeft hij zijn collega’s in gevaar gebracht. Dat uiteindelijk niemand door de kogel is geraakt is een kwestie van geluk geweest en niet aan verdachte te danken. De militaire kamer neemt verdachte zijn handelen dan ook kwalijk. Militairen mogen binnen Defensie een veilige werkomgeving verwachten en daar dient iedere individuele militair ook aan bij te dragen. De militaire kamer acht toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht gezien de ernst van het feit niet passend.
De uitzending van verdachte in Irak was voor verdachte zijn eerste uitzending in de zeven jaar die hij toen bij Defensie werkte. Ten gevolge van het feit is verdachte gerepatrieerd terwijl hij nog tweeënhalve maand op uitzending zou blijven. Tijdens de terechtzitting gaf verdachte aan dat repatriëring in zijn ogen het ergste is dat je als militair kan overkomen. Hij heeft er moeite mee gehad dat hij zijn werk in Irak niet kon afmaken. De militaire kamer overweegt dat verdachte de repatriëring kennelijk al als een erge straf heeft ervaren en houdt hier rekening mee bij de bepaling van de straf. Verder weegt de militaire kamer mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en zich er zeer bewust van is dat hij fouten heeft gemaakt. Tot slot houdt de militaire kamer rekening met het tijdsverloop, nu het feit bijna twee jaar geleden is gepleegd.
Gelet op alle voorgaande omstandigheden acht de militaire kamer een werkstraf voor de duur van 20 uren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 137 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
werkstrafgedurende
20 (twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), en mr. J.B.J. Driessen, rechters, alsmede Kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door opperwachtmeester [verbalisant 1] , wachtmeester eerste klas [verbalisant 2] en eerste luitenant [verbalisant 3] van de Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27QM/16-800008, gesloten op 7 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.47.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.48.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.49.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , p.20-21 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 mei 2018.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.49 en proces-verbaal van verhoor [betrokkene 3] , p.30.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 mei 2018.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.49.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.50.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.48.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p.44-45.
12.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 mei 2018.
13.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] , p.20, proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2] , p.27, proces-verbaal van verhoor [betrokkene 5] , p.33 en verklaring getuige [betrokkene 4] , afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 mei 2018.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , p.21.
15.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 mei 2018.