ECLI:NL:RBGEL:2018:2266
Rechtbank Gelderland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de invorderingsrente en motiveringsplicht van de Belastingdienst
Op 22 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [Z], en de ontvanger van de Belastingdienst, kantoor Enschede, over de invorderingsrente die aan eiser in rekening is gebracht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Belastingdienst waarin een invorderingsrente van € 339 was opgelegd met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst, ondanks een verzoek van eiser om uitleg over de berekening van de invorderingsrente, deze uitleg niet heeft gegeven, wat leidt tot een schending van de motiveringsplicht. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 35,90 en het griffierecht van € 46 moet door de Belastingdienst aan eiser worden vergoed. De rechtbank heeft de berekening van de invorderingsrente gecontroleerd en vastgesteld dat het bedrag van € 339 correct is, maar heeft benadrukt dat de Belastingdienst eerder duidelijkheid had moeten geven over de berekening. De overige beroepsgronden van eiser, waaronder het gevoel van discriminatie ten opzichte van asielzoekers, zijn door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.