ECLI:NL:RBGEL:2018:2261

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6898
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Correctie van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen wegens gebrek aan bewijsstukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in het kader van een belastinggeschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013, 2014 en 2015, die door de inspecteur waren opgelegd. De inspecteur had deze navorderingsaanslagen opgelegd omdat er onvoldoende bewijs was geleverd door eiseres met betrekking tot haar aftrekken voor specifieke zorgkosten en giften. Eiseres was niet verschenen op de zitting, maar had wel haar standpunt kenbaar gemaakt.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aan haar bewijslast had voldaan. De inspecteur had terecht de navorderingsaanslagen opgelegd, omdat eiseres geen bewijs had geleverd voor de door haar gestelde aftrekken. De rechtbank verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen sprake was van gewekt vertrouwen op basis van eerdere aanslagen. De rechtbank concludeerde dat de correcties van de inspecteur terecht waren en verklaarde de beroepen ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken en dat de belastingplichtige verantwoordelijk is voor het aanleveren van de benodigde documentatie om aanspraken op aftrekken te onderbouwen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de inspecteur op grond van de wet mag navorderen als er nieuwe informatie beschikbaar komt die aantoont dat te weinig belasting is geheven. Eiseres had geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd, waardoor ook deze beroepen ongegrond werden verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummers: AWB 17/6898, AWB 17/6899 en AWB 17/6900
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2018
in de zaken tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 10 november 2017 waarin de bezwaren van eiseres tegen de aan haar opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2014 en de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015, alsmede de beschikkingen belastingrente, ongegrond zijn verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2018.
Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A] .

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [1927] . Zij woont op het adres [A-straat 1] te [Z] . In de jaren 2013, 2014 en 2015 heeft op dit adres ook een zoon van eiseres, [B] (hierna: de zoon), gewoond. De zoon is door de FIOD aangemerkt als verdachte in een strafzaak in verband met onder andere het doen van onjuiste aangiften IB/PVV.
2. Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat de aangiften van eiseres zijn verzonden vanaf het IP-adres van de zoon. Als gevolg daarvan heeft verweerder informatie opgevraagd, waarop hij geen of onvoldoende antwoord heeft gekregen. Daarom heeft verweerder aan eiseres navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014 opgelegd en is verweerder bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2015 afgeweken van de aangifte. De correcties hebben betrekking op de aftrek voor specifieke zorgkosten en de aftrek voor giften. Met betrekking tot de aftrek voor specifieke zorgkosten bedragen de correcties voor de jaren 2013, 2014 en 2015 respectievelijk € 12.997, € 13.116 en € 15.421. Eiseres heeft in die jaren een pensioeninkomen gehad van respectievelijk € 15.820, € 16.102 en € 16.235.
3. In geschil is of verweerder de aftrek specifieke zorgkosten terecht heeft gecorrigeerd en of verweerder het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen ten onrechte aan haar zijn opgelegd en dat zij recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij na het ontvangen van de definitieve aanslagen haar administratie heeft opgeruimd en vernietigd en dat zij de bij haar in bezit zijnde administratie reeds aan verweerder heeft overgelegd. Volgens eiseres heeft zij al jaren ongeveer dezelfde zorgkosten en heeft verweerder voor het jaar 2011 de aftrek van specifieke zorgkosten geaccepteerd. Eiseres heeft erop gewezen dat zij vanwege haar leeftijd meerdere ziektekosten heeft gemaakt, zoals kosten voor huishoudelijke hulp, uitgaven voor medicijnen, kosten voor kleding en beddengoed en vervoerskosten. Met betrekking tot de correctie voor de aftrek van giften heeft eiseres geen gronden aangevoerd.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen terecht aan eiseres zijn opgelegd. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat de bewijsnood voor de jaren 2013 en 2014 voor risico van eiseres komt en dat zij voor het jaar 2015 de door haar gestelde aftrek niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook is volgens verweerder geen sprake van gewekt vertrouwen.
6. Op eiseres rust de bewijslast om voor elk belastingjaar apart en opnieuw met bewijsstukken aannemelijk te maken dat zij recht heeft op aftrekposten voor specifieke zorgkosten en giften. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aan deze bewijslast heeft voldaan. Er is geen sprake van in rechte te honoreren vertrouwen op basis van de gang van zaken in 2011. De rechtbank verwijst voor de verdere motivering van dit oordeel naar de duidelijke uitleg in het verweerschrift onder nummer 6 en de nummers 7.2 tot en met 7.4.
7. In het nadere stuk van 23 april 2018 heeft eiseres aangevoerd dat zij niet begrijpt dat verweerder mag navorderen nadat zij al definitieve aanslagen heeft gehad. De rechtbank merkt hierover op dat verweerder op grond van de wet (artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) mag navorderen als hij na de definitieve aanslag nieuwe informatie ontdekt waaruit blijkt dat te weinig belasting is geheven. Dat is hier gebeurd door het strafrechtelijk onderzoek tegen de zoon van eiseres. Eiseres wijst er verder op dat zij door deze procedure veel stress ervaart, die haar kwalen nog erger maakt. Zij vindt dat zij daarom recht heeft op de aftrekposten, ook zonder bewijsstukken. De rechtbank kan hier niet in meegaan. Eiseres kan alleen recht hebben op aftrekposten als zij de bewijsstukken overlegt en antwoord geeft op vragen van verweerder over de huishoudelijke hulp. Dit heeft eiseres niet gedaan.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de beroepen ongegrond verklaard.
9. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, zijn ook de beroepen inzake de beschikkingen belastingrente ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van S. Lensink MSc, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.