ECLI:NL:RBGEL:2018:2238

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
05/881811-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht met minderjarige

Op 18 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een 12-jarig meisje. De zaak kwam aan het licht na een melding van het slachtoffer op 23 oktober 2016, waarin zij aangaf dat zij seksueel misbruikt was door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, dat op dat moment 12 jaar oud was, in de nacht van 22 op 23 oktober 2016 met de verdachte naar zijn woning in Nijmegen was gegaan. Tijdens het onderzoek zijn er verschillende verklaringen van het slachtoffer en getuigen verzameld, evenals DNA-bewijs dat de verdachte verbond aan de misdaad. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer tegenstrijdig waren en dat er geen duidelijk bewijs was voor de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de onderbroek van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van het slachtoffer consistent waren en dat het DNA-bewijs overtuigend was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer, waarbij zowel vaginaal als anaal binnendringen heeft plaatsgevonden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881811-16
Datum uitspraak : 18 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1995 te [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1]
raadsvrouw: mr. M.T. Lamers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 7 mei 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 oktober 2016 te Nijmegen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de anus en/of
vagina van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 22 op 23 oktober 2016 is [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2004 en derhalve 12 jaar oud, verdachte tegengekomen in Nijmegen. [slachtoffer] is meegegaan met verdachte naar zijn woning in [woonplaats] en heeft daar de nacht doorgebracht. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer] , mede bestaand uit het binnendringen van het lichaam.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Zij voert daartoe - kort gezegd - aan dat de verklaringen van aangeefster tegenstrijdig en vaag zijn, en dat weliswaar DNA van verdachte is aangetroffen in de onderbroek van [slachtoffer] , maar niet duidelijk is hoe dit DNA daarop terecht is gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft tegenover de politie geen verklaring willen afleggen over wat er is gebeurd in de woning van verdachte.
Verschillende getuigen hebben echter verklaard dat [slachtoffer] zich tegenover hen wel hierover heeft uitgelaten:
- Verbalisant [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] zich op 23 oktober 2016 op het politiebureau in Arnhem heeft gemeld. [slachtoffer] vertelde aan verbalisant dat ze op straat in Nijmegen een jongen had ontmoet die haar heeft meegenomen naar haar woning. Nadat verbalisant [slachtoffer] had meegenomen naar een aangiftekamer ging [slachtoffer] zitten huilen en zei ze dat ze niemand wilde verraden. Nadat de verbalisant haar vertelde dat ze niemand kon verraden die ze toch niet kenden, verklaarde [slachtoffer] dat ze pijn had aan haar kont en van voren. Op de vraag van verbalisant of ze seks had gehad antwoorde [slachtoffer] “Ja helemaal en ik heb nog steeds pijn”. [3]
- Verbalisanten [naam 2] en [naam 3] hebben op 23 oktober 2016 met [slachtoffer] gesproken in het kader van een informatief gesprek zeden. In dat gesprek bevestigt [slachtoffer] dat zij seksueel is misbruikt, voordat ze naar Arnhem kwam die dag. Het was in Nijmegen gebeurd. Ze wist niet zijn naam, maar zijn wachtwoord op de telefoon was [verdachte] of [verdachte] . [slachtoffer] vertelde ook dat ze pijn had aan haar kont en haar voordingetje. Gevraagd wat je met dat voordingetje kunt antwoordde ze: “plassen, maar dan pijn aan het andere gaatje daar”. Ze heeft op het bureau gepoept en er kwamen rode slierten uit. Bij het afvegen was dat ook rood. [4]
- In het dossier bevindt zich een schrijven van [naam 4] en [naam 5] , resp. arts-assistent en kinderarts van Gelre Ziekenhuizen, verstuurd aan de huisarts van [slachtoffer] . [naam 4] verklaart in die brief het volgende: “tijdens lichamelijk onderzoek spreek ik [slachtoffer] alleen, ze vertelt dat ze onbeschermd ongewenst seksueel contact heeft gehad waarbij hij zowel vaginaal als anaal gepenetreerd heeft, niet oraal.”. [5]
Door het NFI is de slip van [slachtoffer] onderzocht op de aanwezigheid van sperma.
Daarbij zijn twee plaatsen op de binnenzijde van de slip ter hoogte van het kruis
bemonsterd. Bij dit onderzoek is sperma aangetroffen dat is veiliggesteld voor DNA-
onderzoek.
Bij dit vergelijkend DNA-onderzoek is het DNA-profiel van verdachte betrokken.
Van het sperma in beide bemonsteringen zijn DNA-profielen verkregen van een man.
Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte. De kans
dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met elk van deze DNA-
profielen is kleiner dan één op één miljard. [6]
Verdachte heeft geen verklaring kunnen of willen geven hoe zijn sperma op de binnenzijde van de slip van [slachtoffer] terecht is gekomen. De plek waar het sperma is aangetroffen biedt naar het oordeel van de rechtbank echter steun voor de uitlatingen van [slachtoffer] tegenover verbalisanten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en de arts die haar heeft onderzocht, [naam 4] , dat er sprake is geweest van seks tussen verdachte en [slachtoffer] .
Anders dan de raadsvrouw, twijfelt de rechtbank niet aan de authenticiteit van die uitlatingen van [slachtoffer] . Daartoe overweegt de rechtbank dat zij meermalen tegenover verschillende personen eenzelfde verhaal heeft verteld: met [naam 6] heeft zij gesproken de middag nadat zij bij verdachte thuis de nacht had doorgebracht en ook het gesprek met [naam 2] en [naam 3] , beiden gespecialiseerde zedenondervragers, vond nog diezelfde middag plaats. Redenen om te twijfelen aan de verklaring van [naam 4] - een medicus en de enige die [slachtoffer] mocht onderzoeken - heeft de rechtbank niet. En dat geldt temeer nu de medische bevindingen (kort weergegeven: scheurtjes in de anus van [slachtoffer] ) overeenstemmen met de verklaringen van [slachtoffer] , alsmede met het aantreffen van het sperma in de slip van [slachtoffer] .
Daar komt nog bij dat verdachtes neef [naam 7] heeft verklaard dat verdachte tegen hem
heeft verteld dat het meisje naar hem toe was gekomen nadat zijn ouders naar bed gingen
en dat ze toen samen hebben geslapen. [7]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bovenstaande bewijsmiddelen dat verdachte en [slachtoffer] met elkaar seks hebben gehad.
Bij medisch onderzoek op 23 en 25 oktober 2016 is bij [slachtoffer] twee scheurtjes in het slijmvlies van de anus geconstateerd. [8]
Gelet op die constatering en de eerdergenoemde uitlatingen van [slachtoffer] dat ze pijn had aan haar kont en haar voordingetje heeft de rechtbank ook de overtuiging dat verdachte zijn penis in de vagina en anus van [slachtoffer] heeft geduwd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat het geconstateerde letsel in de anus van [slachtoffer] op een eerder moment kan zijn ontstaan, in welk verband zij er op heeft gewezen dat [slachtoffer] in april 2016 ook seksueel contact zou hebben gehad en dat zij op 12 oktober 2016 arts [naam 5] heeft bezocht in verband met een ingeslikte batterij, die via de natuurlijke weg het lichaam van [slachtoffer] heeft verlaten. Deze stellingen brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat het medisch onderzoek kort na de gemeenschap tussen de verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgehad, terwijl de door de raadsvrouw genoemde gebeurtenissen een geruime tijd vóór dat onderzoek hebben of zouden hebben plaatsgevonden. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer] tegenover arts [naam 5] heeft verklaard dat zij bij het politiebureau rectaal bloedverlies bemerkte en dat ze dit nooit eerder heeft gehad, en dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij nooit eerder anaal seksueel contact heeft gehad. [9]

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde nacht van 22 op 23 oktober 2016 te Nijmegen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het duwen
/drukkenvan zijn, verdachtes, penis in de anus en
/ofvagina van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasserings-contact inclusief meldplicht en ambulante behandeling bij I-psy of soortgelijke ambulante forensische zorg en voorts met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring een taakstraf op te leggen in combinatie met een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen, zijnde de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 maart 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 24 april 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft ontucht gepleegd met een meisje van 12 jaar, waarbij hij haar zowel vaginaal als anaal heeft gepenetreerd. Hij heeft daarmee zeer ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en daarmee een normale en gezonde ontwikkeling van een jong en kwetsbaar meisje nadelig beïnvloed. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid. Verdachte heeft zich desondanks enkel laten leiden door zijn lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van en de gevolgen voor het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiervoor geen andere straf passend dan gevangenisstraf. Daarvan zal een deel voorwaardelijk worden opgelegd, opdat de reclassering verdachte kan begeleiden teneinde herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.
De reclassering heeft ambulante behandeling bij I-psy of soortgelijke ambulante forensische zorg geadviseerd. In het dossier bevinden zich echter geen concrete aanknopingspunten die het nut van oplegging van een dergelijk traject aantonen, ook niet in het reclasseringsrapport.
De rechtbank zal daarom volstaan met oplegging van reclasseringscontact met meldplicht, waarbij de reclassering in gesprekken met verdachte aandacht kan besteden aan mogelijke interculturele problematiek.
Gelet op de omstandigheid dat het een feit betreft uit 2016 en verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen zal de proeftijd twee jaar bedragen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.103,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, waarvan € 3.000,- immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 41 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing. Zij stelt dat er geen bewijs is voor causaal verband tussen het feit en de psychische problemen van het slachtoffer, nu zij reeds bekend was met psychische problematiek.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade:
Dit gedeelte ziet op reiskosten voor reizen naar de advocaat, het openbaar ministerie en de rechtbank. Deze kosten zijn evenwel niet ten laste van het slachtoffer [slachtoffer] gekomen, maar van haar voogd dan wel de instelling waar [slachtoffer] verblijft.
De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. A.P. Damen-Verstappen, heeft verklaard dat het ‘verplaatste schade’ betreft ex artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering bepaalt wie zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces, te weten degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit en, indien die persoon ten gevolge van het strafbare feit is overleden, de erfgenamen. Het artikel laat dus niet toe dat kosten van derden worden vergoed door middel van een voeging als benadeelde partij door het slachtoffer. Schade van een derde is immers geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f Sv. Dat het Burgerlijk Wetboek wel in vergoeding van verplaatste schade voorziet doet daar niet aan af.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor zover het de materiële schade betreft.
Ten aanzien van de immateriële schade:
Het slachtoffer is een psychisch kwetsbaar meisje van 12 jaar met een belast verleden. Zij heeft als gevolg van het feit ook nog pijn en letsel ondervonden. Zij zal de rest van haar leven het gebeuren met zich mee moeten dragen. Het is dan ook aannemelijk dat zij door het handelen van verdachte psychische schade heeft opgelopen. De immateriële schade is onderbouwd onder verwijzing naar uitspraken in niet geheel vergelijkbare zaken. Voorts is de opgevoerde schade mede gebaseerd op de omstandigheid dat het slachtoffer onder dwang is meegenomen naar verdachtes woning, hetgeen de rechtbank op basis van procesdossier niet is gebleken. De rechtbank zal daarom de geleden immateriële schade naar billijkheid begroten op € 2.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
9 (negen) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de
proeftijd die op twee jarenwordt bepaald:
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis telefonisch zal melden bij Reclassering Nederland, [adres 2] , telefoon [telefoonnummer] , en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht, waarbij de reclassering aandacht besteed aan mogelijke interculturele problemen van veroordeelde;
- zich houdt aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere voorwaarde.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. G.W.B. Heijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016523001-35 gesloten op 18 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 132-133.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 111.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108-109.
5.Kopie brief Gelre Ziekenhuizen, p. 147.
6.Rapport NFI, p. 102-105.
7.Proces-verbaal van verhoor [naam 7] p.140.
8.Geneeskundige verklaring, p. 144; kopie brief Gelre Ziekenhuizen p. 148.
9.Kopie brief Gelre Ziekenhuizen, p. 147