In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters in een procedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag. Verzoekster stelt dat er sprake is van een oneerlijk proces en dat de rechters partijdig zijn. Het wrakingsverzoek is ingediend vijf dagen na de zitting van 17 april 2018, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet te laat is, gezien de omstandigheden van verzoekster. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoekster onvoldoende gronden heeft aangevoerd om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank wijst erop dat een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen op basis van concrete feiten die wijzen op vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet heeft aangetoond dat de rechters partijdig zijn of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestaat. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af en stelt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.