ECLI:NL:RBGEL:2018:2144

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
C/05/300170 / HA ZA 16-161 / 103 / 560
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heling van gestolen voertuigen en schadevergoeding; bewijskracht van ambtseedverklaringen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de heling van gestolen voertuigen centraal. De eiseres, de Stichting VBV (Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit), vorderde schadevergoeding van de gedaagden, die betrokken waren bij de handel in auto-onderdelen. De rechtbank beoordeelde de bewijskracht van op ambtseed afgelegde verklaringen van verbalisanten, die het verband tussen de aangetroffen onderdelen en de gestolen voertuigen moesten aantonen. De rechtbank had eerder een tussenvonnis uitgesproken waarin de partijen waren gevraagd om bewijsstukken te overleggen. De eiseres had een schadevergoeding van € 1.810.186,42 gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente, en de rechtbank oordeelde dat de vordering alleen toewijsbaar was als kon worden vastgesteld dat de eiseres cessionaris was van de vorderingen en dat de onderdelen afkomstig waren van gestolen voertuigen. De rechtbank gaf de gedaagden de gelegenheid om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de aangetroffen onderdelen afkomstig waren van de gestolen voertuigen. De zaak werd aangehouden voor het leveren van tegenbewijs en verdere beoordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 4 april 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/300170 / HA ZA 16-161 / 103 / 560
de stichting
STICHTING VBV (VERZEKERINGSBUREAU VOERTUIGCRIMINALITEIT),
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.H. Rappa te Hardenberg,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] V.O.F.,
[vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. G. van der Wende te Capelle aan den IJssel,
en in de vrijwaring met zaaknummer / rolnummer C/05/306948 / HA ZA 16-412 van
1. de vennootschap onder firma
[eiser in vrijwaring, gedaagde in hoofdzaak sub 1] V.O.F.,
[vestigingsplaats] ,
2.
[eiser in vrijwaring, gedaagde in hoofdzaak sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser in vrijwaring, gedaagde in hoofdzaak sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G. van der Wende te Capelle aan den IJssel,
tegen

1.[gedaagde in vrijwaring sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.L. Zegelink te Elst (Gelderland)
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in vrijwaring sub 2] .
[vestigingsplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseres in de hoofdzaak wordt hierna VbV genoemd; gedaagden in de hoofdzaak, tevens eisers in de vrijwaring, worden gezamenlijk [gedaagden] genoemd en afzonderlijk de V.O.F., [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2017,
- de akte wijziging eis, alsmede uitlating na tussenvonnis, alsmede akte overlegging producties van de zijde van VbV,
- de antwoordakte na tussenvonnis tevens akte overlegging producties van de zijde van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
In het tussenvonnis van 6 september 2017 zijn alle beslissingen aangehouden. Toen de hoofdzaak is verwezen voor vonnis, is ook de vrijwaring verwezen voor vonnis.

3.De verdere beoordeling in de hoofdzaak

in conventie

3.1.
In het tussenvonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank geoordeeld over drie onderwerpen: de cessies ter incasso, de uitbetaling van verzekeringspenningen en de samenstellingen, dat wil zeggen het verband tussen de bij [gedaagden] aangetroffen auto-onderdelen en specifieke gestolen auto’s. Partijen hebben zich vervolgens over die drie onderwerpen uitgelaten. VbV heeft daarbij haar eis gewijzigd. Zij vordert thans een schadevergoeding van € 1.810.186,42 vermeerderd met wettelijke rente overeenkomstig een nieuwe schadelastberekening die zij als productie 211 in het geding heeft gebracht.
3.2.
De rechtbank zal hieronder allereerst ingaan op de cessies ter incasso en vervolgens op de samenstellingen. In verband met de samenstellingen zal een bewijsopdracht worden gegeven. Over de betalingen zal zo nodig worden geoordeeld nadat het oordeel over de samenstellingen kan worden gegeven. De vordering van VbV kan slechts toewijsbaar zijn voor zover kan worden vastgesteld dat VbV cessionaris is, dat de bij [gedaagden] aangetroffen onderdelen afkomstig zijn van diefstal en dat de cedenten schade hebben geleden.
cessies ter incasso
3.3.
Over de cessies ter incasso heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 6 september 2017 als volgt overwogen. Zij is gebleven bij het oordeel dat VbV voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij haar bevoegdheid in deze procedure ontleent aan cessies ter incasso. Voor een aantal gevallen waarin [gedaagden] verweer heeft gevoerd tegen de afzonderlijke cessies, heeft de rechtbank deze verweren verworpen. Voor de andere gevallen waarin [gedaagden] verweer heeft gevoerd tegen de afzonderlijke cessies, heeft de rechtbank VbV op de voet van artikel 22 Rv bevolen stukken in het geding te brengen waaruit de rechtsgeldigheid van de desbetreffende cessies ter incasso blijkt. Voor de gevallen waarin [gedaagden] geen verweer heeft gevoerd tegen de afzonderlijke cessies, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze rechtsgeldig hebben plaatsgevonden.
3.4.
VbV heeft bij akte als productie 212 per auto bewijsstukken in het geding gebracht waaronder cessies ter incasso en in voorkomende gevallen onderliggende stukken. Zij heeft er daarbij op gewezen dat zij voor alle 42 kentekens genoemd in het tussenvonnis van 6 september 2017 in rechtsoverwegingen 3.8 tot en met 3.12 nieuwe/aanvullende bescheiden in het geding heeft gebracht. Zij heeft die bescheiden niet toegelicht omdat de inhoud ervan volgens haar voor zich spreekt (akte onder 9).
3.5.
In het tussenvonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank onder 3.2 overwogen dat naar de stelling van VbV de cessies ter incasso van twaalf auto’s ontbreken, te weten die met nummers 4, 5, 15, 16, 31, 39, 67, 86, 98, 99, 131 en 143, waarbij de rechtbank heeft opgemerkt dat zij bij auto 131 een cessie-akte heeft aangetroffen. Bij akte heeft VbV haar vordering laten vallen voor zover deze ziet op de auto’s met nummers 4, 5, 8, 15, 16, 86 en 98. De rechtbank stelt vast dat bij de overige auto’s waarbij cessie-aktes ontbraken (31, 39, 67, 99 en 143) nu cessie-aktes zijn overgelegd waaruit afdoende blijkt dat de vorderingen met betrekking tot deze auto’s rechtsgeldig zijn gecedeerd ter incasso.
3.6.
[gedaagden] voert aan dat het voor haar nog altijd niet in alle gevallen is na te gaan of de cessie-aktes bevoegdelijk zijn ondertekend. Bij wijze van voorbeeld wijst zij op auto nummer 14. Zij stelt dat de nieuwe versie anders dan de oude de naam van de ondertekenaar vermeldt, te weten mr. [naam A] , dat deze niet bevoegd is maar wel gemachtigd door mw. [naam B] , maar dat mw. [naam B] volgens het handelsregister niet volledig maar beperkt gevolmachtigd is. In een bijgevoegde akte met de titel ‘Delegatie van bevoegdheden’ die is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad staat bij de naam van mw. [naam B] :
Toegekende bevoegdheden: 3B, C, D, E, 8A2, 9
Bevoegdheidsgrens: drie miljoen euro (€ 3.000.000,00)
[gedaagden] betoogt dat uit deze akte niet kan worden afgeleid dat mw. [naam B] bevoegd is volmachten aan derden te verschaffen omdat zij ( [gedaagden] ) niet weet wat de bevoegdheden 3B, C, D, E, 8A2 en 9 inhouden en ook niet wat de status van de Belgische volmacht in deze procedure is.
3.7.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. In het tussenvonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank onder 3.9 overwogen dat tussen partijen in geschil is of mw. [naam B] bevoegd was mr. [naam A] een volmacht te geven en heeft zij VbV bevolen bescheiden in het geding te brengen waaruit de rechtsgeldigheid van de cessies ter incasso kan worden afgeleid. Daarbij heeft zij VbV erop gewezen dat zij rekening moet houden met de mogelijkheid dat de rechtbank haar niet zal toelaten tot bewijs als zij de verlangde gegevens niet verstrekt. Door bij die procedurele stand van zaken een akte in het geding te brengen waarin de toegekende bevoegdheden zijn aangeduid met codes en een toelichting achterwege te laten op de grond dat de inhoud van de akte voor zich spreekt, heeft VbV niet voldaan aan haar stelplicht. Zij zal daarom niet worden toegelaten tot het bewijs van de gestelde cessie ter incasso. Dat betekent dat de vordering zal worden afgewezen voor zover deze ziet op auto 14 en op de andere auto’s op de akte waar auto 14 op staat, dat zijn de auto’s 73, 77, 69 en 94, alsmede voor zover deze ziet op auto 34 en op de andere auto’s op de akte waar auto 34 op staat, dat zijn de auto’s met nummers 93, 90, 68, 65, 60, 58, 44, 6, 122, 39 en 46.
3.8.
In het tussenvonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank onder 3.11 het verweer van [gedaagden] weergegeven dat onder meer inhoudt dat niet is na te gaan of de cessie-akte in verband met de auto’s met nummers 36 en 125 is ondertekend door [naam C] , procuratiehouder van de leasemaatschappij [naam leasemaatschappij] . Daarop heeft VbV een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd waar [naam C] wordt genoemd als gevolmachtigde van [naam leasemaatschappij] . De rechtbank stelt vast dat daar staat dat [naam C] een beperkte volmacht heeft, terwijl niet blijkt of hij bevoegd is tot het ondertekenen van de cessie-akte. Ook hier oordeelt de rechtbank dat VbV niet aan haar stelplicht heeft voldaan, zodat zij niet zal worden toegelaten tot het bewijs. Dat betekent dat de vordering wordt afgewezen voor zover deze ziet op de auto’s met nummers 36 en 125.
3.9.
[gedaagden] betoogt dat er gevallen zijn waarin de naam van de persoon die de cessie-akte heeft ondertekend moet worden afgeleid uit een alsnog bijgevoegde kopie van het identiteitsbewijs, omdat de cessie-akte de naam van de ondertekenaar nog altijd niet vermeldt. Zij wijst daarbij op auto nummer 17. VbV heeft thans een kopie van een identiteitsbewijs overgelegd van [naam D] voorzien van een handtekening die overeenkomt met die uit de cessie-akte. Volgens het eveneens overgelegde uittreksel uit het handelsregister is deze [naam D] niet zelfstandig maar gezamenlijk bevoegd, samen met andere bestuurders. Volgens [gedaagden] blijft het aldus een puzzel.
3.10.
Dit verweer ziet dus op auto 17 en daarmee op de andere auto’s die worden vermeld op de akte waarop auto 17 staat, dat zijn de auto’s met nummers 81, 82, 97, 101, 121, 124 en 146. In rechtsoverweging 3.13 van het tussenvonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank echter reeds geoordeeld dat de schadevorderingen voor die auto’s, die in de rechtsoverwegingen 3.4 tot en met 3.12 van dat vonnis niet zijn genoemd, rechtsgeldig aan VbV zijn gecedeerd ter incasso. In hetgeen [gedaagden] in verband met deze auto’s thans aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding daarvan terug te komen.
3.11.
In het tussenvonnis van 6 september 2017 heeft de rechtbank onder 3.8 het verweer van [gedaagden] weergegeven dat niet duidelijk is of [naam E] bevoegd was de cessie-akte te ondertekenen en onder 3.10 het verweer dat niet duidelijk is of [naam F] bevoegd is [naam G] en [naam H] te machtigen de cessie-aktes te ondertekenen. Met de bescheiden die VbV thans in het geding heeft gebracht, zijn deze onduidelijkheden opgeheven. Dat betekent dat de verweren die zijn gericht tegen de cessies falen voor zover deze zien op de auto’s met nummers 12, 37, 79, 147, 59, 70, 71, 52, 126, 53, 96, 115, 111, 109 en 114 en ook voor zover zij zien op de auto’s met nummers 49, 118, 47, 38, 55, 13 en 110.
3.12.
De conclusie is dat de vordering zal worden afgewezen voor zover deze ziet op de auto’s met nummers 14, 73, 77, 69, 94, 34, 93, 90, 68, 65, 60, 58, 44, 6, 122, 39, 46, 36 en 125. De vorderingen met betrekking tot de andere auto’s in dit geding zijn rechtsgeldig aan VbV gecedeerd ter incasso.
samenstellingen
3.13.
De rechtbank heeft VbV in het tussenvonnis van 6 september 2017 in de gelegenheid gesteld het verband duidelijk te maken tussen aangetroffen onderdelen en specifieke gestolen auto’s op de samenstellingslijst door
per autohet volgende inzichtelijk te maken:
- Wat zijn de onderdelen die volgens VbV respectievelijk “met 100% zekerheid”, “hoogst waarschijnlijk” of “voldoende waarschijnlijk” aan de gestolen auto zijn gekoppeld?
- Hoe is het verband gelegd tussen die onderdelen en de gestolen auto?
Voor zover het gaat om onderdelen ten aanzien waarvan [gedaagden] met verwijzing naar haar productie 36 specifiek verweer heeft gevoerd, heeft de rechtbank VbV opgedragen daarop in te gaan. In verband met deze koppeling heeft de rechtbank overwogen dat een civiele vordering tot vergoeding van schade als gevolg van heling van een bepaald gestolen voertuig niet toewijsbaar is als de eisende partij niet stelt en bij gemotiveerde betwisting bewijst dat de aangesproken partij zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van dat bepaalde gestolen voertuig en dat het ter beoordeling aan VbV is of en in hoeverre zij daarvoor geheime kenmerken nodig heeft en zo ja, of zij ertoe overgaat die kenmerken prijs te geven.
3.14.
VbV heeft vervolgens als productie 218 per auto overzichten overgelegd waarin zij heeft weergegeven welke onderdelen zij aan die auto’s heeft gekoppeld. Daarbij heeft zij aan de drie categorieën die in het tussenvonnis worden genoemd (“met 100% zekerheid”, “hoogst waarschijnlijk” en “voldoende waarschijnlijk”) een categorie toegevoegd van onderdelen die volgens haar “vermoedelijk” afkomstig zijn uit de desbetreffende auto.
3.15.
Volgens VbV kunnen airbags en onder meer portieren en zekeringskasten rechtstreeks worden gekoppeld aan een VIN en daarmee aan een specifieke auto. Dat leidt er volgens haar toe dat bijvoorbeeld een bepaalde bij [gedaagden] aangetroffen airbag met 100% zekerheid kan worden herleid tot een bepaalde auto. Bij auto nummer 2 [kenteken] ) staat daarover in productie 218:
Het voertuig is door Politie geïdentificeerd aan de hand van de onderde(e)l(en) met het VbV-nummer:
66344, een Airbag(s).
(...)
Dit onderdeel is door de politie uniek geïdentificeerd, zoals blijkt uit o.a. de ambtsedige toevoeging van een zwarte pijl door verbalisant [verbalisant A] op pagina 0152 van het strafrechtelijk Proces-verbaal Algemeen Dossier.
Van dit onderdeel is door de strafrechtelijk bewaarder het onderdeelnummer (...) afgelezen welke staat vermeld in het DAT-profiel met de volgende omschrijving
AIRBAG UNIT PASSENGER
Bovenstaande onderdelen zijn ambtshalve bevestigd. Zie hiervoor:
Productie 6 – in het bijzonder Proces-verbaal van bevindingen PL-0600-2015542340A
Productie 217 – in het bijzonder Proces-verbaal Algemeen Dossier pagina 0012 en vanaf pagina 0152
In het als productie 6 overgelegde proces-verbaal van bevindingen staat onder meer:
Bij de huidige stand van het onderzoek is inmiddels gebleken, dat er onderdelen waren aangetroffen van TENMINSTE 155 gestolen voertuigen. Op de bijgevoegde exel lijst is aangegeven welke voertuigen het betreft.
(...)
Bij een zeer groot aantal onderdelen kon ik aan de hand van mij bekende unieke fabriekskenmerken vaststellen, dat deze onderdelen afkomstig waren van gestolen voertuigen. Bij een eerste globale telling betrof dit tenminste 50 gestolen voertuigen.
Omdat het een zeer groot aantal onderdelen betreft, vergt de identificatie van alle overige aangetroffen onderdelen nog veel tijd. De uitkomst van dit gehouden onderzoek zal ik later in een separaat proces-verbaal vermelden. (...)
Op pagina’s 0011 en 0012 van het als productie 217 overgelegde proces-verbaal algemeen dossier, opgesteld door de verbalisant [verbalisant A] , staat onder meer:
EINDRAPPORTAGE VBV DERDEN EN DOSSIEROPBOUW GESTOLEN VOERTUIGEN
Door de VBV Derden is van hun onderzoek een eindrapportage gemaakt dd 16-09-2016.
Bij hun rapportage wordt verwezen naar de lijst, doorlopend genummerd van 1 tot en met 155. Per nummer is aangegeven vanaf welk voertuigonderdeel de herkomst en zodoende ook de diefstal afkomstig is.
Deze lijst is, zoals eerder is aangegeven, afkomstig van politieambtenaar [verbalisant B]. Hij heeft een eerste onderzoek ingesteld aan de handelsvoorraad van de VOF [gedaagden] . Bij proces-verbaal verklaarde hij dat van ongeveer 166 ontvreemde auto’s, onderdelen waren aangetroffen.
Aan de hand van het proces-verbaal van [verbalisant B], heeft de VBV Derden, zoals eerder verwoord, verder gerechercheerd in die handelsvoorraad. De VBV Derden kwam tot een groot aantal goederen per onderdeel extra, welke deel uitmaakten van het gestolen voertuig.
Bij de rapportage is gevoegd een overzicht hoeveel onderdelen per voertuig er in de loodsen zijn aangetroffen.
Van dit onderzoek hebben zij per voertuigonderdeel een samenstellingsrapport gemaakt, welk genummerd is en gelijk oploopt met het nummer vermeld in het proces-verbaal van [verbalisant B]. Tijdens het onderzoek van de VBV Derden, bleek dat in het proces-verbaal van [verbalisant B], goederen dubbel waren ingevoerd, dan wel 2 goederen apart waren ingevoerd die aan een en hetzelfde voertuig toebehoorden. Na controle betroffen het dus 155 gestolen auto onderdelen, in plaats van 166, en werden 155 samenstellingsrapporten opgesteld door de VBV Derden.
In elk rapport heb ik, verbalisant, het door [verbalisant B] onderzochte voertuigonderdeel, airbags, zekeringskasten etc. etc., gemarkeerd met een aanwijspijl.
Vanaf pagina 0152 zijn vervolgens overzichten van onderdelen opgenomen waarvan sommige zijn aangewezen met pijlen.
Het ambtsedig proces-verbaal van opsporingsambtenaar [verbalisant B] van 13 april 2016 waarnaar verbalisant [verbalisant A] kennelijk verwijst is als bijlage bij zijn proces-verbaal algemeen dossier opgenomen, vanaf pagina 81. Daarin staat onder meer op pagina 13 van 15 (pagina 93 van het proces-verbaal van [verbalisant A] ) het volgende (ook reeds geciteerd in het tussenvonnis van 6 september 2016 onder 3.16).
1.4.
Bevraging unieke voertuigkenmerken
Van de vele (honderden) aangetroffen voertuigonderdelen in de genoemde opslagruimten kon de identiteit aan de hand van mij bekende unieke kenmerken worden vastgesteld. Ook indien de fabriekskenmerken kennelijk waren weggeslepen en/of verminkt, kon de identiteit van dat onderdeel vaak toch worden vastgesteld, omdat er nog andere (mij bekende) unieke kenmerken werden aantroffen.
Al deze unieke kenmerken zijn door mij in lijsten gemaild naar het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (kortweg L.I.V.) te Veendam, dat aan de hand daarvan op mijn verzoek achterhaalde wat het Voertuig Identificatie Nummer (kortweg: V.I.N.) en het daarbij behorende kenteken was dat bij de betreffende voertuigenonderdelen behoorde.
Nadat die bevraging had plaatsgevonden, bleek aan de hand van het achterhaalde V.I.N. en het kenteken, dat diverse onderdelen afkomstig waren van hetzelfde voertuig. Soms bleken bijvoorbeeld enkele airbags, enkele portieren en andere componenten (die verspreid in de diverse verschillende opslagplaatsen werden aangetroffen) afkomstig te zijn van dezelfde auto.
Indien aan dat unieke kenmerk het bijbehorende Voertuig Identificatie Nummer kon worden gekoppeld, werd het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit tevens gevraagd of het bij dat V.I.N. / kenteken behorende voertuig van diefstal afkomstig was.
Nadat alle door mij genoemde bevragingen door het L.I.V. waren afgehandeld en aan mij waren toegezonden, heb ik de voertuigen die meerdere malen op de lijsten voorkwamen (i.v.m. meerdere onderdelen, afkomstig van hetzelfde voertuig) daarop geselecteerd. Hierdoor werd zoveel mogelijk voorkomen dat gestolen voertuigen dubbel/meervoudig op de uiteindelijke “lijst gestolen voertuigen” zouden komen.
Op deze wijze ontstond van de door mij (en de genoemde andere voertuigdeskundigen) onderzochte voertuigonderdelen een lijst van 166 gestolen voertuigen. Deze lijst is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
3.16.
Nadat VbV op deze wijze het VIN van deze en andere auto’s had achterhaald, heeft zij de DAT-profielen van die auto’s opgevraagd. Een DAT-profiel bevat de specificaties van de auto af-fabriek waaronder een omschrijving van de uitrusting en de DAT-codes, dat zijn niet-unieke nummers die de fabrikant op de onderdelen aanbrengt. Een DAT-profiel bevat meer dan duizend DAT-codes. Vervolgens heeft VbV bij [gedaagden] aangetroffen onderdelen vergeleken met de opgevraagde DAT-profielen en deze in de verschillende categorieën van waarschijnlijkheid bij afzonderlijke auto’s ingedeeld.
3.17.
Volgens [gedaagden] is VbV er hiermee weer niet in geslaagd onomstotelijk aan te tonen dat zij in staat is onderdelen aan auto’s te koppelen. Daartoe voert zij onder meer aan dat kennelijk onderdelen zijn geïdentificeerd door de politie, op een manier die voor ondernemers zoals [gedaagden] niet mogelijk is, en voorts dat vergelijking van DAT-profielen met aangetroffen onderdelen geen zin heeft, omdat DAT-codes niet uniek zijn.
3.18.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. VbV heeft niet vermeld welke unieke kenmerken zij heeft gebruikt om airbags en andere onderdelen met 100% zekerheid te koppelen aan bepaalde auto’s. Teneinde die koppeling aan te tonen, beroept zij zich op de combinatie van de verklaring van de verbalisant Van den Hoogen, die op basis van eigen onderzoek en bevindingen en op basis van de informatie die hij van het LIV heeft gekregen de lijst heeft opgesteld aan de hand waarvan VbV Derden de samenstellingslijsten heeft samengesteld, en de pijlen die de verbalisant [verbalisant A] op die samenstellingslijsten bij de identificerende airbags en andere onderdelen heeft gezet. Het is niet betwist dat het schadelastoverzicht het resultaat is van deze werkwijze, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. De op ambtseed afgelegde en schriftelijk vastgelegde verklaringen van de verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant C] zijn authentieke akten (artikel 156 Rv). Een authentieke akte levert dwingend bewijs op (artikel 157 Rv). Dat wil zeggen dat de rechter verplicht is de inhoud ervan als waar aan te nemen behoudens tegenbewijs (artikel 151 Rv). De rechtbank neemt op deze grond als waar aan dat de auto’s op het schadelastoverzicht zijn gekoppeld aan de hand van door Van den Hoogen waargenomen unieke kenmerken op airbags en andere onderdelen, die door hem naar het LIV zijn gestuurd, dat aan de hand van die kenmerken “achterhaalde” wat het VIN en het daarbij behorende kenteken was dat bij de desbetreffende voertuigenonderdelen behoorde. De rechtbank acht op die grond voorshands bewezen dat die onderdelen afkomstig zijn uit de auto’s op dat schadelastoverzicht. [gedaagden] zal worden toegelaten tot het tegenbewijs van deze voorshands bewezen stelling als in het dictum nader te formuleren. Dat tegenbewijs kan vanzelfsprekend worden beperkt tot auto’s waarvan geoordeeld is dat de vorderingen die erop betrekking hebben rechtsgeldig aan VbV zijn gecedeerd (zie rechtsoverweging 3.12). Bij het leveren van dat tegenbewijs tegen het voorshandse bewijsoordeel van de rechtbank kan [gedaagden] ook tegenbewijs betrekken tegen de dwingende bewijskracht van de inhoud van voornoemde authentieke akten, waarop dat voorshandse oordeel mede is gebaseerd.
3.19.
Voor zover [gedaagden] in het opgedragen tegenbewijs slaagt, zal de vordering van VbV worden afgewezen. Voor zover [gedaagden] niet in het tegenbewijs slaagt, zal aan de orde komen of [gedaagden] het aangetroffen onderdeel zelf uit de daaraan gekoppelde auto heeft gehaald door deze te demonteren (vonnis 25 januari 2017 rechtsoverweging 5.8).
3.20.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol om [gedaagden] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de wijze waarop zij tegenbewijs wil leveren. Van [gedaagden] wordt verwacht dat zij zich dan tevens uitlaat over de stand van zaken in de strafzaak tegen de V.O.F. dan wel haar vennoten. VbV heeft daarover in haar akte van 15 november 2017 gesteld dat de Officier van Justitie haar had bericht dat de behandeling op 1 februari 2018 zou plaatsvinden.
in reconventie
3.21.
Het oordeel over de vordering in reconventie wordt aangehouden in afwachting van het oordeel van de vordering in conventie.

4.De verdere beoordeling in de vrijwaringszaak

4.1.
Het oordeel over de vordering in de vrijwaringszaak wordt aangehouden in afwachting van het oordeel in de hoofdzaak.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
5.1.
laat [gedaagden] toe tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de bij haar aangetroffen en door de verbalisant [verbalisant A] in de samenstellingsrapporten met pijlen aangewezen onderdelen afkomstig zijn van de auto’s op het schadelastoverzicht,
5.2.
bepaalt dat, voor zover [gedaagden] dit tegenbewijs wil leveren door middel van getuigen, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.P.E.E. Van Groeningen, die voor dat geval hierbij wordt aangewezen als rechter-commissaris, in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 mei 2018 voor het opgeven door [gedaagden] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen in de maanden juni tot en met oktober 2018, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4.
verwijst voor het geval [gedaagden] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [gedaagden] daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagden] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.7.
verstaat dat [gedaagden] zich ter rolle van 2 mei 2018 zal uitlaten over de stand van zaken in de strafzaak,
5.8.
houdt voor het overige alle beslissingen aan,
in reconventie
5.9.
houdt alle beslissingen aan,
in de vrijwaringszaak
5.10.
houdt alle beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen, mr. R.J.J. van Acht en mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018.