ECLI:NL:RBGEL:2018:2142

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
05/820100-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van artikel 6 Wegenverkeerswet en geldboete voor overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet na verkeersongeval

Op 14 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 15 februari 2017 in Doetinchem. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval door geen voorrang te verlenen aan een snorfiets. De officier van justitie stelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot een aanrijding met de snorfiets, waarbij de bestuurder en passagier van de snorfiets zwaar lichamelijk letsel opliepen.

Tijdens de zitting op 30 april 2018 werd het standpunt van de verdediging gepresenteerd, die pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet schuldig was aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en dat hij voorrang had moeten verlenen aan de snorfiets. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, maar dat de verdachte wel een verkeersovertreding had begaan door geen voorrang te verlenen, wat gevaar op de weg had veroorzaakt.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en de omstandigheden van het ongeval, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/820100-17
Datum uitspraak : 14 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. M.C. Molenaar, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2017 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) gaande in de richting van het kruispunt van de wegen, de Terborgseweg en Ambachtstraat, daarmede rijdende over de weg, de Terborgseweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, nabij voormelde kruising de voorsorteerstrook voor het rechts afslaande verkeer op die weg (de Terborgseweg) is opgereden en/of terwijl voor die kruising aan de gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechter zijde van die weg (de Terborgseweg) een attentiebord (VR09-01) met daarop de tekst: "Let op: rechtdoorgaande fietsers" aan een paal was bevestigd en/of hij, verdachte bekend was met de situatie ter plaatse en/of het zicht voor hem, verdachte op geen enkele wijze werd belemmerd, gekomen ter hoogte van voormeld kruispunt, niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het langs die weg (de Terborgseweg) gesitueerde fietspad en/of op dat kruispunt zich bevindende verkeer en/of met dat door hem verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) naar rechts in de richting van de Ambachtstraat is afgeslagen en/of in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dat fietspad van diezelfde weg (de Terborgseweg) rijdende en/of hem, verdachte tegemoetkomende bestuurder van een snorfiets, niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die bestuurder en/of de passagier van die snorfiets en/of die snorfiets, ten gevolge waarvan die bestuurder en/of die passagier van die snorfiets ten val zijn gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 februari 2017 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) gaande in de richting van het kruispunt van de wegen, de Terborgseweg en Ambachtstraat, daarmede heeft gereden over de weg, de Terborgseweg en nabij voormelde kruising de voorsorteerstrook voor het rechts afslaande verkeer op die weg (de Terborgseweg) is opgereden en/of terwijl voor die kruising aan de gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechter zijde van die weg (de Terborgseweg) een attentiebord (VR09-01) met daarop de tekst: "Let op: rechtdoorgaande fietsers" aan een paal was bevestigd en/of hij, verdachte bekend was met de situatie ter plaatse en/of het zicht voor hem, verdachte op geen enkele wijze werd belemmerd, met dat door hem verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) naar rechts
in de richting van de Ambachtstraat is afgeslagen en/of in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dat fietspad van diezelfde weg (de Terborgseweg) rijdende en/of hem, verdachte tegemoetkomende bestuurder van een snorfiets, niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die bestuurder en/of de passagier van die snorfiets en/of die snorfiets, ten gevolge waarvan die
bestuurder en/of die passagier van die snorfiets ten val zijn gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 februari 2017 reed verdachte in zijn bedrijfsauto op de Terborgseweg in Doetinchem in de richting van de snelweg. Op het moment dat verdachte rechtsaf wilde slaan richting de Ambachtstraat, botste de bedrijfsauto van verdachte met een rechtdoorgaande snorfiets. Deze reed op het - voor verdachte rechts - naast de hoofdrijbaan van de Terborgseweg gelegen fietspad, alwaar (brom)fietsers en dergelijke uit twee richtingen komen. De snorfiets kwam uit de richting snelweg en reed richting Doetinchem centrum. Hierdoor zijn de bestuurder en de passagier van de snorfiets ten val gekomen. Ter plaatse, gezien vanuit de rijrichting van de bedrijfsauto, stond een attentiebord VR09-01 (inhoudende dat men wordt geattendeerd op rechtdoorgaande fietsers). [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en daardoor een verkeersfout heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft conform de aan dit vonnis gehechte pleitnotities bepleit verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde feit en voert daartoe aan dat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte voorrang had moeten verlenen aan de bromfiets en de bestuurder en zijn passagier derhalve heeft gehinderd, zodat dit feit kan worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Vast staat dat verdachte bij het rechtsaf slaan geen voorrang heeft verleend aan een hem op dezelfde weg tegemoetkomende snorfiets. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met hetgeen is bepaald in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, te weten dat bestuurders die afslaan rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg voor moeten laten gaan. Bovendien werd hij hierop geattendeerd door het verkeersbord VR09-01. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weet dat het een gevaarlijke T-splitsing betreft. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat hij over zijn rechterschouder en in zijn rechterbuitenspiegel heeft gekeken voordat hij rechtsaf wilde slaan, maar dat hij niemand heeft gezien. [4] Ter zitting heeft hij verklaard dat hij ook in de richting van hem op de Terborgseweg tegemoetkomend verkeer heeft gekeken en daarbij de snorfiets niet heeft gezien. Toen hij daadwerkelijk rechtsaf sloeg zag hij vanuit zijn linkerooghoek een snorfiets aankomen. Verdachte kon echter niet meer uitwijken. [5] Zijn zicht werd op geen enkele wijze belemmerd. [6] Verdachte heeft niet te hard gereden. [7]
De rechtbank overweegt dat sprake is van een voorrangsfout en dat verdachte aldus een verkeersovertreding heeft begaan. Hoewel verdachte bekend was met de gevaarlijke T-splitsing en wist dat hij voorrang moest verlenen bij het afslaan, heeft hij dit niet gedaan. Verdachte heeft de snorfiets niet tijdig gezien, terwijl deze wel zichtbaar voor verdachte moet zijn geweest. Kennelijk heeft verdachte wel naar rechts, maar onvoldoende naar links heeft gekeken. Hiervoor is geen verklaarbare reden aan te wijzen. Uit het enkele feit dat verdachte een kort moment niet goed heeft gekeken, en de hem tegemoetkomende snorfiets niet heeft gezien, kan echter niet volgen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam verkeersgedrag heeft vertoond in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Wel acht de rechtbank gelet op het vorenstaande bewezen dat verdachte, door geen voorrang te verlenen, gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Het verkeersgedrag van verdachte heeft immers geleid tot een verkeersongeval. Het subsidiair ten laste gelegde feit is daarom wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 februari 2017 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) gaande in de richting van het kruispunt van de wegen, de Terborgseweg en Ambachtstraat, daarmede heeft gereden over de weg, de Terborgseweg en nabij voormelde kruising de voorsorteerstrook voor het rechts afslaande verkeer op die weg (de Terborgseweg) is opgereden en
/ofterwijl voor die kruising aan
de gezien, zijnverdachtes
rijrichting,rechter zijde van die weg (de Terborgseweg) een attentiebord (VR09-01) met daarop de tekst: "Let op: rechtdoorgaande fietsers" aan een paal was bevestigd en
/ofhij, verdachte bekend was met de situatie ter plaatse en
/ofhet zicht voor
hem,verdachte op geen enkele wijze werd belemmerd, met dat door hem verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) naar rechts
in de richting van de Ambachtstraat is afgeslagen en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dat fietspad van diezelfde weg (de Terborgseweg) rijdende en
/ofhem, verdachte tegemoetkomende bestuurder van een snorfiets, niet voor heeft laten gaan en
/ofis gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met
die bestuurder en/of de passagier van die snorfiets en/ofdie snorfiets, ten gevolge waarvan die
bestuurder en
/ofdie passagier van die snorfiets ten val zijn gekomen, door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Voor zover er in de bewezenverklaring kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren werkstraf, subsidiair 50 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en met de omstandigheid dat verdachte getracht heeft in contact te komen met de slachtoffers. Ten aanzien van de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 april 2018 waaruit volgt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg door geen voorrang te verlenen aan een snorfiets. Dit heeft geleid tot een ernstig verkeersongeval, waarbij de bestuurder zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en zijn passagier ook gewond is geraakt. De bestuurder heeft onder andere een hersenbloeding, schedelbreuk en een forse hersenschudding opgelopen. De passagier heeft diverse schaafverwondingen en een Hoog Energetisch Trauma (HET) opgelopen.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met het feit dat verdachte first offender is. Verder neemt de rechtbank de proceshouding van verdachte in aanmerking, alsmede het feit dat verdachte getracht heeft contact op te nemen met de slachtoffers. Tot slot acht de rechtbank het van belang dat er veel ongelukken op dit kruispunt gebeurden en de gemeente om die reden de inrichting van de weg inmiddels heeft herzien.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen misdrijf bewezen heeft verklaard maar een overtreding, zal zij een lagere straf opleggen dan geëist. Alles overwegende en gelet op hetgeen doorgaans in gelijksoortige zaken wordt opgelegd zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een geldboete van € 500,00. Een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is niet aan de orde, nu verdachte first offender is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 10 (tien) dagen hechtenis;
 als verdachte hoger beroep instelt tegen dit vonnis, is het verlofstelsel als bedoeld in artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.P. Bakker (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. W.J. Koops, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij en mr. L.R. van Damme, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017072144-1 gesloten op 16 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 17; de verklaring verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018; het proces-verbaal verhoor [getuige] p. 42.
3.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 17.
4.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 40-41
5.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018.
6.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 31; de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018.
7.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 37; de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018; het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 40.