ECLI:NL:RBGEL:2018:2139

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
05/800002-17 en 05/800003-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens poging tot doodslag en mishandeling van zijn minderjarige kind

Op 14 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige militair, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling van zijn minderjarige kind. De zaak kwam aan het licht na ziekenhuisopnames van het kind, dat ernstige letsels vertoonde, waaronder hersenletsel en ribbreuken. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van deze letsels door het kind met kracht vast te pakken, te schudden en te stompen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat hij de aanmerkelijke kans op de dood van het kind had aanvaard. De rechtbank baseerde haar oordeel op forensische rapporten die wezen op de niet-accidentele aard van de letsels en de verklaringen van deskundigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het kind, dat naar verwachting zijn hele leven met de gevolgen van de mishandeling zal moeten leven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de mishandeling van het kind bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/800002-17 en 05/800003-18
Datum uitspraak : 14 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [geboorteplaats]
raadsman: mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2017 en 30 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na meerdere toegewezen vorderingen wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/800002-17
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Arnhem een of meermalen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, van het leven te beroven, met dat opzet
genoemde [slachtoffer] één of meermalen (met kracht) bij het (midden)lichaam heeft vastgepakt en/of (met kracht) op/tegen/in de buik en/of rug, althans het (midden)lichaam heeft geduwd en/of geknepen en/of gestompt en/of hevig heeft geschud en/of
het lichaam op/tegen een bad(rand) en/of een hard voorwerp en/of muur/wand heeft geslagen en/of gegooid en/of stomp mechanisch geweld heeft toegepast op die [slachtoffer]
(waardoor bij deze [slachtoffer] meerdere (3) breukjes aan de ribben aan de rugzijde en/of zuurstofgebrek in de hersenen en/of meerdere blauwe plekken op de buik en/of rug, althans het
lichaam en/of bloedingen in het oog en/of in de organen, althans in/op het
lichaam zijn ontstaan),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Arnhem aan (zijn minderjarig kind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (3) breukjes aan de ribben aan de rugzijde en/of zuurstofgebrek in de hersenen en/of meerdere blauwe plekken op de buik en/of rug, althans het lichaam en/of bloedingen in het oog en/of in de organen, althans in/op het lichaam, heeft toegebracht door genoemde [slachtoffer]
één of meermalen (met kracht) bij het (midden)lichaam vast te pakken en/of
(met kracht) op/tegen/in de buik
en/of rug, althans het (midden)lichaam te duwen en/of knijpen en/of stompen en/of hevig te schudden en/of
het lichaam op/tegen een bad(rand) en/of een hard voorwerp en/of muur/wand te slaan en/of gooien en/of stomp mechanisch geweld toe te passen op die [slachtoffer] ;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Arnhem (zijn minderjarig kind) [slachtoffer] ,
geboren op [geboortedag 2] 2015, heeft mishandeld door deze [slachtoffer] één of meermalen
(met kracht) bij het (midden)lichaam vast te pakken en/of
(met kracht) op/tegen/in de buik en/of rug, althans het (midden)lichaam te duwen en/of
knijpen een/of stompen en/of hevig heeft te schudden en/of
het lichaam
op/tegen een bad(rand) en/of een hard voorwerp en/of muur/wand te slaan en/of gooien en/of stomp mechanisch geweld toe te passen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (3) breukjes aan de ribben aan de rugzijde en/of zuurstofgebrek in de hersenen en/of meerdere blauwe plekken op de buik en/of rug, althans het lichaam en/of bloedingen in
het oog en/of in de organen, ten gevolge heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2015 tot en met 06 augustus 2015 te Arnhem (zijn minderjarig kind) [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2015 heeft mishandeld door
- meerdere malen, althans éénmaal met kracht de vingers en/of handjes en/of
armpjes vast te pakken en/of (met kracht) te knijpen in de vingers en/of
handjes en/of armpjes en/of
- te bijten in de onderarm en/of
- meerdere malen, althans éénmaal (met kracht) te trekken/rukken aan een
beentje en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans éénmaal (met kracht) te draaien/draaiende bewegingen en/of andere geweldshandelingen te maken/verrichten aan dit beentje;
Ten aanzien van parketnummer 05/800003-18
1.
Hij op of omstreeks de periode van 12 mei 2015 tot en met 28 mei 2015 te Arnhem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, door met dat opzet
- Meermalen, althans éénmaal genoemde [slachtoffer] stevig vast te pakken en/of te knijpen en/of te slaan en/of
- Meermalen, althans éénmaal (met kracht) op/tegen/in de buik en/of rug, althans het (midden)lichaam te stompen en/of duwen en/of
- Meermalen, althans éénmaal voornoemde [slachtoffer] tegen een bad(rand) en/of een anders hard voorwerp en/of muur/wand te slaan en/of te gooien
danwel ander mechanisch geweld heeft gebruikt waardoor bij deze [slachtoffer] leverschade dan wel hoge leverwaardes en/of een of meerdere blauwe plekken op/over het (gehele) lichaam en/of een of meerdere rode strepen op het lichaam zijn ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks de periode van 12 mei 2015 tot en met 28 mei 2015 te Arnhem (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer]
- Meermalen, althans éénmaal stevig vast te pakken en/of te knijpen en/of te slaan en/of
- Meermalen, althans éénmaal (met kracht) op/tegen/in de buik en/of rug, althans het (midden)lichaam te stompen en/of te duwen en/of
- Meermalen, althans éénmaal voornoemde [slachtoffer] tegen een bad(rand) en/of een hard voorwerp en/of muur/wand te slaan en/of te gooien;
2.
Hij op of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 augustus 2015 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met kracht) bij het (midden) lichaam heeft vastgepakt en/of
- ( vervolgens) hevig heen en weer heeft geschud, en/of
- één of meermalen tegen het hoofd heeft gestompt en/of
- één of meermalen met het hoofd tegen een voorwerp heeft geslagen en/of gegooid en/of gestompt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 augustus 2015 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, door met dat opzet genoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met kracht) bij het (midden) lichaam heeft vastgepakt en/of
- ( vervolgens) hevig heen en weer heeft geschud, en/of
- één of meermalen, al dan niet met een voorwerp, tegen het hoofd heeft gestompt en/of
- één of meermalen met het hoofd tegen een voorwerp heeft geslagen en/of gegooid en/of gestompt
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
Hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 augustus 2015 te Arnhem (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met kracht) bij het (midden) lichaam vast te pakken en/of
- ( vervolgens) hevig heen en weer te schudden, en/of
- één of meermalen tegen het hoofd te stompen en/of
- één of meermalen met het hoofd tegen een voorwerp te slaan en/of gooien en/of stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van parketnummer 05/800002-17
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] , zoon van verdachte en geboren op [geboortedag 2] 2015, werd in de avond van 29 mei 2015 door zijn ouders naar het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem gebracht. [2] Hij was minder alert, had een bleke huidskleur, een lage lichaamstemperatuur en hij dronk slecht. [3] Na opname in het ziekenhuis ontstonden er verschillende epileptische aanvallen en was [slachtoffer] wisselend bij bewustzijn. [4]
Bij onderzoek door het ziekenhuis en (later) door verschillende deskundigen werden diverse letsels aangetroffen. Deskundigen, [naam 1] , forensisch arts KNMG bij het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) en [naam 2] , forensisch arts FMG bij de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (hierna: FPMK), hebben in rapporten, die onderdeel zijn van het proces-dossier, hun bevindingen omtrent deze letsels beschreven, zoals hierna weergegeven.
Hersenletsel
Op de CT-scan en de MRI-scan van 30 mei 2015 werd ernstig hersenletsel bij [slachtoffer] geconstateerd. Kortgezegd was er sprake van zeer uitgebreid verlies van hersenweefsel. [5] Er waren uitgebreide gebieden van beperkte doorbloeding van de hersenen passend bij zuurstoftekort. [6] Op de MRI scan van 23 juni 2015 was zichtbaar dat het afsterven van hersencellen geleid had tot vermindering van de hoeveelheid hersenweefsel en de vorming van holtes in het hersenweefsel. [7] Het verlies van hersenweefsel gaat gepaard met uitval van hersenfuncties. [8] De ontwikkeling op alle ontwikkelingsgebieden wordt bij [slachtoffer] door zijn hersenletsel ernstig bedreigd en belemmerd. [9] Ten gevolge van het ernstige hersenletsel (afsterving van hersenweefsel door een tekort aan zuurstof, waarbij holtevorming is ontstaan in de hersenen), dat voor het eerst op 30 mei 2015 bij [slachtoffer] is geconstateerd, is er bij [slachtoffer] sprake van bewustzijnsstoornissen, epileptische aanvallen, verhoogde spierspanning, spasticiteit en een duidelijke ontwikkelingsachterstand (het nog niet kunnen lopen, zelfstandig kunnen eten en een duidelijke spraakachterstand). [10]
Deze hersenschade is volgens deskundige [naam 1] van het NFI afzonderlijk bezien een niet specifieke bevinding die meerdere oorzaken kan hebben, waarbij mechanische factoren zoals uitwendig geweld of een onderbreking van de zuurstoftoevoer door belemmering van de bloedsomloop mogelijke oorzaken zijn. [11] Onderzoek bij [slachtoffer] naar infecties of een stoornis in de aanleg van de hersenen leverde geen bijzonderheden op. Deskundige [naam 1] heeft geconcludeerd dat het hersenletsel afzonderlijk bezien een aspecifieke bevinding is met zowel medische en traumatische mogelijke oorzaken. [12]
Bloeduitstorting onder het harde hersenvlies
Op 30 mei 2015 werd er op de MRI-scan en de CT-scan van [slachtoffer] een subduraal hematoom (bloeduitstorting onder het harde hersenvlies) gezien. Op de MRI scans van 11 en 23 juni 2015 was de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies of het restant daarvan nog steeds zichtbaar. [13]
Uit het NFI rapport en het FPKM rapport volgt dat bloedingen onder het harde hersenvlies ontstaan doordat zogenaamde ankervenen of brugvenen (verbindingsvaten) (af)scheuren. Ankervenen voeren bloed af dat de hersenen van zuurstof en voeding voorziet. Zij kunnen (af)scheuren als de schedel en de hersenen ten opzichte van elkaar bewegen of als de ankervenen worden opgerekt door verplaatsing van hersendelen. Zo kan dit gebeuren als sprake is van herhaalde voor-achterwaartse bewegingen van het hoofd, wat kan optreden bij een heftig repeterend acceleratie-deceleratie trauma (zoals bij een schudincident) of bij forse impact (botsend geweld op of tegen het hoofd), of bij de combinatie van beide. [14] Hierbij is veel kracht nodig. Krachten die ontstaan bij gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen, en daarmee ook de normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, zijn onvoldoende voor het oplopen van een bloeding onder het harde hersenvlies noch waren er aanwijzingen dat deze bloeduitstorting te wijten zou zijn geweest aan de geboorte. Bij [slachtoffer] is ook geen medische oorzaak voor dit letsel gevonden. [15] Deskundige [naam 1] heeft geconcludeerd dat de aangetroffen bloeduitstorting onder het harde hersenvlies afzonderlijk bezien veel waarschijnlijker is bij een niet-accidenteel contacttrauma, bij schudden of bij een combinatie van beide, dan bij een medische oorzaak, de geboorte of een val van beperkte hoogte of een ander accidentele geweldsinwerking of normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen. [16]
Netvliesbloedingen
Op 1 juni 2015 werden in het linkeroog van [slachtoffer] verschillende netvliesbloedingen gezien. [17] Deze bloedingen zijn later beschreven als vlamvormig rond de blinde vlek met daarnaast verschillende soorten bloedingen centraal en perifeer in verschillende lagen van het netvlies. [18]
Traumatische netvliesbloedingen kunnen ontstaan na direct inwerkend uitwendig geweld op het hoofd. [19] Volgens deskundige [naam 1] van het NFI leiden fysieke krachten die door de afwisseling van versnelling en vertraging ontstaan, geregeld tot netvliesbloedingen. Netvliesbloedingen als gevolg van een trauma zullen zeer waarschijnlijk direct na dat trauma ontstaan. [20] Er zijn geen medische oorzaken gevonden voor de netvliesbloedingen bij [slachtoffer] . De geboorte, als oorzaak voor de netvliesbloedingen, kan ook uitgesloten worden geacht. [21] Vanwege de uitgebreidheid van de netvliesbloedingen zijn deze passend bij een heftig schudincident, forse impact op of tegen het hoofd, of een combinatie van beide. Kleinere krachten, zoals een val van een commode, zijn niet passend bij de uitgebreidheid van de netvliesbloedingen in het linkeroog. [naam 1] heeft geconcludeerd dat de uitgebreide netvliesbloedingen in het linker oog waarschijnlijker zijn bij een contacttrauma, bij schudden of bij een combinatie van beide, dan bij een accidenteel trauma of bij een medische aandoening. [22]
Opvallend is volgens deskundige [naam 1] dat bij onderzoek op 30 mei 2015 geen netvliesbloedingen bij [slachtoffer] worden gezien, maar wel bij onderzoek op 1 en/of 2 juni 2015. Gezien het verband met andere bevindingen (specifiek het ernstige hersenletsel als gevolg waarvan [slachtoffer] niet goed functioneerde voorafgaande aan de ziekenhuisopname) lijkt een inadequate beoordeling van de ogen op 30 mei 2015 een mogelijke verklaring. [23]
Botbreuk ribben
Op 12 juni 2015 werden bij de herbeoordeling van [slachtoffer] drie ribbreuken aangetroffen aan de achterzijde van enkele ribben en aan beide zijden van de wervelkolom. [24]
Uit de rapporten van het NFI en het FPKM volgt dat ribbreuken zeer zeldzaam zijn bij jonge kinderen vanwege de flexibiliteit van hun borstkas. [25] De breuken kunnen ontstaan ten gevolge van erfelijke botafwijkingen of door een hevig trauma. Nu voor het ontstaan van een ribbreuk een aanzienlijke hoeveelheid kracht nodig is, ontstaan ze nooit bij het vastpakken van kinderen in normale omgangssituaties. [26] Ribbreuken bij jonge kinderen zijn zeer verdacht voor een niet-accidentele ontstaanswijze. Dit wordt in de situatie van [slachtoffer] versterkt door het feit dat er sprake is van meerdere ribbreuken, aan beide zijden van de borstkas, en in het bijzonder aan de achterzijde van de borstkas. Dit wordt geassocieerd met een voor-achterwaartse compressie (zoals bij samenknijpen) van de borstkas. [27] Deskundige [naam 1] heeft geconcludeerd dat de geconstateerde ribbreuken zeer veel waarschijnlijker zijn bij een niet-accidentele toedracht dan bij een accidentele toedracht. [28]
Combinatie van letsels
Deskundige [naam 1] heeft in het NFI rapport opgeschreven dat de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies en de netvliesbloedingen in het linkeroog een aanwijzing voor het ontstaansmechanisme van het bij [slachtoffer] geconstateerde hersenletsel vormen. Deze combinatie van bevindingen is namelijk passend bij toegebracht hersenletsel door heftig schudden, door forse impact of door een combinatie van beide. Er zijn geen medische aandoeningen geconstateerd die de combinatie van bevindingen kunnen verklaren. De geconstateerde letsels zijn niet ontstaan door eigen toedoen of gedragingen van [slachtoffer] , bij gebruikelijke verzorgingshandelingen, of bij de geboorte. [29] Deskundige [naam 1] heeft geconcludeerd dat de combinatie van de genoemde bevindingen zeer veel waarschijnlijker is bij een niet-accidentele toedracht dan bij een accidentele toedracht of een medische aandoening. [30]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Volgens de officier van justitie volgt uit de rapportages dat er geen andere verklaring voor het letsel van [slachtoffer] is dan mishandeling. Uit de rapportages volgt ook dat het in de tenlaste-legging omschreven letsel op 29 mei 2015 moet zijn toegebracht. Verdachte is toen in de middag alleen met [slachtoffer] geweest waarna de (lichamelijke) problemen bij het kind geconstateerd werden. Het moet dus verdachte zijn geweest die dit letsel heeft toegebracht, waarschijnlijk door [slachtoffer] met zeer veel geweld heen en weer te schudden. Volgens de officier van justitie heeft hij zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, doordat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] hierdoor zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat op basis van de forensische rapportages in combinatie met de verklaring van verdachte, dat hij beelden ziet waarin hij iets in zijn handen heeft waarmee hij schudt, waarschijnlijk kan worden aangenomen dat verdachte [slachtoffer] heeft geschud. Het kan echter niet worden vastgesteld wanneer hij dit precies heeft gedaan, zodat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
Beoordeling door de militaire kamer
Oorzaak en tijdstip van het letsel
Uit de hiervoor genoemde deskundigenverslagen volgt dat bij [slachtoffer] na aankomst in het ziekenhuis op 29 mei 2015 verschillende letsels zijn ontdekt. Bij onderzoek op 29 en 30 mei 2015 werd in het ziekenhuis vastgesteld dat [slachtoffer] ernstig hersenletsel en een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies had. Volgens deskundige [naam 1] is het zeer aannemelijk dat de klinische verschijnselen bij toegebracht ernstig schedelhersenletsel direct zijn ontstaan na een gewelddadige handeling. [31] De verschijnselen waarmee [slachtoffer] zich op 29 mei 2015 presenteerde in het ziekenhuis zijn passend bij het nadien geconstateerde hersenletsel. Gelet op de ernst van het hersenletsel van [slachtoffer] werd het onaannemelijk geacht dat [slachtoffer] na het ontstaan daarvan alert was, adequaat gevoed kon worden en een normale spierspanning had. [32] Enkele dagen later werd een netvliesbloeding geconstateerd, die tijdens onderzoek op 30 mei 2015 niet was gezien, maar waarvan deskundige [naam 1] heeft overwogen dat dat onderzoek inadequaat kon zijn geweest. Gezien de overige bevindingen van de deskundigen en de omstandigheid dat [slachtoffer] vanaf het moment, dat hij in het ziekenhuis is opgenomen, tot het moment dat het oogonderzoek op 1 en/of 2 juni 2015 is verricht, onder de zorg en toezicht van het ziekenhuispersoneel heeft gestaan, acht de militaire kamer voldoende aannemelijk dat het hersenletsel en het subduraal hematoom gerelateerd zijn aan gebeurtenissen op 29 mei 2015. Verder zijn er verschillende botbreuken in de ribben vastgesteld. De ribbreuken zijn op 12 juni 2015 op röntgenfoto’s geconstateerd. Omdat professor dr. [naam 3] , kinderradioloog met forensische expertise in het Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam, na herbeoordeling van de röntgenfoto’s van 12 juni 2015 heeft vastgesteld dat de ribbreuken tenminste circa 14 dagen oud waren, [33] is de militaire kamer ervan overtuigd dat dit letsel ook zijn oorzaak vindt in wat er op 29 mei 2015 is gebeurd. Daarbij weegt de militaire kamer mee dat [slachtoffer] op 28 mei 2015 nog voor een controleafspraak naar het Rijnstate ziekenhuis is geweest. Van hersenletsel of andere ernstige letsels was toen nog geen sprake; alles was toen nog goed met hem. [34]
Gelet op het voorgaande en het feit dat [slachtoffer] in de avond van 29 mei 2015 naar het ziekenhuis is gebracht heeft de militaire kamer de overtuiging dat de letsels bij [slachtoffer] op 29 mei 2015 zijn toegebracht.
Over de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies, de netvliesbloedingen en de botbreuken in de ribben is zowel in het NFI rapport als in het FPKM rapport geconcludeerd dat het waarschijnlijker is dat zij een niet-accidentele oorzaak hebben dan een andere oorzaak. Over de combinatie van bevindingen (inclusief het ernstige hersenletsel) heeft deskundige [naam 1] opgemerkt dat de letsels passen bij toegebracht letsel door heftig schudden, door forse impact of door een combinatie van beiden. Gelet op deze bevindingen en conclusies van de deskundigen heeft de militaire kamer de overtuiging dat de letsels zijn toegebracht door geweldshandelingen, namelijk door heftig schudden van [slachtoffer] , door forse impact of door een combinatie van beide.
Dader toebrengen letsel
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het verdachte is geweest aan wie die geweldshandelingen moeten worden toegerekend.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 29 mei 2015 in zijn huis was in Arnhem. [35] [naam 4] , zijn vriendin (en moeder van [slachtoffer] ), heeft ’s ochtends voor 06:30 uur een flesje aan [slachtoffer] gegeven. Later die ochtend was [slachtoffer] onrustig en heeft verdachte hem meermalen moeten oppakken om hem rustig te houden. Rond 13:00 uur werd [slachtoffer] weer wakker en was de moeder van verdachte er ook. Zij heeft [slachtoffer] een flesje gegeven. [slachtoffer] dronk minder uit dit flesje dan normaal. [naam 4] is toen weggegaan en later de moeder van verdachte ook. Verdachte, die toen alleen thuis was met [slachtoffer] , is vervolgens met [slachtoffer] gaan douchen. Tijdens het douchen is verdachte uitgegleden, waarbij [slachtoffer] op de rand van een kinderbadje viel, aldus verdachte. Na het douchen leek [slachtoffer] wat vermoeid en wilde hij niet meer drinken. Verdachte heeft hem toen in zijn bedje gelegd, dit was rond 14:15 uur. Tussen 16:15 uur en 16:30 uur kwam [naam 4] thuis en is verdachte met haar samen bij [slachtoffer] gaan kijken. [slachtoffer] zag er op dat moment pips uit en voelde koud aan, namelijk 34,8 graden Celsius. Verdachte heeft toen zijn lichaam ontbloot en is met [slachtoffer] op bed gaan liggen met een deken eromheen, en [naam 4] is kruiken gaan maken. Na twee uur was de lichaamstemperatuur van [slachtoffer] weer 37 graden Celsius. Ze zijn toen naar de ouders van verdachte gegaan. [36] Daar is uiteindelijk besloten om met [slachtoffer] naar het ziekenhuis te gaan. [37]
[naam 4] heeft ongeveer dezelfde omschrijving van 29 mei 2015 gegeven als verdachte. Zij is in de middag het huis uitgegaan en liet [slachtoffer] met verdachte en zijn moeder achter. Toen ze een paar uur later terug kwam waren alleen verdachte en [slachtoffer] nog thuis. [slachtoffer] was op dat moment koud en bleek, en [naam 4] kreeg geen contact met hem. [38] Dit verbeterde niet en een paar uur later hebben ze hem naar het ziekenhuis gebracht. [39]
Ook [naam 5] , de moeder van verdachte, heeft verklaard dat zij op 29 mei 2015 rond 13:30 uur bij verdachte was. [40] Om 14:15 uur is ze weer weggegaan. [naam 4] was toen niet meer thuis. Een paar uur later vertelde verdachte haar dat [slachtoffer] koud aanvoelde. [41]
De militaire kamer overweegt dat verdachte in de middag van 29 mei 2015 een aantal uren alleen met [slachtoffer] is geweest. Voor die tijd zag [slachtoffer] al wel wat bleek, maar hij dronk nog wel melk en hij gedroeg zich verder niet anders dan normaal. Nadat verdachte alleen was geweest met [slachtoffer] , voelde [slachtoffer] heel koud aan, was hij bleek en was er geen contact met hem te krijgen. Gelet op deze grote verandering in de toestand van [slachtoffer] binnen een paar uur, en gezien het feit dat klinische verschijnselen van ernstig schedelletsel volgens deskundige [naam 1] doorgaans direct na de geweldshandeling ontstaan, heeft de militaire kamer de overtuiging dat het geweld moet zijn toegebracht in de paar uur dat verdachte alleen met [slachtoffer] was. De mogelijkheid dat het letsel is ontstaan doordat verdachte met [slachtoffer] tijdens het douchen is uitgegleden, acht de militaire kamer onaannemelijk, nu uit de hiervoor aangehaalde NFI-rapportage voortvloeit dat het letsel niet door een val kan zijn veroorzaakt.
Deze overtuiging wordt nog eens versterkt door de verklaring van verdachte zelf dat hij ‘beelden’ voor zich ziet van een situatie waarin hij thuis in de badkamer staat en heftige schudbewegingen maakt. [42] Deze verklaring past immers bij de bevindingen van de deskundigen en bij zijn verhaal dat hij met [slachtoffer] is gaan douchen toen hij alleen met hem was.
Gelet hierop heeft de militaire kamer de overtuiging dat verdachte het letsel op 29 mei 2015 bij [slachtoffer] heeft toegebracht. Gelet op de medische bevindingen van de deskundigen en de verklaring van verdachte over zijn ‘beelden’ heeft de militaire kamer de overtuiging dat verdachte dit heeft gedaan door [slachtoffer] stevig aan beide zijden van zijn lichaam vast te pakken en vervolgens heftige schudbewegingen te maken.
Poging doodslag
Vervolgens dient de militaire kamer te beoordelen of verdachte met het vastpakken van het lichaam van [slachtoffer] en het vervolgens maken van heftige schudbewegingen waardoor bij [slachtoffer] hersenletsel is ontstaan opzet had op zijn dood. Hiertoe overweegt de militaire kamer allereerst dat niet van ‘boos opzet’ bij verdachte is gebleken. Wel is naar het oordeel van de militaire kamer sprake van voorwaardelijk opzet.
De militaire kamer is van oordeel dat de kans op de dood van [slachtoffer] aanmerkelijk te achten was door het schudden door verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat baby’s, zeker van die leeftijd, namelijk maar een paar weken oud, zeer kwetsbaar zijn. Des te meer geldt dit voor het hoofdje van de baby. Het is van groot belang dat bij een jonge baby het hoofdje goed wordt ondersteund omdat de baby het hoofd vanwege de zwakke nekspieren nog niet zelf kan tillen of vastzetten. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat een baby als gevolg van heftig schudden van het hoofd komt te overlijden aanmerkelijk te achten. Dat er ook bij [slachtoffer] een kans was dat hij zou komen te overlijden, blijkt ook uit het feit dat het Radboud ziekenhuis op 31 mei 2015 in een verslag heeft vermeld dat [slachtoffer] nog niet buiten levensgevaar was. [43] Verdachte moet zich ook bewust zijn geweest van de kwetsbaarheid van het hoofdje van een baby, nu dit gaat om een feit van algemene bekendheid. In het NFI rapport staat beschreven dat, in het geval dat schudden de oorzaak is voor ernstig hersenletsel, voor dit schudden een aanmerkelijke kracht, frequentie en duur zijn vereist. [44] Blijkens de aard van deze gedragingen, kan het volgens de militaire kamer dan ook niet anders zijn dan dat verdachte gedurende zijn gedragingen de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard.
De militaire kamer is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 juli 2015 werd [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, uit het ziekenhuis ontslagen. [45] Hij verbleef vanaf die tijd bij zijn grootouders in Arnhem. [46] Op 5 augustus 2015 was [slachtoffer] weer in het ziekenhuis en hij werd uiteindelijk ook weer opgenomen. [47] Er werden weer verschillende letsels bij [slachtoffer] geconstateerd waarover de deskundigen in een rapport van het NFI en een rapport van de FPKM hebben opgeschreven hoe deze kunnen zijn ontstaan.
Huidverkleuringen
Op 5 augustus 2015 werden bij [slachtoffer] huidverkleuringen/blauwe plekken aan de rechter onderarm, linker onderarm en tussen de vingers van beide handen gezien. [48] Ook waren er op de duim en op de vingers rode huidverkleuringen zichtbaar. [49]
De blauwe plekken op de armen en vingers zijn volgens het NFI-rapport en het FPKM-rapport ontstaan door botsende en/of samendrukkende krachtsinwerkingen van buitenaf, ervan uitgaande dat het onderhuidse bloeduitstortingen betroffen. Accidenteel ontstane onderhuidse bloeduitstortingen op jonge leeftijd zijn zeldzaam, omdat baby’s nog niet zo mobiel en ondernemend zijn. [50] De onderhuidse bloeduitstortingen die op de rechterduim en tussen de vingers zijn aangetroffen acht deskundige [naam 1] van het NFI suggestief voor het met kracht dichtknijpen van de handen. [51] De hoeveelheid, frequentie, locatie en vorm van de blauwe plekken bij [slachtoffer] acht deskundige [naam 1] veel waarschijnlijker bij een niet-accidentele toedracht dan bij een accidentele toedracht. Er zijn geen verklaringen aangetroffen die het gehele letselbeeld kunnen verklaren. [52]
Botbreuk
Op 6 augustus 2015 werd op röntgenfoto’s een semi-recente botbreuk aan het uiteinde van het rechter scheenbeen van [slachtoffer] gezien (een zogenaamde metafysaire hoekfractuur). Op basis van een zichtbare genezingsreactie bij het botvlies werd geschat dat deze botbreuk zeven tot acht dagen oud was. Bij latere herbeoordeling van de röntgenfoto’s door kinderradioloog Prof. [naam 3] werd de aanwezigheid van de metafysaire hoekfractuur bevestigd. Hij noemde een ouderdom van minimaal 5 dagen. [53]
Metafysaire hoekfracturen zijn specifieke botbreuken van de groeischijf aan het uiteinde van de lange pijpbeenderen in armen of benen die onder meer kunnen ontstaan wanneer de ledematen snelle en krachtige heen- en weergaande bewegingen maken. Volgens het NFI-rapport en het FPKM-rapport worden metafysaire hoekfracturen bij het ontbreken van een andere plausibele verklaring als zeer specifiek voor kindermishandeling beschouwd. [54] Deze breuken ontstaan bij afschuivende krachten loodrecht op de as van een lang bot of bij forse trekkrachten in de lengterichting van het bot. Dergelijke krachten komen niet voor bij een val of stomp trauma. [55] Er is daarnaast een relatie tussen metafysaire hoekfracturen en schudincidenten. Er is geen passende verklaring gevonden voor de aangetroffen metafysaire hoekfractuur. [56] De metafysaire hoekfractuur is volgens deskundige [naam 1] dan ook zeer veel waarschijnlijker bij een niet-accidentele toedracht dan bij een accidentele toedracht. [57]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet vaststaat dat het verdachte is geweest die dit letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Beoordeling door de militaire kamer
Blauwe plekken
Gelet op het rapport van het NFI en het rapport van de FPKM heeft de militaire kamer de overtuiging dat de blauwe plekken op de armen en vingers van [slachtoffer] moeten zijn ontstaan door krachtinwerking van buitenaf, dat niet accidenteel is veroorzaakt.
Kinderarts [naam 6] heeft over 5 augustus 2015 verklaard dat [slachtoffer] voor die tijd verbleef bij zijn opa en oma van vaders kant. De opa had aan de kinderarts verteld dat hij en verdachte [slachtoffer] om 11:00 uur in bed hadden gelegd en dat er toen nog niks aan de hand was. De oma en moeder van [slachtoffer] hebben [slachtoffer] om 13:30 uit bed gehaald en zagen toen blauwe plekken bij hem. [58]
Verdachte heeft aan verbalisant verklaard dat hij op 5 augustus 2015 [slachtoffer] voor het eerst in de Puckababy heeft gedaan en dat hij [slachtoffer] stevig bij zijn handjes heeft moeten beetpakken om hem in de slaapzak te krijgen. [59]
Kinderverpleegkundige [naam 7] heeft verklaard dat zij verdachte een keer heeft gevraagd [slachtoffer] vast te houden tijdens het bloedprikken. Verdachte hield [slachtoffer] toen in haar opzicht te stevig vast waardoor ze hem gevraagd heeft of hij [slachtoffer] minder stevig vast wilde houden. Dat verdachte hem te stevig vast hield zag ze aan de verkleuring van het armpje waar [slachtoffer] werd vastgehouden en aan de knokkels van de hand van de vader die wit aanliepen. [60]
Nu verdachte [slachtoffer] op 5 augustus 2015 naar bed heeft gebracht, hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op 5 augustus 2015 stevig heeft vastgepakt, en een verpleegster eerder heeft gezien dat verdachte [slachtoffer] te stevig vastpakte, heeft de militaire kamer de overtuiging dat verdachte de blauwe plekken van [slachtoffer] heeft toegebracht. Hij heeft dit gedaan door met kracht de handen, vingers en armen van [slachtoffer] vast te pakken en hierin te knijpen.
Botbreuk
Zoals hiervóór onder ‘De feiten’ beschreven, heeft deskundige [naam 1] voor de metafysaire hoekfractuur in het been van [slachtoffer] ook geen andere verklaring dan mishandeling. De militaire kamer heeft hierdoor ook de overtuiging dat dit letsel moet zijn toegebracht door niet-accidenteel handelen, en in navolging van het NFI rapport moet dit gebeurd zijn door aan het beentje van [slachtoffer] te trekken.
Zoals vermeld, moet dit letsel een aantal dagen voor 5 augustus 2015 zijn toegebracht. Dit kan dus niet gebeurd zijn toen verdachte [slachtoffer] op 5 augustus 2015 stevig heeft vastgepakt toen hij hem in de Puckababy wilde doen. Nu de militaire kamer van oordeel is dat verdachte zowel op 29 mei 2015 als op 5 augustus 2015 (ernstig) letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht, heeft de militaire kamer de overtuiging dat hij ook degene is geweest die de metafysaire hoekfractuur in het beentje van [slachtoffer] heeft veroorzaakt door te schudden, waardoor trekkende of rukkende bewegingen aan dit beentje zijn ontstaan.
De militaire kamer acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gebeten. Uit de foto’s op pagina 625 en 626 van het dossier heeft de militaire kamer onvoldoende de overtuiging gekregen dat dit letsel is toegebracht doordat [slachtoffer] is gebeten, ook al kan dit niet worden uitgesloten. Ook is de militaire kamer van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte draaiende bewegingen aan het beentje van [slachtoffer] heeft gemaakt. Dit deel van de tenlastelegging acht de militaire kamer dan ook niet bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/800003-18
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte woonde tot 29 mei 2015 samen met zijn vriendin en zijn zoontje [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, in Arnhem. [61] Op 12 mei 2015 heeft het consultatiebureau bij [slachtoffer] blauwe plekjes geconstateerd. Op beide onderbenen zaten bijna symmetrisch drie kleine blauwe plekken. [62] De ouders van [slachtoffer] wisten niet waar de blauwe plekken vandaan kwamen. [63] Op 18 mei 2015 is [slachtoffer] door een kinderarts in het Rijnstate Ziekenhuis onderzocht. De kinderarts zag bij [slachtoffer] een onderhuidse bloeduitstorting onder het linkeroog, een onderhuidse bloeduitstorting op de linker knie, een onderhuidse bloeduitstorting op de onderrug en een purpura op het onderbeen. [64] De leverwaarden van [slachtoffer] zijn op 18 mei ook getest en de leverenzymen bleken te hoog. [65] Op 19 mei 2015 is de verpleegkundige op huisbezoek geweest bij [slachtoffer] . [66] Zij constateerde op de wangen een blauwe plek. [67] Op 22 mei 2015 zijn de leverwaarden weer getest en bleken de leverenzymen wederom verhoogd. [68] Ook had [slachtoffer] verhoogde ferritine in het bloed. Op 24 mei 2015 zijn de leverenzymen weer iets gestegen ten opzichte van 22 mei 2015. [69]
Op 28 mei 2015 werd [slachtoffer] nogmaals gezien door een kinderarts. Zij nam verschillende onderhuidse bloeduitstortingen waar bij [slachtoffer] , namelijk op het linker- en rechterjukbeen, op het voorhoofd, boven het rechter oog, op de linker- en rechterknie, op de romp aan de rechterkant en op de elleboog. [70]
In een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en een rapport van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) hebben deskundigen beschreven hoe het letsel bij [slachtoffer] kan zijn ontstaan. Uit deze rapporten volgt dat er in het algemeen vrijwel geen medische oorzaken zijn voor leverschade op jonge leeftijd. [71] Hoge waarden worden wel vaak gezien bij forse krachtsinwerkingen. Dit betreft in een niet-accidenteel kader vaak het met kracht schoppen of stompen tegen de buik. [72]
Over de onderhuidse bloeduitstorting hebben de deskundigen opgeschreven dat deze moeten zijn ontstaan door botsende en/of samendrukkende krachtsinwerkingen van buitenaf, volgens het FPKM-rapport door kracht met of door een stomp voorwerp. Accidenteel ontstane onderhuidse bloeduitstortingen op jonge leeftijd zijn zeldzaam, omdat baby’s nog niet zo mobiel en ondernemend zijn. [73] De hoeveelheid, frequentie, locatie en vorm van de bloeduitstortingen bij [slachtoffer] acht deskundige [naam 1] veel waarschijnlijker bij een niet-accidentele toedracht dan bij een accidentele toedracht. Er zijn geen verklaringen aangetroffen die het gehele letselbeeld kunnen verklaren. [74] Volgens het FPKM-rapport vormen de verschillende door de ouders genoemde mogelijke oorzaken geen verklaring voor het letsel. [75]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet vaststaat dat het verdachte is geweest die dit letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft op basis van de rapporten van NFI en FPKM de overtuiging dat de verhoogde leverwaardes en de verschillende bloeduitstortingen van [slachtoffer] die zijn waargenomen in de periode van 12 mei 2015 tot en met 28 mei 2015 zijn ontstaan door forse krachtsinwerking van buitenaf, en in het bijzonder door stompen tegen de buik en de rug van [slachtoffer] .
Omdat de militaire kamer, zoals eerder beschreven, de overtuiging heeft dat verdachte zich op 29 mei 2015 schuldig heeft gemaakt aan geweldshandelingen jegens [slachtoffer] , heeft de militaire kamer ook de overtuiging dat verdachte degene is die aan [slachtoffer] in de periode van 12 mei 2015 tot en met 28 mei 2015 de beschreven letsels heeft toegebracht door [slachtoffer] krachtig te stompen en/of te duwen, zoals beschreven in de rapporten van NFI en FPKM.
Hoewel de bloeduitstortingen en de verhoogde leverwaarden van [slachtoffer] ernstig letsel zijn, is dit letsel naar gewoon spraakgebruik van onvoldoende gewicht om juridisch als ‘zwaar lichamelijk letsel’ te kunnen worden aangemerkt. De militaire kamer zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit. Voor het subsidiair tenlastegelegde is naar het oordeel van de militaire kamer wel voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] verbleef van 23 juli 2015 tot 5 augustus 2015 bij de ouders van verdachte in Arnhem. [76] Op 5 augustus 2015 is [slachtoffer] in het ziekenhuis opgenomen met diverse letsels. Op 6 augustus 2015 werd een klein bloedinkje in het linkeroog, bij het netvlies, van [slachtoffer] gezien. [77] In het NFI rapport is beschreven dat de netvliesbloedingen passend zijn bij een heftig schudincident, forse impact op of tegen het hoofd, of een combinatie van beide. [78] Behalve deze netvliesbloeding is bij [slachtoffer] de hierboven reeds genoemde metafysaire hoekfractuur waargenomen op 6 augustus 2015, die minimaal vijf dagen eerder moet zijn toegebracht. [79] Beide letsels kunnen zijn veroorzaakt door heftig schudden met/van [slachtoffer] . [80]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Verdachte heeft immers verklaard dat hij [slachtoffer] heeft geschud toen hij bij zijn ouders was, en deze verklaring past ook bij het letsel dat op 5 augustus 2015 bij [slachtoffer] is geconstateerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet vaststaat dat het verdachte is geweest die het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Beoordeling door de militaire kamer
Zoals hiervoor overwogen, is de militaire kamer van oordeel dat verdachte verantwoordelijk is voor het gebroken been van [slachtoffer] door met hem te schudden. Gelet daarop is de militaire kamer eveneens van oordeel dat verdachte, in het huis van zijn ouders, [slachtoffer] zodanig heeft geschud dat daardoor de netvliesbloeding veroorzaakt is. Hierbij hecht de militaire kamer ook waarde aan de verklaring van verdachte dat hij ‘beelden’ voor zich ziet waarin hij heftige schudbewegingen maakte terwijl hij in het huis van zijn ouders, niet zijnde de badkamer, stond. [81] Daarbij laat de militaire kamer - gelet op de wijze van ten laste leggen - in het midden of hierbij sprake is geweest van twee afzonderlijke incidenten, dan wel van eendaadse samenloop. De militaire kamer heeft op grond van het vorenstaande dan ook de overtuiging dat verdachte het lichaam van [slachtoffer] in de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 augustus 2015 hevig heen en weer heeft geschud.
De militaire kamer heeft op basis van het letsel en de bevindingen van de deskundigen hierover onvoldoende informatie om aan te nemen dat verdachte met dit schudden bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. De militaire kamer zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Wel is de militaire kamer van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door het schudden zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De militaire kamer acht het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde dan ook bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/800002-17
1.
hij op
of omstreeks29 mei 2015 te Arnhem een of meermalen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] één of meermalen (met kracht) bij het (midden)lichaam heeft vastgepakt en
/of (met kracht) op/tegen/in de buik en/of rug, althans het (midden)lichaam heeft geduwd en/of geknepen en/of gestompt en/ofhevig heeft geschud
en/of et lichaam op/tegen een bad(rand) en/of een hard voorwerp en/of muur/wand heeft geslagen en/of gegooid en/of stomp mechanisch geweld heeft toegepast op die [slachtoffer] (waardoor bij deze [slachtoffer] meerdere (3) breukjes aan de ribben aan de rugzijde en/of zuurstofgebrek in de hersenen en
/of meerdere blauwe plekken op de buik en/of rug, althans het lichaam en/ofbloedingen in het oog
en/of in de organen, althans in/op het
lichaamzijn ontstaan
),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in
of omstreeksde periode van 29 juli 2015 tot en met 06 augustus 2015 te Arnhem (zijn minderjarig kind) [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2015 heeft mishandeld door
-
meerdere malen, althans éénmaalmet kracht de vingers en
/ofhandjes en
/of
armpjes vast te pakken en/of (met kracht) te knijpen in de vingers en
/of
handjes en
/ofarmpjes en
/of
- te bijten in de onderarm en/of
-
meerdere malen, althans éénmaal(met kracht) te trekken/rukken aan een
beentje
en/of
- (vervolgens) meerdere malen, althans éénmaal (met kracht) te draaien/draaiende bewegingen en/of andere geweldshandelingen te maken/verrichten aan dit beentje;
Ten aanzien van parketnummer 05/800003-18
1. subsidiair, dat
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2015 tot en met 28 mei 2015 te Arnhem (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer]
- Meermalen,
althans éénmaal stevig vast te pakken en/of te knijpen en/ofte slaan en/of
- Meermalen
, althans éénmaal(met kracht) op/tegen/in de buik en/of rug,
althans het (midden)lichaamte stompen en/of te duwen
en/of
- Meermalen, althans éénmaal voornoemde [slachtoffer] tegen een bad(rand) en/of een hard voorwerp en/of muur/wand te slaan en/of te gooien;
2. subsidiair, dat
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 augustus 2015 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan (zijn minderjarige kind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, door met dat opzet genoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met kracht) bij het (midden) lichaam heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens)hevig heen en weer heeft geschud,
en/of
- één of meermalen, al dan niet met een voorwerp, tegen het hoofd heeft gestompt en/of
- één of meermalen met het hoofd tegen een voorwerp heeft geslagen en/of gegooid en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/800002-17 :
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 05/800003-18 :
Ten aanzien van feit 1
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde onder 1 en 2 van parketnummer 05/800002-17, en het primair tenlastegelegde onder 1 en 2 van parketnummer 05/800003-18 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 4 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren op te leggen, en daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden de voortzetting van de behandeling bij Kairos en toezicht bij de reclassering. Volgens de verdediging is het zeer belangrijk dat verdachte zijn behandeling bij Kairos voortzet, en bestaat er bij een lange gevangenisstraf het risico dat wanneer verdachte eenmaal aan de behandeling toekomt, dit geen toegevoegde waarde meer heeft en hij niet meer bij zijn weggestopte herinneringen kan komen van hetgeen gebeurd is met [slachtoffer] .
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 maart 2018;
- een psychologisch onderzoek van dr. [naam 8] , gedateerd 24 november 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 7 december 2017;
- een psychiatrisch onderzoek van drs. [naam 9] en [naam 10] , gedateerd 23 april 2018;
- een aanvullend psychologisch onderzoek van dr. [naam 8] , gedateerd 24 april 2018.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft over een periode van een aantal weken zijn kind van slechts enkele weken oud ernstig mishandeld. Hij heeft het kind gestompt, geslagen, hem met kracht vastgepakt en geknepen, en hem heftig heen en weer geschud, waardoor [slachtoffer] onder meer ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Ten gevolge van dit geweld had [slachtoffer] kunnen overlijden. In plaats daarvan zal [slachtoffer] waarschijnlijk zijn hele leven zwaar gehandicapt blijven. Hij heeft een duidelijke ontwikkelingsachterstand en verblijft in een woongroep van Siza, waar ondersteuning wordt geboden aan mensen met een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperking en mensen met niet aangeboren hersenletsel.
De militaire kamer neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij al dit geweld heeft gebruikt tegen een kwetsbaar en weerloos kind dat aan zijn zorg als vader was toevertrouwd. Wat het voor de omgeving van [slachtoffer] nog frustrerender maakt is dat verdachte hiervoor geen verklaring heeft kunnen of willen geven. Zij blijven met de vraag achter waarom verdachte zijn eigen zoontje zo heeft kunnen mishandelen. Daarnaast heeft de militaire kamer de indruk dat verdachte geraffi-neerd te werk is gegaan. De geweldshandelingen tegen [slachtoffer] heeft hij immers telkens pas gepleegd toen hij alleen met [slachtoffer] in een ruimte was, en er niemand was die hen kon zien.
Uit de psychiatrische rapportage en de psychologische rapportage volgt dat er ten tijde van het bewezenverklaarde bij verdachte sprake was van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende persoonlijkheidstrekken, en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- en/of andere gedragsstoornis. Verdachte heeft problemen met zijn agressieregulatie. Hij heeft een onvoldoende aangeleerd vermogen om de door hem ervaren ongenoegens en de daaruit voortvloeiende onmacht op adequate wijze te uiten. Deze boosheid lijkt zich regelmatig te stuwen en (minimaal) eenmaal per maand, onverwacht, zonder duidelijke aanleiding tot expressie te komen. Daarnaast kan verdachte bij een sterk gevoel van onrechtvaardigheid agressief uit de hoek komen, hetgeen naar het oordeel van de militaire kamer heeft geleid tot het bewezenverklaarde. Het lijkt erop dat verdachte van deze boosheid ook last heeft gehad in de ten laste gelegde periodes. De gestuwde boosheid in combinatie met gevoelens van onrechtvaardigheid zou dan kunnen hebben geleid tot het tot expressie komen van zijn boosheid en het agressief handelend gedrag jegens zijn eigen zoontje. Gelet hierop wordt geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De militaire kamer onderschrijft deze conclusies en houdt hier rekening mee bij de strafoplegging. Ter terechtzitting van 30 april 2018 heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de zwangerschap, die tot de geboorte van [slachtoffer] heeft geleid als jegens hem (verdachte) gepleegd onrecht te hebben ervaren. In zijn beleving zou zijn vriendin een ander soort anticonceptiepil gaan gebruiken, In plaats daarvan bleek zij met de pil te zijn gestopt. Ter terechtzitting toonde hij zich hierover geëmotioneerd.
In de bepaling van de straf zal de militaire kamer ook rekening houden met de ouderdom van de feiten. In tegenstelling tot de officier van justitie is de militaire kamer echter niet van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. Verdachte is pas in juni 2016, en dus minder dan twee jaar geleden, als verdachte gehoord, en had vanaf dat moment dus pas rekening moeten houden met een strafrechtelijke vervolging. Daarbij komt dat het hier om een complexe zaak gaat, waarbij langdurig onderzoek noodzakelijk was en verschillende deskundigen hebben moeten rapporteren over de letsels en de proceshouding van verdachte.
Gezien de ernst van de feiten en de grote gevolgen hiervan, is de militaire kamer van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is van langere duur. De militaire kamer zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijf jaren. Een voorwaardelijk deel aan deze straf verbinden is wettelijk niet mogelijk. Daarbij overweegt de militaire kamer dat er in detentie mogelijkheden tot behandeling zijn en dat een behandeling als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden verbonden als dat tegen die tijd wenselijk en/of noodzakelijk wordt geacht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 287, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/800003-18 primair tenlastegelegde onder 1, en het primair tenlastegelegde onder 2;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), en mr. V.P. van Deventer, rechters, alsmede kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2015271473, onderzoek Woezel, gesloten op 18 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [naam 11] namens [slachtoffer] , p.58-59.
3.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.12 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.691.
4.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.12 van dit rapport.
5.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p. 693-694, 732-733.
6.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.716.
7.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.12 van dit rapport.
8.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.733.
9.Schriftelijk bescheid in de vorm van een brief van kinderartsen drs. [naam 6] en drs. [naam 12] , p.855.
10.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.12 van dit rapport.
11.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.12 van dit rapport.
12.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.13 van dit rapport.
13.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.13 van dit rapport.
14.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.13 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.732-733.
15.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.14 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.732.
16.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.15 van dit rapport.
17.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.697-698.
18.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.15 van dit rapport.
19.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.736.
20.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.16 van dit rapport.
21.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.17 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.736.
22.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.18 van dit rapport.
23.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.16 van dit rapport.
24.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.18 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.716.
25.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.18 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.733.
26.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.18 van dit rapport.
27.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.19 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.734-735.
28.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.20 van dit rapport.
29.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.22-23 van dit rapport.
30.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.25 van dit rapport.
31.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.26 van dit rapport.
32.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.27 van dit rapport.
33.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.716.
34.Proces-verbaal aangifte [naam 11] namens [slachtoffer] , p.62.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] p.79 en 90.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] p.90.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] p.91.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.76.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.77.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] , p.171.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] , p.172.
42.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018.
43.Bijlage 2 bij proces-verbaal d.d. 12 januari 2016, p.513.
44.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.24 van dit rapport.
45.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.7 van dit rapport.
46.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.711 en Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p.219.
47.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.7 van dit rapport, Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.712 en Proces-verbaal van bevindingen, p.486.
48.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.7 van dit rapport en Proces-verbaal van bevindingen, p.486.
49.Rapport NFI Beschrijving en duiding van huidletsels bij een minderjarig jongetje, p.668.
50.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.22 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.728.
51.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.21 van dit rapport.
52.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.22 van dit rapport.
53.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.8 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.717.
54.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.19 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.734.
55.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.19 van dit rapport.
56.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.20 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.735.
57.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.20 van dit rapport.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p.485.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p.486.
60.Proces-verbaal F.W. [naam 7] , p.390.
61.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p.81, 82, 90.
62.Proces-verbaal aangifte [naam 11] namens [slachtoffer] , p.64.
63.Proces-verbaal aangifte [naam 11] namens [slachtoffer] , p.60.
64.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.21 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.684.
65.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.685.
66.Proces-verbaal aangifte [naam 11] namens [slachtoffer] , p.64 en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.685.
67.Proces-verbaal aangifte [naam 11] namens [slachtoffer] , p.65 en schriftelijk bescheid in de vorm van documentatie consultatiebureau Rijkerswoerd Arnhem, p.821.
68.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.685 en schriftelijk bescheid in de vorm van documentatie huisarts Zainalabedin, p.829-830.
69.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.686.
70.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.21 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.687.
71.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.20 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.736-738.
72.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.21 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.738.
73.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.22 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.728.
74.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.22 van dit rapport.
75.Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.730.
76.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.7 van dit rapport, Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.711 en Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p.219.
77.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.7-8 van dit rapport.
78.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.17-18 van dit rapport.
79.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.8 van dit rapport en Rapport FPKM d.d. 24 maart 2016, p.717.
80.Rapport NFI Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van letsels bij een minderjarige jongen, d.d. 7 december 2017, p.17-20 van dit rapport.
81.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018.