ECLI:NL:RBGEL:2018:2138

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
05/840330-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor medeplegen van mishandeling met een werkstraf van 40 uren

Op 14 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van medeplegen van mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 7 juni 2016 te Ermelo, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gebruikt tegen een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar dat de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had het slachtoffer meermalen in het gezicht geslagen en daarbij letsel veroorzaakt. De rechtbank overwoog dat er sprake was van medeplegen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en verstandelijke beperking, en legde een werkstraf op in plaats van een zwaardere straf. De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840330-17
Datum uitspraak : 14 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te PI Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel
Raadsman: mr. A.T. Tilburg, advocaat te Spijkenisse.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering
wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 07 juni 2016 te Ermelo op de openbare weg de Fokko Kortlanglaan tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
  • die (fietsende) [slachtoffer] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of
  • die [slachtoffer] gedwongen heeft/hebben mee te lopen en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Lever je telefoon in" en/of (vervolgens) de telefoon uit de broekzak van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
  • die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen om het wachtwoord van zijn telefoon (af) te geven danwel (zelf) in te(laten) toetsten en/of
  • een boomstam boven zijn/hun hoofd heeft/hebben gehouden en/of (vervolgens) die boomstam tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gegooid en/of
  • die [slachtoffer] ten val heeft/hebben gebracht en/of - die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd en/of de benen heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij tegen niemand iets mocht zeggen, anders zouden ze hem (laten) doodmaken en dat ze een vuurwapen zouden regelen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
A:
hij op of omstreeks 07 juni 2016 te Ermelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon ( [merk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
en/of
B:
hij op of omstreeks 07 juni 2016 te Ermelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Je mag tegen niemand iets vertellen anders maken we je dood" en/of "We regelen een vuurwapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
C:
hij op of omstreeks 07 juni 2016 te Ermelo openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Fokko Kortlanglaan, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
  • het tot stoppen dwingen van die (fietsende) [slachtoffer] en/of
  • het dwingen tot meelopen van die [slachtoffer] gedwongen en/of
  • het gooien van een boomstam tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
  • het ten val brengen van die [slachtoffer] en/of
  • (terwijl hij op de grond lag) het één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd en/of de benen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen van die [slachtoffer] en/of terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer]
  • ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
meer subsidiair
hij op of omstreeks 7 juni 2016 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (meermalen) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het (overige) lichaam te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 15 juli 2016 deed [slachtoffer] aangifte van een incident dat in de nacht van 7 juli 2016 plaatsvond aan de Fokko Kortlanglaan te Ermelo, waarbij aangever letsel opliep. De politie stelde een onderzoek in. Op 11 oktober 2016 werden [medeverdachte 1] en [verdachte] als verdachten aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte van de primair en subsidiair onder A, B en C ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair en subsidiair onder A, B en C ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft bepleit dat een bewezenverklaring kan volgen voor het meer subsidiair ten laste gelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de primair en subsidiair onder A, B en C ten laste gelegde feiten heeft begaan wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank spreekt verdachte van die feiten vrij.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 15 en 16;
- de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , p. 22.
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018.
De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de nacht van 7 juli 2016 met aangever op een afgelegen plek hebben afgesproken. [medeverdachte 2] had verteld over gebeurtenissen tussen haar en aangever. Verdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens gebeld met aangever en gezegd: “als je nu stoer bent kom je naar de kerk”. Aangever is naar die plek gekomen en nadat een gesprek op niets uitliep, heeft verdachte als eerste geweld gebruikt door aangever met zijn vuist twee stompen in diens gezicht gegeven. Nadat verdachte heeft geslagen, heeft [medeverdachte 1] aangever nog meer klappen gegeven. Blijkens het in de geneeskundige verklaring beschreven letsel van aangever, zijn deze klappen tegen diens hoofd en lichaam gekomen. [medeverdachte 2] heeft het zien gebeuren, maar zij heeft niet ingegrepen.
De rechtbank overweegt dat sprake is van medeplegen wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Medeplegen veronderstelt een nauwe en bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers met opzet samenwerken.
Gelet op de wijze waarop aangever naar de kerk is ‘gelokt’ en de daaropvolgende gebeurtenissen waarbij beide verdachten geweld hebben gebruikt tegen aangever is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een volledige, nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Zij hebben, beide geweldshandelingen in de richting van aangever verricht, aldus verdachte ter zitting. Bovendien heeft [medeverdachte 2] zich niet gedistantieerd van het incident.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander aangever [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meerdere klappen tegen het hoofd en het lichaam te geven.

3.Bewezenverklaring

In raadkamer heeft de rechtbank vastgesteld dat in de tenlastelegging de pleegdatum 7 ju
ni 2016 staat vermeld, terwijl zich in het dossier enkel stukken bevinden die zien op de mishandeling van [slachtoffer] gepleegd op 7 ju
li 2016. De vraag is of dit kan worden beschouwd als een kennelijke verschrijving en de tenlastelegging verbeterd kan worden gelezen. De rechtbank onderkent dat de pleegdatum een kernbestanddeel van de tenlastelegging is en essentieel is met het oog op de informatiefunctie van de dagvaarding. Aan die informatiefunctie heeft de tenlastelegging in de onderliggende zaak voldaan, ondanks de vermelding van een onjuiste pleegdatum in de tenlastelegging. De raadsman heeft immers inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling bekend. De verdachte noch zijn raadsman heeft op enig moment blijk gegeven van enige onduidelijkheid of verwarring omtrent de vraag welk verwijt de officier van justitie verdachte heeft gemaakt.
Uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden volgt dat verdachte door een wijziging van de pleegdatum in de bewezenverklaring niet in zijn verdediging is geschaad. Dit brengt mee dat de rechtbank de tenlastelegging verbeterd kan en zal lezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Meer subsidiair
hij op
of omstreeks7 juli 2016 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander
of meer anderen, althans alleen,[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
(meermalen
) in/op/tegen het
gezicht/hoofd en/
ofhet (overige) lichaam te stompen/slaan
en/of te trappen/schoppen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Meer subsidiair:
Medeplegen van mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie heeft in zijn eis rekening gehouden met het tijdsverloop en de wraakactie die naderhand op verdachte zou zijn uitgevoerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een werkstraf voor de duur van 40 uren een passende afdoening is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 maart 2018;
- een voorlichtingsrapportage van de reclassering, gedateerd 12 april 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling tezamen en in vereniging van [slachtoffer] . Verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben met aangever afgesproken op een afgelegen plek. Het gesprek dat had moeten plaatsvinden, is uit de hand gelopen waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] geweld hebben gebruikt tegen aangever. Aangever heeft hierbij letsel opgelopen. Het gaat om een uiterst laakbaar feit. Indien verdachte al van mening kon zijn dat hij het probleem tussen aangever en [medeverdachte 2] moest oplossen, kwam hem geen enkel recht toe om zijn agressiegevoelens vervolgens op het slachtoffer af te reageren en daarbij geweld te gebruiken. In een beschaafde samenleving wordt recht in de rechtszaal gesproken en niet op straat.
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat verdachte erkent dat hij middelen gebruikt en dat dit problematisch is. Ten tijde van het tenlastegelegde incident rookte hij gemiddeld tien grote joints per dag en dronk veelvuldig alcohol. Nu hij in detentie verblijft (ivm een ander feit) gebruikt hij niets. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding en geen inkomen. Verdachte heeft een verstandelijke beperking, hetgeen ook maakt dat hij de gevolgen van zijn gedrag niet altijd kan overzien. Verdachte beschikt over weinig zelfinzicht en hij overschat zichzelf. In die zin zou het jeugdstrafrecht passend zijn. De kans op recidive is hoog. Geadviseerd wordt een werkstraf op te leggen en deze te laten uitvoeren door reclassering Nederland, gezien het feit dat verdachte beter lijkt te functioneren in en omgeving met volwassenen in plaats van met jongeren.
Verdachte heeft behoudens een transactie voor een bedreiging en vuurwerkbezit geen relevante documentatie en hoewel het hier gaat om geweld op straat, is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met een werkstraf voor de duur zoals hierna te bepalen. De rechtbank zal niet het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding, nu de reclassering heeft geadviseerd de werkstraf te laten uitvoeren door Reclassering Nederland en de rechtbank in de strafmaat rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden en de jeugdige leeftijd van verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de primair en subsidiair onder A, B en C ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. J.A.P. Bakker en mr. W.J. Koops, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2018.
Mrs. Van Linschoten en Koops zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] , hoofdagent van de politie eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016349429, gesloten op 8 december 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.