ECLI:NL:RBGEL:2018:2107

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
05/760127-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld tot werkstraf voor het voorhanden hebben van MDMA-pillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van 24 pillen met de stof MDMA. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A.A. Maat. De zaak kwam voor de militaire kamer na een onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2018. De tenlastelegging stelde dat de verdachte op of omstreeks 19 mei 2017 in Roosendaal opzettelijk aanwezig had gehad 24 tabletten, waarvan 20 roze en 4 blauwe, die MDMA bevatten, een middel dat onder de Opiumwet valt.

De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, ondanks enige twijfels over de 'chain of custody' van de in beslag genomen pillen. De verdediging betwistte echter de herkomst van de pillen en stelde dat de indicatieve test onvoldoende bewijs bood voor de aanwezigheid van MDMA. De militaire kamer oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren, ondanks de twijfels over de bewijsketen.

De militaire kamer legde de verdachte een werkstraf op van 80 uur, lager dan de geëiste 120 uur, rekening houdend met het feit dat de verdachte zijn baan had verloren door zijn handelen. De rechtbank benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van drugs en de impact daarvan op de volksgezondheid. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760127-17
Datum uitspraak : 30 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
raadsman: mr. R.A.A. Maat, advocaat te Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2017, te Roosendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 24 tabletten, van elk ongeveer 0,47 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 mei 2017 heeft verdachte te Roosendaal 24 tabletten voorhanden gehad. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie klopt de ‘chain of custody’ van de onderzochte drugs niet helemaal, omdat niet volstrekt duidelijk is of de door de politie onderzochte drugs dezelfde betreffen als de drugs die de Koninklijke Marechaussee naar het NFI heeft doorgestuurd. Dit leidt volgens de officier van justitie echter niet tot vrijspraak, nu de indicatietest door de politie voldoende is om aan te nemen dat de inbeslaggenomen tabletten XTC pillen zijn en de stof MDMA bevatten. Bovendien is er vanaf het moment van inbeslagname tot en met het onderzoek door het NFI consequent sprake van 24 pillen, te weten 4 blauwe en 20 roze.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de drugs die door het NFI zijn onderzocht, de tabletten betreffen die bij verdachte in beslag zijn genomen. Volgens de verdediging is alleen een indicatieve test door de politie onvoldoende om aan te nemen dat de inbeslaggenomen tabletten MDMA bevatten. Deze tabletten kunnen volgens de verdediging placebo’s zijn.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer overweegt ten aanzien van de vraag of de ‘chain of custody’ al dan niet is doorbroken, dat uit de bewijsmiddelen het volgende kan worden herleid:
 op 19 mei 2017 zijn bij verdachte twintig stuks roze pillen (goednummer PL2000-2017115479-1722737), en vier stuks blauwe pillen (goednummer PL2000-2017115479-1722738) in beslag genomen. [3]
 op 20 mei 2017 heeft de politie een indicatieve test uitgevoerd met twintig roze pillen en vier blauwe pillen met dezelfde goednummers als hiervoor genoemd. Uit deze test volgde een positieve reactie op de aanwezigheid van XTC. Het proces-verbaal waar dit uit volgt heeft het proces-verbaalnummer beginnende met PL2000-2017115479. [4]
 in een volgend proces-verbaal onderzoek verdovende middelen wordt verwezen naar de verdovende middelen die in beslag zijn genomen onder het registratienummer PL2000-2017115479. In ditzelfde proces-verbaal krijgen de vier blauwe tabletten vervolgens het SIN nummer AAKK7535NL, [5] en de twintig roze tabletten het SIN nummer AAKK7536NL. [6]
 de tabletten onder voornoemde SIN nummers zijn vervolgens onderzocht door het NFI, wiens deskundige heeft geconcludeerd dat de tabletten MDMA bevatten. [7]
De militaire kamer overweegt dat de doelstelling van zorgvuldigheid in de ‘chain of custody’ en het toekennen van goednummers en SIN nummers is, dat vaststaat dat het spoor dat is getest, ook het spoor is dat daadwerkelijk voor de strafzaak getest diende te worden. Vergissingen dienen hierbij voorkomen te worden. Bovenstaand kader van de goednummers en de SIN nummers leidt bij de militaire kamer niet tot enige verwarring. Er blijkt duidelijk uit dat de pillen die bij verdachte in beslag zijn genomen ook de pillen zijn die bij de politie en vervolgens ook bij het NFI zijn getest. Dat de pillen telkens worden omschreven als twintig roze pillen en vier blauwe pillen versterkt dit oordeel alleen maar. Nu slechts wordt vermeld dat de tabletten MDMA bevatten, kan de militaire kamer niet concluderen hoeveel MDMA per tablet aanwezig is.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 mei 2017, te Roosendaal,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad 24 tabletten
, vanelk
ongeveer 0,47 gram, in elk gevaleen hoeveelheid
van een materiaal bevattendeMDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) bevattende, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien er een substantiële straf zou worden opgelegd, dit geheel voorwaardelijk te laten zijn. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een geldboete op te leggen. De verdediging heeft daarnaast verzocht er in de straftoemeting rekening mee te houden dat verdachte door het feit zijn baan is kwijt geraakt.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf, gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 februari 2018.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 24 XTC-pillen. Hij had deze pillen naar eigen zeggen gekocht voor een vriend van hem. Drugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen.
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde militair en heeft, ondanks dat hij wist van het strenge drugsbeleid binnen de Krijgsmacht, verdovende middelen aangeschaft. De militaire kamer neemt het verdachte kwalijk dat hij zo lichtzinnig is omgesprongen met de regels bij Defensie. Anderzijds neemt de militaire kamer in aanmerking dat verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast weegt de militaire kamer mee dat verdachte ten gevolge van het feit zijn baan is verloren, daardoor een aantal maanden werkloos thuis heeft gezeten en nu weer probeert zijn leven opnieuw op orde te krijgen. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen acht de militaire kamer een werkstraf ter hoogte van 80 uur passend en geboden. De straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie omdat de militaire kamer wel rekening houdt met het feit dat verdachte zijn baan is verloren. Hierbij overweegt de militaire kamer nog dat oplegging van een geldboete gezien de hoeveelheid XTC pillen niet passend is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans, rechters, en Kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, District Zuid opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27YS/17-001959, gesloten op 8 juni 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p.38 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2018.
3.Kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, d.d. 19 mei 2017.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p.45.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p.47.
6.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p.48.
7.NFI rapport identificatie van veelvoorkomende drugs, p.49-50.