ECLI:NL:RBGEL:2018:2028

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
2 mei 2018
Zaaknummer
05/740497-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot doodslag op grond van voorwaardelijk opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in Vught. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op een slachtoffer, met als alternatief poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2017 in Zaltbommel, met een Stanleymes, de hals van het slachtoffer heeft gesneden, wat leidde tot ernstige verwondingen. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot doodslag, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet de dader was en geen opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft gecreëerd en deze kans ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De deskundigen concludeerden dat de stoornis de rechtstreekse oorzaak was van het gepleegde feit, waardoor de rechtbank besloot de verdachte niet strafbaar te verklaren en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan werd de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd, gezien de risico's van recidive en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740497-17
Datum uitspraak : 2 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
doch thans gedetineerd te Vught PPC Vught,
raadsman: mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 januari en 18 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] . Als dit niet kan worden bewezen, wordt hem een poging tot zware mishandeling van genoemde persoon verweten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, zoals primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld, dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, nu niet kan worden bewezen dat hij degene was die het letsel bij [slachtoffer] heeft toegebracht.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen. Verdachte zou immers geen opzet op het doden van [slachtoffer] hebben gehad. Verder, zo heeft de verdediging gesteld, heeft hij ook de kans dat [slachtoffer] door zijn handelen zou komen te overlijden niet willens en wetens aanvaard, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] met kracht in zijn nek heeft gesneden.
Beoordeling door de rechtbank
Op 18 oktober 2017 waren verdachte en [slachtoffer] samen in een container in Zaltbommel aan het werk . [2] Verdachte had op dat moment een Stanleymes bij zich. [3]
[slachtoffer] heeft hierover het volgende verklaard. Hij zag dat verdachte achter hem langs de container uit liep. Toen hij achterom wilde kijken waar verdachte was, voelde hij dat hij vastgepakt werd. Volgens hem werd hij met de linkerarm vastgepakt en werd vervolgens met de rechterarm langs zijn keel gegaan. Hij voelde ook iets op zijn keel. [slachtoffer] besefte enkele seconden later, toen hij met zijn hand aan zijn keel voelde en allemaal bloed op zijn hand zag, dat hij met een mes was gesneden. [4] Op dat moment stond [getuige] links naast de pallets in de container. Verder was er niemand anders in de buurt. [5]
[getuige] heeft verklaard, dat hij zag dat verdachte en [slachtoffer] bij elkaar stonden. Hij draaide zich weg van de pallet en zag op dat moment dat [slachtoffer] richting de pallets viel. [getuige] zag dat [slachtoffer] met zijn rechterhand zijn hals vasthield. Verdachte rende op dat moment door de deur naast de container naar buiten. [getuige] zag toen dat er bloed uit de hals van [slachtoffer] liep. [6]
Op diezelfde dag is in het ziekenhuis bij [slachtoffer] aan de rechterzijde van zijn hals een dwarse snijverwonding waargenomen van ongeveer 12 centimeter. De huid is op die plek geheel door gesneden geweest. Er was zicht op de onderliggende structuur, namelijk zowel het vlies van de spier en als de spier zelf. Aan de linkerzijde van de hals is toen een kleinere snijverwonding van 3 centimeter gezien. [7]
Poging tot doodslag (primair)
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat verdachte met een Stanleymes in de nek/hals van [slachtoffer] heeft gesneden. Immers, naast [getuige] en verdachte was op dat moment niemand anders in de buurt van [slachtoffer] en had verdachte een Stanleymes bij zich.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de nek vitale onderdelen van het lichaam bevinden, zoals de halsslagader, zenuwbanen en de luchtpijp. Zoals vastgesteld was de snijverwonding bij [slachtoffer] zo diep dat het spiervlies bloot lag. Verdachte heeft door zijn handelen dan ook een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven geroepen en deze – naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging door hem met een Stanleymes in zijn nek/hals te snijden – ook bewust aanvaard. De rechtbank acht, gelet daarop, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van aangever.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 oktober 2017 in de gemeente Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet - die [slachtoffer]
meermalen, in ieder geval éénmaal,met een
(Stanley
)mes,
in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, in de nek/hals/
keelheeft gesneden
/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog, en dr. R.F. Ferdinand, kinder- en jeugdpsychiater hebben elk afzonderlijk over verdachte een Pro Justitia rapportage opgemaakt, respectievelijk d.d. 22 januari 2018 en d.d. 2 februari 2018. Beide deskundigen hebben op 16 april 2018 aanvullend over verdachte gerapporteerd.
De deskundigen hebben daarin geconcludeerd, dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er is bij verdachte sprake van een stoornis in de zin van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Differentiaal zou nog gedacht kunnen worden aan een schizofreniforme stoornis of een psychotische stoornis door het gebruik van amfetamine en cannabis; begonnen tijdens intoxicatie. Verder zou er nog gedacht kunnen worden aan dissociatieve amnesie met dissociatieve vlucht. Het psychotische beeld wordt gekenmerkt door achterdocht. Zijn realiteitstoetsing raakt soms dermate verstoord en zijn oordeel- en kritiekfuncties worden dan aangetast. Verdachte heeft vanaf de zomer 2017 de gedachte gehad dat anderen hem wat aan wilden doen. Hij dacht dan dat anderen hem uitlachten of achter zijn rug over hem spraken. Hij had ook ernstige agressieve belevingen, zoals het idee dat de politie zijn huis had overvallen en gaten in zijn buik had geboord. Verdachte had nare dromen en sliep niet goed, was gespannen, angstig en durfde niet naar buiten. Hij ging nog wel naar zijn werk, maar was ook daar achterdochtig en had ook daar het idee dat anderen achter zijn rug over hem spraken. Hij voelde zich bedreigd en had in toenemende mate het idee dat iedereen naar hem keek en hem kwaad wilde doen. Gezien de informatie in het dossier en het geobserveerde gedrag kan gesteld worden dat de stoornis de rechtstreekse oorzaak is voor het plegen van de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt om het feit in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusies van voornoemde deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte sluit zich daarbij aan. De rechtbank neemt deze conclusies mitsdien over. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het ten laste gelegde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van een poging tot doodslag ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 december 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 26 oktober 2017;
- een multidisciplinair rapport van drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog, gedateerd 22 januari 2018 en van dr. R.F. Ferdinand, kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 2 februari 2018;
- een aanvullend psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van dr. R.F. Ferdinand, kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 16 april 2018;
- een aanvullend psychologisch onderzoek Pro Justitia van drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog, gedateerd 16 april 2018.
Verdachte heeft zich onder invloed van een stoornis schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft uit het niets [slachtoffer] vastgepakt en hem in zijn nek gesneden. Dit feit had voor [slachtoffer] heel anders af kunnen lopen, immers snijdt verdachte hem zo diep in zijn nek , dat het spierweefsel van [slachtoffer] bloot kwam te liggen, terwijl juist in de nek vitale onderdelen van het lichaam liggen. De goede afloop van zijn handelen is dan ook niet aan verdachte zelf te danken. Dit betreft een zeer ernstig feit.
Uit voormelde Pro Justitia rapportages komt naar voren dat met name de psychotische belevingen van verdachte en de daarmee gepaard gaande angst ten aanzien van zijn omgeving en de waanachtige overtuiging dat zijn omgeving hem iets wil aandoen belangrijke recidivefactoren zijn. Een willekeurige externe prikkel kan bij verdachte al tot een psychotische doorbraak leiden waardoor hij zich voor zijn omgeving onvoorspelbaar kan gedragen. Zolang verdachte zo psychotisch ontregeld blijft is sprake van risicofactoren op alle leefgebieden. Het recidiverisico op feiten soortgelijk aan het tenlastegelegde feit wordt dan ook als hoog ingeschat, indien en voorzover verdachte niet de juiste adequate psychiatrische zorg en behandeling ontvangt. Een klinisch behandeltraject dat gericht is op het vergroten van ziekte-inzicht, verdere stabilisatie van de psychose, versterking van de sociale en copingvaardigheden en preventie van terugval in middelengebruik is hiervoor vereist. Beide deskundigen adviseren dan ook een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37 Sr.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar noodzakelijk is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten, te weten dat het strafbare feit aan verdachte wegens voornoemde ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de veiligheid van verdachte, van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel eist.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 37, 39, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart
verdachte niet strafbaaren
ontslaatverdachte van alle
rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte wordt
geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2018.
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 in de gemeente Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet - die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een (stanley)mes, in ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, in de nek/hals/keel heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 in de gemeente Zaltbommel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, - die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een (stanley)mes, in
ieder geval een dergelijk scherp voorwerp, in de nek/hals/keel heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017482544, gesloten op 1 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2018 en het proces-verbaal van aangifte, p. 11.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 12.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 11 en 12.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 26.
6.Het proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 66.
7.Een schriftelijk bescheid, zijnde een letselverklaring, p. B 84.