Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 februari 2018, ingekomen op 28 februari 2018;
- het schriftelijke verweer van de rechter van 3 april 2018.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 april 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers tegen mr. J.M. Graat, de rechter in een eerdere huurzaak. Verzoekers voerden aan dat zij onvoldoende waren gehoord en dat de rechter niet geïnteresseerd leek in hun verhaal, wat hen de indruk gaf dat de rechter al een oordeel had gevormd. De rechter had echter aangegeven dat zij de betalingsbewijzen wilde bekijken en dat de ontbinding van de huurovereenkomst, ondanks de betaling van de huurachterstand, nog steeds aan de orde kon zijn. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet partijdig had gehandeld en dat de verzoekers niet objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid hadden kunnen aanvoeren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekers waren aangevoerd niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.