ECLI:NL:RBGEL:2018:2

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
2 januari 2018
Zaaknummer
05/840068-17 + 05/841030-17 (gevoegd ter terechtzitting) + 05/841922-13 (tul) + 021/001408-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een gevangenisstraf voor bedreigingen

Op 2 januari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging. De zaak betrof meerdere parketnummers, waaronder 05/840068-17 en 05/841030-17. De verdachte werd ervan beschuldigd op 20 januari 2017 in Tiel een bankmedewerker, genaamd [slachtoffer 1], te hebben bedreigd met de dood en opzettelijk dreigend te hebben gesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door te zeggen 'Ik maak je eerst dood en dan pas ga ik dreigen' en door met zijn vuist op de balie te slaan, een ernstige bedreiging heeft geuit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging van een reclasseringsmedewerker, [slachtoffer 2], op 9 augustus 2017. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook in deze zaak wettig en overtuigend had bedreigd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], ter hoogte van € 978,35, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840068-17 + 05/841030-17 (gevoegd ter terechtzitting) + 05/841922-13 (tul) + 021/001408-15 (tul)
Datum uitspraak : 2 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is
ten aanzien van parketnummer 05/840068-17ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 20 januari 2017, in de gemeente Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (medewerker bij de [naam bank]
bank aldaar), te dwingen tot de afgifte van een bedrag aan geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam bank] bank, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, -opzettelijk dreigend aan de balie van een filiaal van de [naam bank] Bank aldaar
tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd (zakelijk weergegeven), dat hij (verdachte)
geld wilde, en/of - nadat hem (verdachte) was uitgelegd (zakelijk weergegeven)
dat hij geen geld kon opnemen - opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 1]
heeft gezegd (zakelijk weergegeven), dat hij (verdachte) wel geld kon opnemen
en/of dat hij (genoemde [slachtoffer 1] ) wel zou merken dat het wel kon, en/of
(vervolgens) -opzettelijk dreigend tegen genoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd of geschreeuwd:
"Ik maak je eerst dood en dan pas ga ik dreigen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, en/of (daarbij of vervolgens) -opzettelijk dreigend met zijn vuist op de balie heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 januari 2017, in de gemeente Tiel, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (medewerker bij de [naam bank] bank aldaar),
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte - terwijl hij zich in een filiaal van de [naam bank] bank
aldaar bevond - opzettelijk dreigend tegen genoemde [slachtoffer 1] gezegd of
geschreeuwd: "Ik maak je eerst dood en dan pas ga ik dreigen", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking, en/of heeft verdachte (daarbij of
vervolgens) opzettelijk dreigend met zijn vuist op een balie van dat
bankfiliaal geslagen;
Aan verdachte is
ten aanzien van parketnummer 05/841030-17ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 augustus 2017, althans in de maand augustus 2017, in de gemeente Tiel, een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (reclasseringsmedewerker), heeft bedreigd
met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting, door die [slachtoffer 2] (direct en/of indirect) opzettelijk dreigend de
woorden toe te voegen: "Jij maakt mijn familie stuk, nu ga ik jou en jouw
familie stuk maken" en/of "Ik ga je vermoorden, ik ga je mee naar mijn huis
nemen en ik stop je daar in de kruipruimte. Ik ga je dan overgieten met
benzine en ik steek je daarna in de fik", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, en/of door opzettelijk dreigend een of meer slaande bewegingen te maken in de richting van het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] ;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het primair onder parketnummer 05/840068-17 tenlastegelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Ten aanzien van het subsidiair onder parketnummer 05/840068-17 en het onder 05/841030-17 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging zijn geen bewijsverweren gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
ten aanzien van parketnummer 05/840068-17
Door aangever [slachtoffer 1] wordt verklaard dat hij op 20 januari 2017 werkzaam was als bankmedewerker bij de [naam bank] -bank te Tiel toen hij verdachte binnen zag komen. Verdachte wilde geld opnemen zonder bankpas waarop [slachtoffer 1] tweemaal aangaf dat dit niet mogelijk is. De man zei dat [slachtoffer 1] wel zou merken dat dit wel kon en keek hem daarbij strak aan. [slachtoffer 1] hoorde de man daarop schreeuwen: “Ik maak je eerst dood en dan pas ga ik dreigen”, waarbij hij met zijn vuist op de balie sloeg en met zijn gezicht dichtbij het zijne kwam. [slachtoffer 1] voelde zich ernstig bedreigd en was bang dat het uit zou lopen op een fysieke confrontatie. [2]
Door een collega van [slachtoffer 1] , getuige [getuige 1] , wordt verklaard dat zij verdachte tegen [slachtoffer 1] hoorde zeggen: “Ik dreig niet. Ik maak eerst iemand dood en dan dreig ik pas”, waarbij verdachte met zijn vuist op de balie sloeg. [3]
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: “Ik dreig niet. Ik maak eerst iemand dood en dan dreig ik pas” [4] , maar dat hij hiermee niet heeft bedoeld [slachtoffer 1] te bedreigen.
De rechtbank stelt voorop dat zij met de officier van justitie van oordeel is dat op basis van de bewijsmiddelen het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de woorden die door verdachte zijn geuit van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geuit dat daarbij redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte ook daadwerkelijk over zou gaan tot uitvoering. De rechtbank hecht daarbij minder belang aan de precieze bewoordingen van verdachte. De strekking van zijn woorden – in ieder geval “eerst dood maken en dan bedreigen” – en het daarbij op de balie slaan met de vuist vindt de rechtbank bedreigend. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
ten aanzien van parketnummer 05/841030-17
Door aangever [slachtoffer 2] wordt verklaard dat hij op 9 augustus 2017 als reclasseringswerker op bezoek was bij verdachte in zijn huis in Tiel en dat zij daarna gingen wandelen. Het gedrag van verdachte sloeg tijdens die wandeling om. Verdachte zei tegen [slachtoffer 2] : “Jij maakt mijn familie stuk, nu ga ik jou en jouw familie stuk maken” en “Ik ga je vermoorden, ik ga je mee naar huis nemen en ik stop je daar in de kruipruimte. Ik ga je overgieten met benzine en steek je daarna in de fik”, waarna hij met zijn hand richting [slachtoffer 2] uithaalde en [slachtoffer 2] hem ontweek maar hij wel de hand van verdachte over zijn hoofd voelde gaan. In de hand van verdachte zaten haren van [slachtoffer 2] . Door [slachtoffer 2] wordt verklaard dat hij dacht dat verdachte zijn bedreigingen echt zou uitvoeren. [5]
Er zijn twee getuigen gehoord, collega’s van aangever [slachtoffer 2] . Door één van hen, [getuige 2] , wordt verklaard dat verdachte in een telefoongesprek met haar terugkwam op het incident waarvan [slachtoffer 2] aangifte heeft gedaan. Verdachte zei in dat telefoongesprek: “Ik heb wat haartjes uitgetrokken en hem wat klapjes gegeven” en “Ik wil [slachtoffer 2] in de kruipruimte gooien en benzine over hem uitgooien”. [getuige 2] verklaart dat zij hiervan is geschrokken. [6] Door de andere getuige, [getuige 3] , wordt verklaard dat verdachte tegenover haar de bedreigingen bevestigde en daarbij zei dat hij [slachtoffer 2] niet had geslagen maar had geschampt en daarbij wat haren van [slachtoffer 2] aan zijn hand terugvond. [7]
Gelet deze bewijsmiddelen acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/840068-17:
Subsidiair
hij op
of omstreeks20 januari 2017, in de gemeente Tiel, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (medewerker bij de [naam bank] bank aldaar),
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware
mishandeling,immers heeft verdachte - terwijl hij zich in een filiaal van de [naam bank] bank
aldaar bevond - opzettelijk dreigend tegen genoemde [slachtoffer 1] gezegd of
geschreeuwd: "Ik maak je eerst dood en dan pas ga ik dreigen", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking, en
/ofheeft verdachte (daarbij of
vervolgens) opzettelijk dreigend met zijn vuist op een balie van dat
bankfiliaal geslagen;
ten aanzien van parketnummer 05/841030-17:
hij op
of omstreeks09 augustus 2017,
althans in de maand augustus 2017,in de gemeente Tiel, een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (reclasseringsmedewerker), heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
/of
- gijzeling, en
/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting, door die [slachtoffer 2]
(direct en/of indirect)opzettelijk dreigend de
woorden toe te voegen: "Jij maakt mijn familie stuk, nu ga ik jou en jouw familie stuk maken" en
/of"Ik ga je vermoorden, ik ga je mee naar mijn huis nemen en ik stop je daar in de kruipruimte. Ik ga je dan overgieten met benzine en ik steek je daarna in de fik",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,en
/ofdoor opzettelijk dreigend een
of meerslaande bewegingen te maken in de richting van
het gezicht en/ofhet hoofd van die [slachtoffer 2] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair onder parketnummer 05/840068-17 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/841030-17 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
Bedreiging met gijzeling
en
Bedreiging met brandstichting

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 november 2017;
- een monodisciplinair rapport van [naam] , klinisch (neuro)psycholoog, gedateerd 18 december 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een bankmedewerker met de dood, omdat verdachte boos was dat hij geen geld op kon nemen zonder zijn bankpas. Verdachte heeft het slachtoffer daarmee behoorlijke angst aangejaagd, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het bedreigen van zijn reclasseringswerker. De angstgevoelens die verdachte daarmee bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht zorgen er blijkens de verklaring van het slachtoffer voor dat hij geen huisbezoeken aan verdachte meer durft te brengen.
De rechtbank neemt een en ander de verdachte zeer kwalijk.
Uit de strafrechtelijke documentatie van verdachte volgt dat hij veelvuldig is veroordeeld voor misdrijven, waaronder ook voor bedreiging.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat de psycholoog geen vaststellingen kan doen op basis van eigen onderzoek, maar dat eerder een persoonlijkheidsstoornis, agressieregulatieproblematiek en een verstandelijke beperking bij verdachte gediagnosticeerd zijn. Verdachte heeft ter zitting aangegeven te kampen met een verstandelijke beperking en met woedeaanvallen.
De rechtbank zal aan de verdachte conform de eis van de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken opleggen. De rechtbank vindt dit gelet op de aard en de ernst van de feiten en de strafrechtelijke documentatie passend. De rechtbank vindt een voorwaardelijke straf zoals door de raadsman is verzocht niet aan de orde, nu dit zou betekenen dat aan verdachte vooral een waarschuwing wordt gegeven, terwijl het van belang is dat aan verdachte een duidelijk signaal wordt gegeven dat hij met zijn gedrag grenzen overschrijdt.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt op de gevangenisstraf in mindering gebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/840068-17. Gevorderd wordt een bedrag van € 978,35.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden waar verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk voor is, daaronder begrepen ook immateriële schade. Daarvoor wordt door de benadeelde partij € 500,00 gevorderd en dat acht de rechtbank redelijk. De rechtbank zal dit dan ook toewijzen. De materiële schade is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal ook deze schadepost toewijzen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 20 januari 2017.
7b. De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/841922-13
De voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf onder genoemd parketnummer is reeds ten uitvoer gelegd.
De rechtbank zal het openbaar ministerie daarom – conform vordering van de officier van justitie – niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 21/001408-15De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde straf.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken ten uitvoer gelegd te worden

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 27, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair onder parketnummer 05/840068-17 tenlastegelegde.
 Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/840068-17 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1] ,van een bedrag van
€ 978,35(negenhonderd achtenzeventig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 978,35(negenhonderd achtenzeventig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2017, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 19 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/841922-13

verklaarthet openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering.

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 21/001408-15

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2015, te weten van:
2 weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2018.

Voetnoten

1.Ten aanzien van parketnummer 05/840068-17 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, Basisteam De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017031614, gesloten op 21 januari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 3-4.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 5.
4.De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 december 2017.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 3-4.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 6.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 8.